Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
(ii) [appellant] was vanaf 1999 gehuwd met [Y] (hierna: [Y] ). In september 2007 zijn zij gescheiden. Vooruitlopend daarop woonden zij vanaf medio april 2007 niet meer samen.
3.Beoordeling
“Tijdens een bezoek van [appellant] in ons oude huis, waarbij nog een stuk boedel verdeeld moest worden, heb ik [appellant] twee formulieren laten tekenen. Ik had hem verteld dat dat voor school van een van zijn kinderen was. We waren toen nog tijdelijk uit elkaar. [appellant] heeft niet gelezen wat hij tekende. Hij was toen emotioneel in de war. Terwijl [appellant] dacht iets voor school van de kinderen te ondertekenen, ondertekende hij een afkoopverzoek van zijn eigen lijfrentepolis.”
Daarmee resteert de vraag of Delta Lloyd – naar zij stelt – erop mocht vertrouwen dat de tussenpersoon, als goed opdrachtnemer van [appellant] , het verzoek tot afkoop slechts op instructie van [appellant] aan haar had toegezonden, zodat zij op goede gronden tot afkoop van de verzekering mocht overgaan. Delta Lloyd meent dat het (onbevoegde) handelen van de tussenpersoon voor rekening en risico komt van [appellant] , althans in ieder geval niet voor risico komt van Delta Lloyd. Het hof volgt Delta Lloyd hierin niet. Als de tussenpersoon, hoewel hij niet (bevoegd) namens zijn opdrachtgever handelt, zich zodanig gedraagt dat de wederpartij daaruit mag afleiden dat hij namens de opdrachtgever handelt, bindt hij zijn opdrachtgever in beginsel niet. Het onbevoegde handelen van de tussenpersoon kan onder omstandigheden wel leiden tot diens persoonlijke aansprakelijkheid tegenover de wederpartij. Het standpunt dat Delta Lloyd verdedigt, leidt tot het ongewenste gevolg dat een tussenpersoon die niet beschikt over een (algemene) volmacht tot het afkopen van een verzekering of die zonder dat de cliënt het wil een afkoopverzoek aan de verzekeraar doet toekomen, die afkoop tot stand kan brengen, zelfs zonder dat de schijn van bevoegdheid door de cliënt is gewekt. Het hof stelt vast dat Delta Lloyd geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die tot het oordeel kunnen leiden dat zij op grond van verklaringen of gedragingen van
[appellant]heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat het afkoopverzoek van [appellant] afkomstig was. De enkele aanstelling door [appellant] van de tussenpersoon als zodanig is daartoe onvoldoende. Dat het antwoordformulier naar het bij Delta Lloyd laatst bekende adres van [appellant] is gezonden en zij daarom veronderstelde dat dit formulier hem zou hebben bereikt, is evenmin toereikend. Ook is niet relevant dat de afkoopwaarde is betaald op een bankrekening die mede op naam stond van [appellant] . De ontvangst van het bedrag kan er hooguit toe hebben geleid dat [appellant] van de afkoop op hoogte is geraakt, maar daaruit kan niet volgen dat [appellant] bij Delta Lloyd de vereiste schijn van bevoegdheid van de tussenpersoon heeft gewekt.