Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind is vastgesteld. De vrouw is op 24 juni 2015 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 10 juni 2015. De man heeft op 17 augustus 2015 een verweerschrift ingediend en nadere stukken ingediend op 9 oktober 2015. De zaak is op 19 oktober 2015 ter zitting behandeld, waarbij beide partijen zijn verschenen met hun advocaten.
De partijen zijn in 2001 gehuwd en hebben een minderjarig kind, geboren in 2002. Hun huwelijk is ontbonden op 13 februari 2008. Bij de echtscheidingsbeschikking is een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind vastgesteld op € 360,- per maand, welke na indexering per 1 januari 2015 € 404,54 bedraagt. De vrouw verzoekt de bijdrage te verhogen naar € 421,- per maand, terwijl de man verzoekt de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld. De man heeft een netto besteedbaar inkomen van € 2.992,- per maand, terwijl de vrouw een netto besteedbaar inkomen heeft van € 1.428,- per maand. De gezamenlijke draagkracht van de man en de vrouw bedraagt € 973,- per maand, terwijl de behoefte van het kind is vastgesteld op € 551,- per maand. Het hof heeft geoordeeld dat de man in beginsel € 329,- per maand moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, met ingang van 1 januari 2015. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de echtscheidingsbeschikking is gewijzigd.