ECLI:NL:GHAMS:2015:5276

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
18 december 2015
Zaaknummer
23-004041-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zware mishandeling met een bierglas

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van zware mishandeling van de aangever, waarbij hij op 9 oktober 2011 in Purmerend met een bierglas in de hals van de aangever heeft geslagen. De aangever liep hierdoor een snijwond op die met 32 hechtingen moest worden gehecht. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 3 december 2015. De verdachte werd primair beschuldigd van poging tot moord, maar het hof sprak hem hiervan vrij, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij met opzet de aangever van het leven wilde beroven. Het hof oordeelde echter wel dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk zware mishandeling, had begaan. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 104 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal eenzelfde straf geëist, maar het hof besloot tot een lagere straf. Het hof legde de verdachte een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 110 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van de mishandeling schade had geleden. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 2.081,37, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de zaak verder behandeld en de verdachte is uiteindelijk veroordeeld voor zware mishandeling, met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.

Uitspraak

parketnummer: 23-004041-14
datum uitspraak: 17 december 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 oktober 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-700749-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 9 oktober 2011 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet - met een (gebroken) glas, althans een voorwerp, in de nek/hals van die Hawleri heeft gestoken en/of - (met) een (gebroken) glas, althans een voorwerp, in/tegen de nek/hals heeft gegooid en/of geworpen en/of gedrukt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 9 oktober 2011 te Purmerend aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (flinke snijwond in de nek/hals welke middels 32 hechtingen is gehecht moeten worden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk - met een (gebroken) glas, althans een voorwerp, in de nek/hals te steken en/of - (met) een (gebroken) glas, althans een voorwerp, in/tegen de nek/hals te gooien en/of te werpen en/of te drukken en/of te slaan;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 9 oktober 2011 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - met een (gebroken) glas, althans een voorwerp, in de nek/hals van die Hawleri heeft gestoken en/of - (met) een (gebroken) glas, althans een voorwerp, in/tegen de nek/hals heeft gegooid en/of geworpen en/of gedrukt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bespreking van de ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweren

De raadsvrouw heeft aan de hand van een door haar overgelegde pleitnota vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Zij heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
De feitelijke toedracht kan niet worden vastgesteld omdat de (getuigen)verklaringen zo uiteenlopen en op sommige punten innerlijk tegenstrijdig zijn;
Er is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever danwel is dit onvoldoende door hem aangetoond.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de verklaringen van de aangever en getuige [getuige] kan worden afgeleid dat de verdachte met een bierglas in zijn hand de aangever in zijn nek sloeg danwel dit bierglas daarin drukte. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verdachte door deze manier van handelen zwaar lichamelijk letsel bij de aangever heeft veroorzaakt. Aan de hand van de foto’s die zich in het dossier bevinden stelt het hof vast dat de aangever als gevolg van het handelen van de verdachte duidelijke (en, gelet op de plaats waar deze zich bevinden, ontsierende) littekens in de hals/nek heeft opgelopen.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van 7 februari 2013, opgesteld door de aangever ongeveer zestien maanden na het tenlastegelegde, blijkt dat de aangever nog steeds littekens in zijn nek heeft. Dit leidt tot de conclusie dat het aan de aangever toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel in de zin van het tenlastegelegde is aan te merken. Andere oorzaken van het letsel, zoals de raadsvrouw opperde, zijn niet aannemelijk geworden. Het hof merkt daarbij op dat snijwond die te zien is op de foto’s van de aangever van een aantal uur na het tenlastegelegde (op de pagina’s 10-12) overeenkomt met de plaats en positie van de littekens die te zien zijn op de foto die bijna zestien maanden later zijn genomen van de aangever.
De verweren van de raadsvrouw worden aldus verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 9 oktober 2011 te Purmerend aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (snijwond in de nek welke middels 32 hechtingen is gehecht moeten worden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een glas in de nek te drukken of te slaan.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 104 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Daarbij zijn als (dadelijk uitvoerbare) bijzondere voorwaarden gesteld het naleven van een meldplicht bij de reclassering en het ondergaan van een ambulante behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Waag.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen waarvan 110 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met bijzondere voorwaarden en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en voorts een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de aangever met een bierglas in de halsstreek gedrukt/geslagen. De aangever is daarbij gewond geraakt en heeft een litteken daaraan overgehouden. Door aldus te handelen heeft de verdachte een voor de aangever angstaanjagende situatie geschapen en ernstige inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld nog lang de lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden, hetgeen in het onderhavige geval uit de schriftelijke slachtofferverklaring van 7 februari 2013 blijkt. Dergelijk geweld brengt voorts gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 november 2015 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Sinds het bewezenverklaarde feit is echter niet meer gebleken van door de verdachte gepleegde strafbare feiten, wat het hof ten voordele van de verdachte meeweegt. Eveneens houdt het hof rekening met het langdurige tijdsverloop sedert het bewezenverklaarde feit, waardoor het hof komt tot een lagere strafoplegging dan door de advocaat-generaal is geëist. Het hof acht geen termen aanwezig om daarnaast bijzondere voorwaarden te stellen, omdat ten aanzien van de verdachte, die reeds geruime tijd onder toezicht van de reclassering heeft gestaan, verdere begeleiding thans niet noodzakelijk wordt geacht gelet op diens (gewijzigde) persoonlijke situatie als ter terechtzitting gebleken.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.242,37. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.081,37. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
110 (honderdtien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.081,37 (tweeduizend eenentachtig euro en zevenendertig cent) bestaande uit € 81,37 (eenentachtig euro en zevenendertig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.081,37 (tweeduizend eenentachtig euro en zevenendertig cent) bestaande uit € 81,37 (eenentachtig euro en zevenendertig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. F.A. Hartsuiker en mr. G. Oldekamp, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 december 2015.
mr. F.A. Hartsuiker en G. Oldekamp zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.