In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de WOZ-waarde van een woning in Bloemendaal voor de jaren 2012 en 2013 is vastgesteld. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen de waardebeschikkingen die door de heffingsambtenaar zijn afgegeven. Voor het jaar 2012 is de waarde vastgesteld op € 2.740.000 en voor 2013 op € 2.694.000. De rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het hoger beroep is ingesteld.
Tijdens de zitting heeft de belanghebbende zijn standpunt herhaald dat de vastgestelde waarden te hoog zijn. De heffingsambtenaar heeft zijn taxatierapporten overgelegd, waarin de waarde van de woning is onderbouwd met vergelijkingsobjecten en verkoopgegevens. Het Hof heeft de argumenten van de belanghebbende en de heffingsambtenaar zorgvuldig afgewogen. Het Hof sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarden niet te hoog zijn.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De kosten van de procedure worden niet toegewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 10 december 2015.