ECLI:NL:GHAMS:2015:5293
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake inbraak en poging tot inbraak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 mei 2014. De verdachte was veroordeeld voor inbraak en poging tot inbraak in kelderboxen, evenals voor vernieling. Het hof verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van materiële wederrechtelijkheid en sprak de verdachte vrij van bedreiging. De verdediging had zich beroepen op artikel 6 lid 3 sub d van het EVRM, dat recht geeft op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen te ondervragen. Het hof oordeelde dat de beslissende getuigen niet gehoord konden worden en dat er geen compensatie was voor deze situatie. Hierdoor werd er geen straf of maatregel opgelegd, zoals bedoeld in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De behandeling van de zaak in hoger beroep was aanvankelijk gepland voor 4 oktober 2016, maar werd aangehouden om gelijktijdig te worden behandeld met een andere zaak waarin aan de verdachte een ISD-maatregel was opgelegd. Door een planningsfout werden de zaken echter niet gelijktijdig behandeld. Het hof achtte het aannemelijk dat, als de zaken wel gelijktijdig waren behandeld, er geen straf of maatregel zou zijn opgelegd in deze zaak. Om te voorkomen dat de verdachte nadeel ondervond van deze ongelukkige samenloop van omstandigheden, besloot het hof om geen straf of maatregel op te leggen.
Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat er geen schriftelijke grieven waren ingediend en er geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis waren opgegeven. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin de rechters J.D.L. Nuis, W.M.C. Tilleman en P.C. Römer zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2015.