ECLI:NL:GHAMS:2015:5448

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
24 december 2015
Zaaknummer
200.168.394/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende belang bij voorlopig getuigenverhoor in geschil over natuurstroomlevering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van drie appellanten tegen een beschikking van de kantonrechter in Amsterdam. De appellanten, die natuurstroom afnamen van N.V. Nuon Sales Nederland, hebben in hoger beroep verzocht om een voorlopig getuigenverhoor. De kantonrechter had eerder hun verzoek afgewezen, omdat de appellanten onvoldoende belang hadden bij het horen van getuigen. De appellanten stelden dat Nuon hen niet correct had geïnformeerd over de garanties die aan de natuurstroomlevering waren verbonden. Ze voerden aan dat Nuon hen had misleid over de investeringen in duurzame energie en dat ze daarom getuigen wilden horen om hun vordering te onderbouwen. Nuon betwistte deze claims en stelde dat de appellanten voldoende informatie hadden ontvangen om te kunnen beoordelen of zij een rechtsvordering tegen Nuon wilden instellen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof oordeelde dat de appellanten onvoldoende onderbouwd hadden waarom een voorlopig getuigenverhoor noodzakelijk was. Het hof concludeerde dat de grieven van de appellanten faalden en bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter. De appellanten werden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.168.394/01
kenmerk rechtbank Amsterdam : EA 14-1037
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 december 2015
inzake

1.[appellant sub 1] ,

wonend te [a]
2.
[appellant sub 2],
wonend te [b] ,
3.
[appellant sub 3],
wonend te [c] ,
appellanten,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
tegen
N.V. NUON SALES NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.J. van der Baan te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] en Nuon genoemd. Voor zover nodig worden appellanten afzonderlijk [appellant sub 1] , [appellant sub 2] en [appellant sub 3] genoemd.
[appellanten] zijn bij beroepschrift (met een productie), ontvangen ter griffie van het hof op 20 april 2015, onder aanvoering van twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld kenmerk op 2 februari 2015 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt, zakelijk weergegeven, ertoe dat het hof de genoemde beschikking zal vernietigen en alsnog de verzoeken van [appellanten] tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor zal toewijzen.
Op 15 juni 2015 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van Nuon ingekomen, inhoudende het verzoek de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het hoger beroep.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 20 november 2015. Bij die gelegenheid heeft namens [appellanten] mr. Maliepaard voornoemd het woord gevoerd en namens Nuon mr. Van der Baan voornoemd. Daarbij heeft mr. Van der Baan zich bediend van aan het hof overgelegde aantekeningen.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten. Uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking onder 1.1 tot en met 1.3 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Die feiten behelzen, samengevat, het volgende.
a Nuon heeft aan [appellanten] natuurstroom geleverd onder aanbieding van garanties/voorwaarden die niet voor allen gelijk zijn. [appellanten] betaalden een toeslag op het reguliere stroomtarief.
b [appellant sub 1] nam natuurstroom af vanaf februari 2002 tot februari 2012. Hij betaalde € 1.042,74 aan toeslag. [appellant sub 3] nam natuurstroom af van april 2002 tot oktober 2010. Hij betaalde € 302,35 aan toeslag. [appellant sub 2] nam natuurstroom af van februari 2009 tot januari 2012. Hij betaalde € 33,11 aan toeslag.
c Namens [appellanten] heeft ConsumentenClaim B.V. (hierna: ConsumentenClaim) bij brief van 22 november 2013 aan Nuon vier verwijten gemaakt en twee vragen gesteld. Op 23 december 2013 heeft Nuon voornoemde brief beantwoord. Op 17 maart 2014 stelde ConsumentenClaim nadere vragen aan Nuon, welke op 29 augustus 2014 door Nuon zijn beantwoord.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg hebben [appellanten] gesteld te vermoeden dat Nuon hun gedane garanties niet is nagekomen en te overwegen daarom Nuon in rechte te betrekken teneinde nakoming van de met hen gesloten overeenkomsten te vorderen en/of schadevergoeding. Zij hebben verzocht tien getuigen te horen over ontbrekende informatie aangaande de vraag of Nuon heeft voldaan aan de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van het product “Natuurstroom”. Nuon heeft verweer gevoerd. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen. Tegen die beslissing en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen richten zich de grieven.
3.2
Met grief 1 bestrijden [appellanten] het oordeel van de kantonrechter dat Nuon hen voldoende heeft ingelicht door aan te tonen dat zij jaarlijks meer in projecten ter opwekking van duurzame energie heeft geïnvesteerd dan zij aan extra inkomsten (uit het Natuurstroomproduct) kreeg en dat in geen van de garantieverklaringen valt te lezen dat Nuon de door [appellanten] bedoelde toezeggingen heeft gedaan om daarnaast extra investeringen te doen, nu Nuon slechts heeft toegezegd de extra inkomsten te gebruiken voor nieuwe projecten. Ter toelichting stellen [appellanten] in de kern dat de garanties van Nuon inhielden dat de extra inkomsten van het Natuurstroomproduct (uit de toeslagen) zouden worden benut om daarmee, naast de reguliere investeringen van Nuon in projecten ter opwekking van duurzame energie,
extrainvesteringen te doen in dergelijke projecten.
3.3
Nuon heeft betwist dat een dergelijke garantie zou zijn gegeven en gesteld dat alleen is gegarandeerd dat de extra inkomsten volledig zouden worden besteed aan (nieuwe) projecten ten behoeve van duurzame energie. Daarnaast voert zij aan dat [appellanten] volledig zijn ingelicht omtrent de investeringen die Nuon in dit verband in de jaren 1996 tot en met 2013 heeft verricht, zodat [appellanten] in staat moeten worden geacht te bepalen of zij een vordering tegen Nuon willen instellen.
3.4
Op de vragen van [appellanten] heeft Nuon in haar brieven aan ConsumentenClaim van 23 december 2013 en 29 augustus 2014 uitgebreid antwoord gegeven. Voornoemde brief van 29 augustus 2014 houdt in dit verband onder meer het volgende in:
“Het investeringsbeleid van leveranciers als Nuon op het gebied van duurzame energie is met de markt mee veranderd. Projecten in duurzame energie zijn in deze lange periode steeds grootschaliger geworden, en worden in toenemende mate en sterker gereguleerd. Dit betekent dat een investering in een enkel project tientallen miljoenen euro’s kan bedragen en meerdere jaren in beslag kan nemen. Tegen die achtergrond is het niet goed mogelijk een splitsing te maken tussen enerzijds specifieke “Natuurstroom investeringen” en anderzijds investeringen die Nuon “in ieder geval” zou hebben gedaan.
Er lag in 1996 geen 18-jaren plan met voorgenomen investeringen in duurzame energie, waar losse “Natuurstroomprojecten” aan werden toegevoegd. Gezien de lange looptijd van het product, de ontwikkelingen in deze snel evoluerende markt en de toename van investeringen in duurzame energie – juist ook als een gevolg van het succes van Natuurstroom – is dat ook geen realistisch scenario.
Dit is ook een van de redenen geweest waarom vanaf rapportagejaar 2004 (…) de directe boekhoudkundige koppeling tussen de door Natuurstroom klanten betaalde toeslag en de gedane investeringen is losgelaten. Vanaf dat moment is, in plaats daarvan, in de financiële rapportages gerapporteerd op basis van het totaal aan investeringen.”
3.5
Bij diezelfde brief heeft Nuon een rapport gevoegd dat door een onafhankelijke accountant is gecontroleerd, waaruit over de desbetreffende jaren volgt:
-hoeveel Nuon jaarlijks heeft geïnvesteerd in duurzame productiecapaciteit (gerelateerd aan zon, wind en water) en wat de waarderingsgrondslagen hiervan zijn;
-welk bedrag Nuon jaarlijks aan duurzaamheidssubsidies heeft ontvangen;
-in welke projecten voor de opwek van duurzame energie Nuon heeft geïnvesteerd;
-hoeveel MWh stroom er jaarlijks door Natuurstroomklanten is afgenomen;
-hoe hoog de toeslag voor Natuurstroom was;
-hoeveel toeslag er jaarlijks in totaal door Natuurstroomklanten is betaald.
3.6
Net als in voormelde brief is door Nuon in die rapportage toegelicht dat over de duurzame investeringen en de inkomsten uit het product Natuurstroom in de loop der tijd op twee verschillende manieren verslag is uitgebracht. In de periode 1996-2002 werden, zo stelt zij, zowel de duurzame investeringen als de hoeveelheden geleverde Natuurstroom verantwoord in een separaat jaarverslag, welke telkens door een gecertificeerd accountant zijn geverifieerd. In de periode 2003 tot heden is de verslaglegging over de duurzame investeringen en inkomsten uit Natuurstroom geïntegreerd in de N.V. Nuon Energy duurzaamheidsverslagen, waarbij vanaf 2004 in de jaarrapportages de koppeling tussen de inkomsten uit Natuurstroom en de duurzame investeringen is losgelaten en in de jaarverslagen over het totaal aan duurzame investeringen wordt gerapporteerd. Tevens heeft Nuon toegelicht welke accountantscontrole daarbij heeft plaatsgevonden.
3.7
Ter zitting in hoger beroep hebben [appellanten] , bij monde van mr. Maliepaard hun vraag in dit verband ten slotte als volgt samengevat: “waar hebben de afnemers van Natuurstroom voor betaald, voor iets, of voor niets?” Mr. Van der Baan heeft daarop - zakelijk weergegeven - geantwoord dat het op grond van alle gegevens helder is dat [appellanten] hebben betaald voor de levering van energie uit duurzame bronnen en voor investering in duurzame productiecapaciteit.
3.8
In het licht van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat [appellanten] voldoende zijn geïnformeerd over de vragen die zij op dit punt hebben en in staat moeten worden geacht te beoordelen of zij ter zake een rechtsvordering tegen Nuon wensen in te stellen. Zij hebben onvoldoende toegelicht dat zij bij die stand van zaken bij een voorlopig getuigenverhoor enig belang hebben. De grief faalt.
3.9
Grief 2 houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat Nuon in overeenstemming met de ‘Regeling Garanties van Oorsprong (GvO) voor duurzame elektriciteit’ heeft gehandeld en dat in die regeling wel degelijk rekening wordt gehouden met de herkomst van stroom en met de bron ervan. Ook betogen [appellanten] in dit kader dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de regeling wellicht niet waterdicht is maar dat dat niet het recht geeft om getuigen te horen om vast te stellen of Nuon aan deze regelgeving heeft voldaan, omdat [appellanten] daarvoor op zijn minst moeten stellen
datNuon zich niet aan de regelgeving houdt. Ter toelichting stellen [appellanten] dat de regeling weliswaar bepaalde hoe de GvO’s dienden te worden ingekocht en dat daaruit te herleiden was wat de herkomst en bron van de uitgegeven certificaten was, maar dat er een onvolledige controle bestond op de wijze waarop Nuon de certificaten afboekte, zodat het mogelijk is dat Nuon biomassa GvO’s heeft afgeboekt voor de Natuurstroomproducten of, in strijd met de gegeven garanties, GvO’s van opwekinstallaties die zijn gebouwd in of voor 1995. Zowel de instanties CertiQ als de ACM hebben aangegeven dat niet in alle gevallen gecontroleerd kan worden of GvO’s met de juiste specificaties worden afgeboekt, terwijl [appellanten] een concreet vermoeden hebben dat er onjuist is gehandeld omdat aan ConsumentenClaim mededelingen zijn gedaan dat met de GvO’s is gerommeld, aldus [appellanten]
3.1
Nuon heeft op dit punt betoogd dat (niet betwist is dat) Nuon ten behoeve van [appellanten] voldoende GvO’s met de juiste specificaties heeft ingekocht. Verder betwist zij dat zij biomassa GvO’s heeft afgeboekt voor de Natuurstroomproducten of GvO’s van opwekinstallaties die zijn gebouwd in of voor 1995. Zij stelt dat zij altijd conform de geldende regelgeving heeft gehandeld en dat de controle op het afboeken van GvO’s geschiedt door een accountant in het kader van de controle op de jaarverslagen. Wat Nuon betreft is er sprake van vage ongefundeerde aantijgingen die het houden van een voorlopig getuigenverhoor niet rechtvaardigen. Bovendien hebben, aldus Nuon, [appellanten] inmiddels zowel van Nuon, als van CertiQ en de ACM een toelichting gekregen over de wijze waarop het GvO systeem werkt en hebben zij de door een accountant gecontroleerde boekhouding van Nuon ontvangen, waarin omtrent de afboeking verantwoording is afgelegd, op grond waarvan zij in staat moeten worden geacht of zij op dit punt een vordering tegen Nuon wensen in te stellen.
3.11
Met Nuon is het hof van oordeel dat de stellingen van [appellanten] te vaag en ongericht zijn om een voorlopig getuigenverhoor te rechtvaardigen. In het licht van de stellingen van Nuon, de informatie die Nuon aan [appellanten] heeft verschaft, de afwegingen die de kantonrechter heeft gemaakt, alsmede gelet op de omstandigheid dat [appellanten] zich volgens hun eigen stellingen hebben laten voorlichten over deze materie door CertiQ en de ACM, had het op de weg van [appellanten] gelegen concreet te omschrijven waarop een voorlopig getuigenverhoor - in het kader van een tegen Nuon gericht verwijt en in verband daarmee een tegen Nuon in te stellen vordering - zich zou moeten richten. Dit hebben [appellanten] nagelaten. Verder dan het uitspreken van een niet dan wel onvoldoende onderbouwd vermoeden dat er bij het afboeken van GvO’s onjuist kan zijn gehandeld komen [appellanten] niet, waarbij zij evenmin motiveren dat en waarom dit onjuiste handelen, gegeven hun eigen stellingen dat de regeling niet waterdicht is, voor rekening van Nuon moet komen en dat en waarom Nuon dan schadeplichtig zou zijn. Ook op dit punt is derhalve onvoldoende gemotiveerd dat [appellanten] een belang hebben bij het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De grief faalt.
3.12
De slotsom is dat de grieven falen en de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd. [appellanten] zullen als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Nuon gevallen, op € 311,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L.D. Akkaya, R.J.F. Thiessen en L.A.J. Dun en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 december 2015.