Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlasteleggingen
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2006 tot en met 9 maart 2007 te Almere en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Hoofddorp en/of op een of meer andere plaatsen in Nederland en/of in Turkije en/of Roemenië en/of België, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van ongeveer 106 kilogram heroïne (of een gedeelte daarvan), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens) tezamen en in vereniging met (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk, een of meermalen
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juni 2006 tot en met 9 maart 2007 te Almere en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Hoofddorp en/of op een of meer andere plaatsen in Nederland en/of in Turkije en/of Roemenië en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 106 kilogram heroïne (of een gedeelte daarvan), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende / zijnde verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk, een of meermalen,
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2006 tot en met 30 november 2006 te Almere en/of Amersfoort en/of Amsterdam en/of Hoofddorp en/of op een of meer andere plaatsen in Nederland en/of in Turkije en/of Roemenië, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2006 tot en met 9 maart 2007 te Almere en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Amersfoort en/of Hoofddorp en/of elders in Nederland, (een of meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedragen (van in totaal ongeveer 441.900 euro) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans daarvan gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) op of omstreeks 6 augustus 2006 (ongeveer) 50.000,- euro en/of 6 oktober 2006 (ongeveer) 100.000,- euro en/of 8 oktober 2006 (in totaal ongeveer) 50.000,- euro en/of 8 januari 2007 (ongeveer) 125.000,- euro en/of 12 februari 2007 (ongeveer) 50.000,- euro en/of 27 februari 2007 (in totaal ongeveer) 10.000,- euro en/of 7 maart 2007 (ongeveer) 40.000,- euro en/of 9 maart 2007 (ongeveer) 16.900,- euro voorhanden gehad en/of overhandigd en/of via een undergroundbanker overgedragen en/of ontvangen;
Omvang van het hoger beroep
Vonnis waarvan beroep
Geldigheid van de dagvaarding
“(andere) hand- en spandiensten heeft/hebben verricht”,alsmede het laatste gedachtestreepje van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde, te weten
“(andere) hand- en spandiensten verricht”, onvoldoende feitelijk zijn zodat niet duidelijk is welke handelingen hiermee aan de verdachte worden verweten. Het hof acht de dagvaarding, voor zover het deze gedachtestreepjes betreft, partieel nietig.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
Bespreking van verweren strekkend tot bewijsuitsluiting
Vrijspraak ten aanzien van zaak A feit 1 primair
Partiële vrijspraak ten aanzien van zaak B
Overwegingen omtrent het bewijs
algemeen
ten aanzien van zaak A feit 1 subsidiair
ten aanzien van zaak A feit 2
- op 2 augustus 2006 kondigde [medeverdachte 5] de verdachte aan dat hij met ‘ [betrokkene 2] ’ zou praten. De verdachte zei daarop onder meer: “we zullen er erg dankbaar zijn”;
- op 5 augustus 2006 zei [medeverdachte 5] tegen ‘NN [betrokkene 2] ’ dat hij naar [medeverdachte 9] moest gaan en dat [medeverdachte 9] hem/het naar [medeverdachte 11] zou brengen.
- op dezelfde dag deelde [medeverdachte 5] de verdachte mee dat ‘ [betrokkene 1] ’ gestuurd zou worden, dat hij, [medeverdachte 5] , het nummer van [medeverdachte 11] zou doorgeven en dat ‘ze’ monsters wilden;
- op 6 augustus 2006 vertelde de verdachte aan [medeverdachte 5] dat ‘ze’ zouden komen om ‘het’ voor [naam] te nemen. Op de tegenwerping van [medeverdachte 5] dat het alleen [betrokkene 2] was, verzekerde de verdachte hem dat [naam] de kop/hoofd/begin ervan was;
- Op 20 augustus 2006 bespraken [medeverdachte 5] en ‘NN [betrokkene 2] ’ dat de kwaliteit niet goed zou zijn, dat de papieren naar [medeverdachte 9] moesten en dat die ze zou kopiëren;
- Op 23 augustus 2006 instrueerde [medeverdachte 5] [medeverdachte 9] dat [medeverdachte 11] de dag erna ‘kopieën van het farsh’ (tapijt) aan hem zou geven en dat hij die aan [betrokkene 1] moest geven;
- Op 3 september 2006 spraken [medeverdachte 5] en [medeverdachte 11] over ‘die kopie’ en over ‘farsh’. [medeverdachte 5] vertelde [medeverdachte 11] dat ‘zij’ daarover met hem gebeld hadden en dat het de bedoeling was dat [medeverdachte 11] zelf met ‘hen’ contact op zou nemen. [medeverdachte 5] gaf daarop het telefoonnummer van [betrokkene 1] aan [medeverdachte 11] door;
- Op 20 september 2006 vroeg [medeverdachte 5] aan de verdachte ‘hoeveel Farsh’ er nog waren, waarop de verdachte antwoordde dat hij het niet wist maar dat het ‘er nogal veel waren’ en dat [medeverdachte 5] dat aan [medeverdachte 11] had kunnen vragen;
- Op diezelfde dag besprak [medeverdachte 5] met [medeverdachte 10] de mogelijkheid dat [medeverdachte 10] ‘het’ zou regelen. Ook in dit gesprek kwamen fotokopieën’ ter sprake.
- Op 29 september 2006 spraken [medeverdachte 5] en de verdachte opnieuw over hoeveel ‘farsh’ er nog over was. De verdachte zei dat hij daar navraag naar zou doen.
Bewijsoverweging ten aanzien van zaak B
- De verdachte krijgt van [medeverdachte 5] de naam [bijnaam] door samen met een telefoonnummer en een token.
- Kort hierna belt de verdachte naar deze [bijnaam] op het hem doorgegeven telefoonnummer.
- [bijnaam] stuurt kort daarna een sms-bericht vanaf ditzelfde telefoonnummer waarin wordt gemeld dat een telefoontje van de Turk was ontvangen.
- Nadat de verdachte wederom telefonisch contact heeft gehad met [bijnaam] vindt op 6 oktober 2006 een ontmoeting plaats tussen de verdachte en [bijnaam] bij de Hema in Amsterdam.
- Na deze ontmoeting stuurt [bijnaam] een sms-bericht dat 100 cd’s van de Turk waren ontvangen, waarbij ook het tokennummer werd genoemd dat eerder door [medeverdachte 5] telefonisch aan de verdachte was doorgegeven.
- Kort daarop stuurt [bijnaam] een sms-bericht dat 100 cd niet ok was, maar dat 99950 ok was.
Bewezenverklaring
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2006 tot en met 9 maart 2007 in Nederland en Turkije en België, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, te weten het opzettelijk afleveren, verstrekken, vervoeren van ongeveer 106 kilogram heroïne voor te bereiden en/of te bevorderen, opzettelijk een of meermalen,
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 30 november 2006 in Nederland en/of Roemenië, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, voor te bereiden en/of te bevorderen, opzettelijk een of meermalen,
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 mei 2006 tot en met 9 maart 2007 in Nederland, meermalen, alleen, telkens voorwerpen, te weten geldbedragen heeft voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij telkens wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, immers heeft hij, verdachte, op 6 oktober 2006 (ongeveer) 99.950,- euro en 8 januari 2007 (ongeveer) 125.000,- euro en 12 februari 2007 (ongeveer) 50.000,- euro voorhanden gehad en overhandigd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Op 12 december 2013 heeft de rechtbank vonnis gewezen. Aldus is in eerste aanleg het recht van het in artikel 6, eerste lid, EVRM gewaarborgde recht van de verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn geschonden. Bij de mate waarin deze termijn is overschreden heeft het hof acht geslagen op de bijzondere omstandigheden van deze zaak waaronder het grensoverschrijdende karakter van het onderzoek, de uitvoering die is gegeven aan de onderzoekswensen van de verdediging - waaronder het horen van een groot aantal (deels in het buitenland verblijvende) getuigen - alsmede de gelijktijdige berechting van de zaken tegen de medeverdachten.
Beslag
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: