ECLI:NL:GHAMS:2015:555

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
24 februari 2015
Zaaknummer
200.161.672/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling wegens tekortschieten in informatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante [X]. Het hof heeft vastgesteld dat [X] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door haar ziekte langdurig niet aan haar verplichtingen kon voldoen. De rechtbank Noord-Holland had eerder op 16 december 2014 de schuldsaneringsregeling van [X] tussentijds beëindigd, wat aanleiding gaf tot het hoger beroep. Tijdens de zitting op 10 februari 2015 heeft [X] haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat haar ziekte van Crohn en een huidziekte haar energie ontnamen en dat zij zich depressief voelde. Ondanks deze omstandigheden had zij niet de nodige hulp ingeschakeld om aan haar verplichtingen te voldoen.

De bewindvoerder, J. van Straaten, heeft in hoger beroep aangegeven dat de informatieverstrekking door [X] niet adequaat was, wat leidde tot een gebrek aan inzicht in haar financiële situatie. Het hof heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de schuldenaar actief moet meewerken aan de uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Het hof oordeelde dat [X] tekort is geschoten in haar informatieplicht en dat haar situatie niet rechtvaardigt dat zij niet aan haar verplichtingen voldoet. De tekortkomingen zijn ernstig en verwijtbaar, wat de beslissing van het hof om het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen, ondersteunt.

Het hof heeft geconcludeerd dat de nieuwe schulden van [X] zijn toegenomen en dat er geen plan van aanpak is om haar financiële situatie te verbeteren. De beslissing om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen is dan ook gerechtvaardigd, en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.161.672/01
insolventienummer rechtbank : C/15/271/2012 R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 februari 2015
in de zaak van
[X],
wonende te Haarlem,
appellante,
advocaat: mr. J.A.C. Bruin te Hoofddorp.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [X] genoemd.
[X] is bij op 22 december 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 december 2014, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] tussentijds heeft beëindigd.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 10 februari 2015. Bij die behandeling is [X] verschenen, bijgestaan door mr. Bruin voornoemd, die het verzoekschrift mondeling heeft toegelicht. Voorts is de bewindvoerder, J. van Straaten, verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg en het verslag, met bijlagen, van de bewindvoerder van 3 februari 2015. [X] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[X] heeft in het verzoekschrift verzocht om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en haar alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien. Daartoe heeft [X] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. Door de ziekte van Crohn en een huidziekte heeft [X] weinig energie. Zij voelt zich thans opgebrand en depressief. De bewindvoerder heeft weinig begrip getoond voor deze situatie en drong er bij [X] op aan dat zij moest solliciteren. Nadat [X] een medische keuring had ondergaan, bleek al gauw dat zij 100% arbeidsongeschikt was. De verhouding met de bewindvoerder was echter al verstoord. De bewindvoerder heeft [X] ook niet duidelijk gemaakt aan welke verplichtingen zij moest voldoen en e-mailberichten van [X] werden niet of pas na lange tijd beantwoord. De dochters van [X] zijn bereid nieuw ontstane schulden, met name de huurschuld, te voldoen. [X] zelf is door haar ziekte en door gebrek aan geld niet in staat thans budgetbeheer te regelen, maar verwacht met hulp van haar dochters aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Gezien de korte tijd die de schuldsanering nog zou duren en de onevenredig grote gevolgen voor [X] bij een tussentijdse beëindiging, verzoekt zij het hof haar nog een kans te geven.
2.2
De bewindvoerder heeft in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. Vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling is de informatieverstrekking door [X] niet goed gelopen. Daardoor is in een laat stadium duidelijk geworden dat [X] arbeidsongeschikt is. Vanwege het niet voldoen aan de informatieverplichting heeft de rechter-commissaris in augustus 2013 de schuldsanering van [X] voorgedragen voor tussentijdse beëindiging. Omdat [X] haar best wilde doen en haar dochters haar daarbij wilden helpen, is de voordracht van de rechter-commissaris toen ingetrokken. Sindsdien voldoet [X] evenwel (wederom) niet aan haar verplichtingen, hoewel zij daarop meermalen is gewezen bij diverse brieven. Op dit moment ontbreken bankafschriften vanaf januari 2014, uitkeringsspecificaties vanaf mei 2014, informatieformulieren vanaf juni 2014, huurspecificaties vanaf juli 2014, polis zorgverzekering 2015 en de toeslagen 2015. De stand van de boedel kan bij gebrek aan gegevens slechts geschat worden. Daarnaast heeft [X] nieuwe schulden laten ontstaan die op 3 februari 2015 de volgende bedragen belopen: VGZ € 4.258,26, Ymere € 3.692,20 en Essent € 1.817,09. De bewindvoerder heeft er geen vertrouwen in dat [X] in de nabije toekomst wel aan haar verplichtingen zal voldoen en meent dat het vonnis van de rechtbank Noord-Holland dient te worden bekrachtigd.
2.3
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat – zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, Fw – uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de schuldenaar verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling wordt gevergd. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar zijn informatieplicht niet nakomt dan wel een boedelachterstand en/of bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan.
2.4
Het hof is van oordeel dat [X] is tekortgeschoten in de van haar te verwachten medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Voldoende is komen vast te staan dat zij niet naar behoren aan haar informatieverplichting voldoet. Zo heeft zij gedurende langere tijd en ondanks daartoe strekkende verzoeken de bewindvoerder niet van toereikende informatie voorzien omtrent haar (financiële) situatie, waaronder haar inkomen en verdere van belang zijnde omstandigheden. Hoewel het hof begrip heeft voor de situatie waarin [X] verkeert en alle daaruit voortvloeiende problemen, ontslaat die situatie haar niet van de verplichting de bewindvoerder hierover tijdig en volledig van deugdelijke informatie te voorzien. Van haar mocht in het kader van de schuldsaneringsregeling immers worden gevergd dat zij eigener beweging alle relevante informatie omtrent haar situatie aan de bewindvoerder zou opgeven teneinde een effectieve uitvoering van deze regeling te bewerkstelligen. Niet is aannemelijk geworden, ook niet uit de rapportage van de GGD Kennemerland van 24 februari 2014 en de brief van de arts van het Spaarne Ziekenhuis van 3 januari 2014 dat [X] door haar ziekte langdurig niet meer aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, met name de informatieverplichting, kon voldoen. Daarbij is van belang dat, anders dan [X] heeft gesteld, de bewindvoerder voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van [X] en dat van [X] redelijkerwijs mocht worden verwacht dat zij tijdig hulp van derden zou inschakelen om haar bij te staan bij het nakomen van de verplichtingen. Daarbij valt te denken aan budgetbeheer teneinde nieuwe schulden te voorkomen en hulp bij het verstrekken van informatie aan de bewindvoerder. Niet is gebleken dat [X] dit (in afdoende mate) heeft gedaan. Weliswaar zijn de dochters bereid (wederom) een aanzienlijke geldsom over te maken teneinde ontruiming te voorkomen, maar van een plan van aanpak om alle schulden in te lopen en structurele hulp in de vorm van een sociaal vangnet is niet gebleken zodat sprake is van een wankele basis. Bovendien is gebleken dat [X], zelfs nadat de behandeling van het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de bewindvoerder van 6 augustus 2014 tweemaal was aangehouden en haar tot 2 december 2014, zijnde de datum van de behandeling van de zaak bij de rechtbank, een laatste mogelijkheid was geboden alsnog aan haar verplichtingen te voldoen, deze kans niet heeft benut, zelfs niet hangende het hoger beroep. De nieuwe schulden van [X] zijn gedurende de tijd dat dit hoger beroep aanhangig is zelfs toegenomen.
2.5
Bovengenoemde tekortkomingen vormen een voldoende aanwijzing dat bij [X] de van haar te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. Van deze tekortkomingen valt [X] een verwijt te maken, zodat deze aan haar kunnen worden toegerekend. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De genoemde tekortkomingen, die niet als geringe tekortkoming buiten beschouwing kunnen blijven, zijn naar het oordeel van het hof zodanig ernstig en verwijtbaar, dat de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Het vonnis van de rechtbank zal dan ook worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, F.J.P.M. Haas en G.H. Lankhorst en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.