ECLI:NL:GHAMS:2015:535
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Betekening van oproeping aan verdachte met woonadres in het buitenland en geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de geldigheid van de betekening van een oproeping aan de verdachte, die op dat moment in het buitenland woonde. De advocaat-generaal stelde dat de oproeping rechtsgeldig was betekend door deze louter aan de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie aan te bieden. Het hof oordeelde echter dat deze opvatting geen steun vond in het recht. Om te kunnen vaststellen of de waarborgen van artikel 588, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan de verdachte zijn geboden, was het hof van mening dat er bewijs moest zijn van de versturing van de dagvaarding naar de buitenlandse autoriteit en dat deze daadwerkelijk aan de verdachte was doorgeleid.
Het hof constateerde dat de verdachte niet in Nederland was ingeschreven en dat er geen bewijs was dat de dagvaarding daadwerkelijk was betekend aan de autoriteiten van het land waar de verdachte woonde. Ook was er geen bewijs dat de dagvaarding per reguliere post naar het adres van de verdachte was verzonden. Gezien deze tekortkomingen oordeelde het hof dat de dagvaarding in hoger beroep niet op de wettelijk voorgeschreven wijze was betekend, waardoor deze nietig verklaard moest worden.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van de juiste procedurele waarborgen bij de betekening van dagvaardingen, vooral in gevallen waarin de verdachte zich in het buitenland bevindt. Het hof heeft de dagvaarding in hoger beroep dan ook nietig verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder kon worden behandeld.