Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief IVte behandelen. Met deze grief betoogt de curator dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de door Insinger de Beaufort verschuldigde doorloopprovisies aan Avantucon zijn gecedeerd.
blijft het recht om de Doorlopende Provisie te ontvangen bestaan tot twaalf maanden[na beëindiging]", hetgeen niet duidt op een afwikkeling van de provisies in eens, maar veeleer op het in stand blijven van de maandelijkse berekening van de provisies en betaling telkens per kwartaal als voorzien in artikel 6.2.a) van de Overeenkomst. Daarnaast is een vervroegde verschuldigdheid van de doorlopende provisies in eens niet te verenigen met het gegeven dat deze telkens maandelijks berekend dienen te worden aan de hand van de waarden van de beleggingen van de aangebrachte beleggers op dat moment. Ten slotte blijkt uit artikel 4.2 van de activaovereenkomst dat de curator ook niet heeft verondersteld dat de doorlopende provisies 30 dagen na de beëindiging van de Overeenkomst vervroegd verschuldigd zijn geworden, en dat hij aan artikel 14.1 van de Overeenkomst ook niet zijn thans voorgestane betekenis heeft toegekend, nu hij met artikel 4.2 van de activaovereenkomst van 31 december 2008 is overeengekomen - conform de door hem gestelde strekking van deze bepaling dat alle op dat moment verschuldigde bedragen de boedel ten goede komen - dat (alleen) de nog te ontvangen doorloopprovisies over de maanden oktober 2008 tot en met december 2008 van de activatransactie zijn uitgesloten. Hiermee is immers niet te verenigen zijn standpunt thans dat alle provisies over de volle twaalf maanden verschuldigd zouden zijn geweest.
grief II(het hof stelt grief I hierna aan de orde) bestrijdt de curator het oordeel van de rechtbank dat geen aanspraak op doorloopprovisies bestaat nadat de Overeenkomst met Insinger de Beaufort is ontbonden vanwege het faillissement van Fortucon. De curator betoogt dat ingevolge artikel 14.3 van de Overeenkomst het recht op doorloopprovisies blijft bestaan nadat de Overeenkomst wordt beëindigd, en volgens de curator dient in deze bepaling onder "beëindigd" tevens te worden verstaan een "ontbinding" wegens faillissement zoals geformuleerd in artikel 13 van de Overeenkomst.
grief I- die ziet op de vraag in welke mate Fortucon werkzaamheden verrichtte - en
grief III- die voorwaardelijk opgeworpen is voor het geval het hof de door Insinger de Beaufort bepleite uitleg zou volgen - geen behandeling behoeven.
Grief VIis een concluderende grief die eveneens geen behandeling behoeft.
grief Vstelt de curator aan de orde de omvang van zijn vordering, waarbij de curator, kort gezegd, bij gebrek aan meer actuele informatie de doorloopprovisie van elk kwartaal gelijk heeft gesteld aan het bedrag dat Insinger de Beaufort voor het derde kwartaal 2008 heeft betaald. Insinger de Beaufort heeft betwist dat zo een gelijk bedrag zou zijn verschuldigd, ten eerste met een beroep op artikel 6.2.f stellende dat de klanten na het faillissement niet meer door Fortucon werden vertegenwoordigd, en ten tweede met de stelling dat de waarde van de beleggingen is gedaald. Nu, terwijl dat wel op haar weg had gelegen, Insinger de Beaufort aan de curator nog niet alle benodigde - zich in het domein van Insinger de Beaufort bevindende - gegevens heeft verschaft opdat deze aan het op hem rustende bewijs van het bestaan en de omvang van zijn vordering kan voldoen, maar wel heeft aangeboden bewijs te leveren dat het door de curator gevorderde bedrag te hoog is, zal het hof de door de curator in dit opzicht ingestelde vordering bij wege van vermoeden als juist aannemen en Insinger de Beaufort tot tegenbewijs toelaten. Daarbij gaat het om gegevens voor de berekening van de hoogte van de over het vierde kwartaal 2008 verschuldigde doorloopprovisie alsmede de berekening en het uiteindelijke bedrag.