ECLI:NL:GHAMS:2015:556

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
200.161.397/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onthouding van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling door onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontneming van de schone lei van appellante [X]. De rechtbank Amsterdam had eerder op 10 december 2014 de schone lei ontnomen, omdat [X] tijdens de schuldsaneringsregeling nieuwe schulden had laten ontstaan door onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag. Het hof heeft vastgesteld dat [X] wist dat zij geen recht had op deze toeslagen, wat haar schuldeisers heeft benadeeld. De zaak begon met een verzoekschrift van [X] op 17 december 2014, waarin zij het vonnis van de rechtbank aanvocht. Tijdens de zitting op 3 februari 2015 heeft [X] haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar advocaat, mr. J.A. van Gemeren, en de bewindvoerder, M. van Beek, was ook aanwezig.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de eerdere schuldsaneringsregeling die op 21 september 2007 was uitgesproken. De rechtbank had in 2010 de schone lei verleend, maar na ontdekking van nieuwe schulden aan de belastingdienst, die voortkwamen uit onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag, heeft de rechtbank geoordeeld dat [X] niet aan haar verplichtingen had voldaan. Het hof oordeelde dat de ontneming van de schone lei gerechtvaardigd was, omdat [X] niet had aangetoond dat zij recht had op de ontvangen toeslagen en dat haar handelen de schuldeisers had benadeeld. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, ondanks de persoonlijke omstandigheden van [X], zoals haar zorg voor haar kinderen en haar instabiele geestelijke toestand. De beslissing van het hof is dat de schone lei ontnomen blijft, en het vonnis van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.161.397/01
insolventienummer rechtbank : C/13/07/906
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 februari 2015
in de zaak van
[X],
wonende te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. J.A. van Gemeren te Capelle aan den IJssel.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [X]genoemd.
[X]is bij op 17 december 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2014, waarbij de rechtbank de bij vonnis van 6 oktober 2010 aan [X]verleende schone lei heeft ontnomen.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 3 februari 2015. Bij die behandeling is [X]verschenen, bijgestaan door mr. J.A. van Gemeren voornoemd, die het verzoekschrift heeft toegelicht. Voorts is de bewindvoerder, M. van Beek, verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, het verslag van de bewindvoerder van 27 januari 2015, met bijlagen, en de namens [X]op 17 december 2014 nader overgelegde stukken en de namens [X]ter zitting in hoger beroep nader overgelegde stukken. [X]heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
In hoger beroep is het volgende gebleken. De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 21 september 2007 de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van [X]. Bij vonnis van 6 oktober 2010 heeft zij vastgesteld dat [X]niet is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling en heeft zij aan haar daarom de zogenoemde “schone lei” verleend.
2.2
Nadien is de bewindvoerder gebleken dat [X]een nieuwe schuld heeft laten ontstaan aan de belastingdienst inzake ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslagen over de jaren 2009 en 2010 ter hoogte van € 24.530,33. Na verrekening met de berekende voorstand op de boedelrekening van € 6.135,37 resteert thans een schuld van € 18.394,96. De belastingdienst heeft de betaalde kinderopvangtoeslag teruggevorderd omdat Mračević, ondanks hiertoe meerdere malen in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft verzuimd aan te tonen dat zij recht had op die toeslagen. [X]heeft tegen deze terugvordering geen bezwaar ingediend. Na afloop van de termijn van de schuldsaneringsregeling heeft [X]ook nog een schuld van ongeveer € 120.000,- laten ontstaan aan de belastingdienst in verband met onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag over de jaren 2011, 2012 en 2013. Het beroep van [X]tegen de terugvordering kinderopvangtoeslag 2011 is ongegrond verklaard. [X]heeft op 8 november 2014 een herzieningsverzoek ingediend tegen de terugvorderingen kinderopvangtoeslag 2009, 2010, 2011 en 2012.
2.3
Op 24 mei 2013 heeft een verhoor van [X]plaatsgevonden bij de rechtbank. Uit het proces-verbaal van dat verhoor blijkt het voornemen van de rechter-commissaris een voordracht te doen tot ontneming van de schone lei ex artikel 358a Faillissementswet (Fw).
Op 2 september 2013 heeft de rechter-commissaris bedoelde voordracht gedaan. Er zijn vervolgens diverse mondelinge behandelingen van de zaak geweest, laatstelijk op 3 december 2014.
De rechtbank heeft bij vonnis van 10 december 2014 geoordeeld dat [X]tijdens de schuldsaneringsregeling een nieuwe bovenmatige schuld heeft laten ontstaan aan de belastingdienst van € 18.394,96 ter zake ten onrechte genoten kinderopvangtoeslag en daarmee alsnog niet heeft voldaan aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Hoewel [X]er op was gewezen verantwoording af te moeten leggen over de ontvangen kinderopvangtoeslag 2009 en 2010, heeft zij dat niet gedaan en heeft zij bovendien ten onrechte kinderopvangtoeslag ontvangen over de jaren 2011, 2012 en 2013. Deze tekortkoming valt [X]toe te rekenen, aldus steeds de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat nu na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling is gebleken dat zich voordien feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die grond zouden hebben opgeleverd voor beëindiging van de schuldsaneringsregeling op de voet van 350 lid 3 Fw, er aanleiding is te bepalen dat artikel 358 lid 1 Fw geen toepassing vindt. Zij heeft derhalve de schone lei ontnomen.
2.4
[X]heeft in het verzoekschrift verzocht om het vonnis waarin de aan haar verleende schone lei alsnog werd ontnomen, te vernietigen. Daartoe heeft [X]– samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. [X]betwist dat er sprake zou zijn van toerekenbare tekortkomingen en is van mening dat er rekening gehouden moet worden met haar persoonlijke omstandigheden. Zij is de moeder van vier kinderen van respectievelijk 11, 9, 6 en 4 jaar oud. Het kind van 6 is toen hij acht maanden oud was ernstig gehandicapt geraakt en is sindsdien van intensieve zorg afhankelijk. [X]heeft steeds ernstige zorgen over zijn welzijn en haar geestelijke toestand is daardoor instabiel. De vader van de kinderen, waarmee zij, na een tijd met hem te hebben samengewoond, uiteindelijk op 29 oktober 2010 is getrouwd, is uit beeld en helpt haar (ook financieel) niet met de kinderen. [X]heeft benadrukt geen opzet gehad te hebben iets fout te doen. Haar kinderen zijn in de bewuste periodes opgevangen door de gastouder, zijnde haar moeder. [X]is dan ook van mening dat zij de kinderopvangtoeslag niet ten onrechte heeft ontvangen en heeft daarom ook op 8 november 2014 een herzieningsverzoek ingediend bij de belastingdienst. [X]verzoekt het hof om haar belangen en die van de kinderen bij de belangenafweging het zwaarst te laten wegen en haar de schone lei te laten behouden.
2.5
De bewindvoerder heeft in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. Zij heeft [X]er meerdere malen op gewezen verantwoording over de genoten gastouderopvang af te leggen aan de belastingdienst. [X]heeft dit echter niet gedaan. De nieuwe schuld ontstaan tijdens de schuldsanering bedraagt, na verrekening met de boedelvoorstand € 18.394,16. De voorstand was volgens de bewindvoerder, indien geen nieuwe schuld was ontstaan, ten goede gekomen aan alle schuldeisers. Dat [X]vervolgens door is gegaan met het aanvragen van kinderopvangtoeslag, dan wel niet aan de belastingdienst heeft gemeld dat zij geen recht heeft op de toeslag, hetgeen heeft geleid tot een terugvordering over de jaren 2011, 2012 en 2013 ad € 120.000,- is volgens de bewindvoerder verwijtbaar te achten. Voorts heeft de bewindvoerder naar voren gebracht dat zij niet op de hoogte was van de samenwoning en het huwelijk van Mračević. De bewindvoerder blijft bij haar advies tot ontneming van de schone lei.
2.6
Het hof oordeelt als volgt. Uit artikel 358a, eerste lid, Fw volgt dat indien na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling met een zogenoemde schone lei blijkt dat zich voordien feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die grond zouden hebben opgeleverd voor de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op de voet van artikel 350, derde lid, onder e (de schuldenaar tracht zijn schuldeisers te benadelen), de rechter op verzoek van iedere belanghebbende de schone lei kan ontnemen.
2.7
Het hof is van oordeel dat zulke feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan. Daartoe is het volgende bepalend. Vast staat dat de schuld aan de belastingdienst betreffende ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag over de jaren 2009 en 2010 ten tijde van de schuldsaneringsregeling ontstaan is en pas na ommekomst van de looptijd bekend is geworden bij de bewindvoerder. [X]moet daarvan een verwijt worden gemaakt. Dat [X]van mening is dat zij de kinderopvangtoeslag niet ten onrechte heeft ontvangen en op die grond een herzieningsverzoek heeft ingediend op 8 november 2014 kan haar niet baten. Zij heeft in de periode van 2009 tot en met heden nimmer aangetoond, ondanks haar verplichtingen daartoe en toezeggingen van haar kant, dat zij ter zake uitgaven heeft gehad. Ook in hoger beroep heeft zij geen begin van bewijs bijgebracht dat van dergelijke uitgaven sprake is geweest en heeft zij niet gesteld tot dit bewijs in staat te zijn. In rechte moet dus worden aangenomen dat deze uitgaven niet zijn gedaan en dat de bedoelde uitkeringen ter zake kinderopvangtoeslag ten onrechte aan [X]ten goede zijn gekomen. Zij moest weten dat deze uitkeringen zouden worden teruggevorderd, dat daardoor nieuwe schulden zouden ontstaan en dat daardoor de schuldeisers zouden worden benadeeld. In dit geval worden (immers) de terugvorderingen 2009 en 2010 ad € 24.530,33 verrekend met de boedelvoorstand ad € 6.135,37. Deze boedelvoorstand zou, waren de uitkeringen niet ten onrechte gedaan, aan de schuldeisers van [X]te goede gekomen zijn. Een en ander moet daarom worden gezien als een omstandigheid als bedoeld in artikel 350, derde lid, sub e, Fw.
2.8
Ten overvloede geldt nog dat [X]in de periode van de schuldsanering is gaan samenwonen met een partner die inkomsten had, hetgeen de bewindvoerder eerst recent heeft vernomen. Naar voldoende aannemelijk is heeft ook dit benadeling van de schuldeisers opgeleverd, nu door het geen melding van deze samenwoning te maken geen rekening gehouden kon worden met deze inkomsten gedurende de looptijd van de schuldsanering.
2.9
De terugvorderingen die zijn ontstaan in 2011, 2012 en 2013 zijn pas na afloop van de looptijd ontstaan en vallen daarom in zoverre buiten de toepassing van artikel 358a Fw.
2.1
Het hof acht de feiten die zich hebben voorgedaan zodanig ernstig dat dit tot ontneming van de schone lei moet leiden. De persoonlijke omstandigheden van [X]maken dit niet anders. Het bestreden vonnis zal mitsdien worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J. Dun, mr. D. Kingma en mr. G.H. Lankhorst en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.