Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“(…)
“(…)
3.Beoordeling
clubmerchandiseen maandelijkse bijdragen van de leden, heeft de stichting voldoende toegelicht, onder andere door overlegging van haar kasboek en, bij memorie van grieven, haar administratie. De bank betwist dat de stichting voldoende inzicht in haar financiële situatie heeft geboden en stelt dat het enkele feit dat de stichting dat niet heeft gedaan wel degelijk een (zwaarwegende) grond voor opzegging is. De bank verwijst in dat kader naar pagina 12 en 13 van de Leidraad Wwft en SW van De Nederlandsche Bank (hierna: de Leidraad) en citeert daaruit (onder meer) de volgende passages met in cursief de passages die de bank weglaat:
Deze typen kunnen naar voren komen uit de eigen risicoanalysen van een instelling. Denk bijvoorbeeld aan cliënten als coffeeshops of exploitanten van relaxbedrijven: de hoge mate van inkomend chartaal geld, waarvan de herkomst minder makkelijk te bepalen is, zorgt ervoor dat de instelling bij dit type cliënten extra maatregelen moet treffen om het integriteitsrisico te mitigeren.Te denken valt aan het stellen van een limiet aan de contante transacties en in grote mate girale betalingen te verlangen.
Een verhoogd risico beteken dus niet dat categoraal dit type cliënten geweigerd moeten worden.”
clubmerchandise, opgenomen als ontvangsten € 2.400,- respectievelijk € 2.500,- en op 20 respectievelijk 27 februari 2014 de storting van deze bedragen vermeld. Op 30 april 2014 wordt een storting van € 5.650,- met vermelding “Storting Sup. Jan 2x + april” vermeld. Het kasboek vermeldt onder het kopje Support de volgende ontvangsten: op 6 januari 2014