ECLI:NL:GHAMS:2015:5619

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
31 december 2015
Zaaknummer
200.178.832/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en voortzetting van de regeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had op 21 oktober 2015 beroep aangetekend tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2015, waarin de rechtbank de schuldsaneringsregeling tussentijds had beëindigd. Tijdens de zitting op 8 december 2015 heeft de appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. De bewindvoerder was ook aanwezig en heeft de situatie van de appellant uiteengezet.

De appellant heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder het verlies van meerdere familieleden, niet in staat was om volledig aan zijn verplichtingen te voldoen. Hij heeft echter wel de ontbrekende stukken, waaronder sollicitatiebewijzen, tijdig overgelegd aan de bewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling in onvoldoende mate aan zijn verplichtingen heeft voldaan, maar dat hij inmiddels alle ontbrekende gegevens heeft overgelegd.

Het hof heeft geoordeeld dat er thans onvoldoende grond bestaat voor de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De appellant krijgt de kans om de schuldsaneringsregeling voort te zetten, met de waarschuwing dat alle verplichtingen onverkort van kracht blijven. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de voordracht tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De rechtbank zal te zijner tijd bepalen of de appellant de zogenoemde schone lei wordt verleend.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.178.832/01
insolventienummer rechtbank : C/13/12/160-R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 december 2015
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [plaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M.J.R. Roethof te [plaats] .

1.Het geding in hoger beroep

Appellant wordt hierna [appellant] genoemd.
[appellant] is bij per fax op 21 oktober 2015 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2015, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] tussentijds heeft beëindigd.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 8 december 2015. Bij die behandeling is [appellant] verschenen, bijgestaan door mr. Roethof voornoemd, die het beroepschrift mondeling heeft toegelicht. Voorts is namens de bewindvoerder […] verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het beroepschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, het verslag van de bewindvoerder van 26 november 2015, met bijlagen, en de namens [appellant] op 26 november 2015 nader overgelegde stukken. [appellant] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[appellant] heeft in het beroepschrift verzocht om het vonnis waarvan beroep, te vernietigen en hem alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien. Daartoe heeft hij – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat [appellant] , ondanks daartoe herhaald en nadrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld, niet heeft voldaan aan de voor hem uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en inspanningsverplichting. [appellant] heeft de afgelopen drie jaren veel meegemaakt. Hij heeft onder meer een aantal familieleden, onder wie zijn moeder, vader, tante en ongeboren baby, verloren. Het laatste sterfgeval - het overlijden van de moeder van [appellant] - heeft zich voorgedaan in augustus 2014. Eén en ander heeft de nodige impact gehad op [appellant] en zijn persoonlijke situatie, waardoor hij niet in staat is geweest volledig aan zijn verplichtingen te voldoen. Relevant is evenwel dat hij gedurende het grootste gedeelte van de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling zijn afspraken en verplichtingen is nagekomen. Bovendien heeft [appellant] de ontbrekende stukken, waaronder bewijzen van sollicitaties, alsnog tijdig aan de bewindvoerder doen toekomen. [appellant] heeft op 29 september 2015 de ontbrekende informatie in de brievenbus van - naar hij meende - de bewindvoerder gedaan. Later is gebleken dat dit de verkeerde brievenbus was. Aan de hand van een foto die [appellant] van de desbetreffende brievenbus had gemaakt, heeft de bewindvoerder de post uiteindelijk gevonden en heeft zij van de door [appellant] overgelegde informatie alsnog kennis kunnen nemen. Dit was evenwel na de zitting van 30 september 2015. Naar het oordeel van [appellant] is er geen grond de op hem van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. Hij stelt dat hem, gelet op zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden, nog een laatste kans moet worden geboden de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. [appellant] meent voldoende aannemelijk te hebben gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen vanaf heden naar behoren zal nakomen. Hij is uiterst gemotiveerd om de wettelijke schuldsaneringsregeling met goed gevolg te volbrengen, aldus nog steeds [appellant] .
2.2
De bewindvoerder heeft in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. [appellant] heeft gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling in onvoldoende mate voldaan aan de verplichtingen. Evenwel zijn door hem de ontbrekende stukken alsnog overgelegd en heeft hij de bewindvoerder alsnog zesendertig sollicitatiebewijzen over de periode januari tot en met september 2015 doen toekomen. Hiermee heeft [appellant] alsnog aan zijn informatie- en inspanningsverplichting voldaan. De boedelstand kan vooralsnog niet worden vastgesteld omdat er nog onduidelijkheid is omtrent de woonsituatie van [appellant] . [appellant] woonde bij zijn moeder, die op het huurcontract als huurder staat vermeld. Hij heeft het overlijden van zijn moeder niet gemeld aan de verhuurder waardoor het contract nog steeds op naam van zijn thans overleden moeder staat. Hij betaalt de maandelijkse huur met hulp van zijn neef, die hem daarvoor contant geld geeft. [appellant] is erop gewezen dat hij de verhuurder op de hoogte dient te stellen van het overlijden van zijn moeder en dat hij dient na te gaan of het huurcontract op zijn naam kan worden gezet, zodat hij in de huidige woning kan blijven. Tevens dient hij huurtoeslag aan te vragen na deze wijziging. Bij de gemeente dient [appellant] na te gaan of hij met terugwerkende kracht een aanvullende uitkering kan aanvragen. Zodra er duidelijkheid is omtrent de huur, de huurtoeslag en eventueel gewijzigd inkomen, zal de boedelstand kunnen worden berekend. Vooralsnog wordt er geen achterstand verwacht. Voor zover bekend zijn er geen nieuwe schulden ontstaan. Mogelijk zal de verhuurder aan [appellant] een boete opleggen in verband met het feit dat hij het overlijden van zijn moeder - naar hij zelf heeft aangegeven - pas op [datum] bij de verhuurder heeft gemeld en hij desondanks in het huis van zijn overleden moeder is blijven wonen. De bewindvoerder meent dat thans geen beletsel bestaat de regeling van [appellant] voort te zetten.
2.3
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat – zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, Faillissementswet (Fw) – uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de schuldenaar verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling wordt gevergd. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar zijn informatie- en/of sollicitatieverplichting niet nakomt dan wel een boedelachterstand en/of bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan.
2.4
Gebleken is dat [appellant] gedurende enige tijd in onvoldoende mate heeft voldaan aan zijn informatie- en inspanningsverplichting. De rechtbank heeft [appellant] bij vonnis van 7 mei 2014 een laatste kans gegeven alsnog aan zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen te voldoen en de op [appellant] van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling verlengd met één jaar. Omdat [appellant] ook daarna niet aan de verplichtingen voldeed, heeft de bewindvoerder de schuldsaneringsregeling andermaal voorgedragen voor tussentijdse beëindiging. Ter zitting van 30 september 2015 heeft de rechtbank [appellant] een allerlaatste kans gegeven alsnog de ontbrekende informatie aan de bewindvoerder te doen toekomen, waaronder begrepen bewijzen van door hem verrichte sollicitaties, en daartoe het wijzen van het vonnis op een langere termijn dan gebruikelijk gesteld, te weten twee weken. Nadat [appellant] ook deze termijn ongebruikt had laten verlopen, heeft de rechtbank de wettelijke schuldsaneringsregeling bij vonnis van 14 oktober 2015 tussentijds beëindigd zonder aan [appellant] een schone lei te verlenen.
2.5
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is evenwel gebleken dat [appellant] inmiddels alle ontbrekende gegevens, waaronder bewijzen van door hem verrichte sollicitaties, aan de bewindvoerder heeft doen toekomen. De bewindvoerder heeft in hoger beroep bevestigd dat [appellant] op 29 september 2009 de stukken in de verkeerde brievenbus heeft gedaan, en dat zij om die reden daar niet tijdig kennis van heeft kunnen nemen.
2.6
Het vorenoverwogene in aanmerking genomen is het hof met de bewindvoerder van oordeel dat thans onvoldoende grond bestaat voor tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Het hof zal hem dan ook in de gelegenheid stellen de schuldsaneringsregeling voort te zetten. [appellant] dient zich te realiseren dat hem hiermee een bijzondere kans wordt gegeven om uit zijn schuldenpositie te komen. Daarbij wordt opgemerkt dat alle voor [appellant] geldende verplichtingen onverkort van kracht blijven en dat hij deze stipt dient na te komen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.

3.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
- wijst de voordracht tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verstaat dat de rechtbank te zijner tijd bij gelegenheid van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling alsnog zal bepalen of aan [appellant] de zogenoemde schone lei wordt verleend.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, H.J.M. Boukema en G.H. Lankhorst en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.