ECLI:NL:GHAMS:2015:5260

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
200.169.878/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over verblijf zonder recht of titel in winkelruimte en huurovereenkomst met eenmanszaak versus vof

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door twee appellanten is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had geoordeeld dat de appellanten onrechtmatig in een winkelruimte verbleven, omdat de huurovereenkomst niet was aangegaan met de vennootschap onder firma (vof) van de appellanten, maar met de eenmanszaak van [A]. De appellanten betoogden dat de huurovereenkomst ten onrechte niet als gesloten met de vof werd erkend en dat er sprake was van contractsoverneming op basis van artikel 6:159 lid 1 BW. Het hof oordeelde dat de huurovereenkomst daadwerkelijk met de eenmanszaak was gesloten en dat de vereisten voor contractsoverneming niet waren vervuld. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de appellanten zonder recht of titel in de winkelruimte verbleven. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellanten in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.169.878/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/571677 / HA ZA 14-865
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 december 2015
inzake

1.[appellant sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,
2.
[appellant sub 2],
wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. R.F. de Jong te Amsterdam,
tegen
LIBRA INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.N.E. Visser te Amsterdam.
Appellanten worden hierna afzonderlijk [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en gezamenlijk [appellanten] genoemd, terwijl geïntimeerde als Libra wordt aangeduid.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 8 mei 2015 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2015, in deze zaak onder bovengenoemd zaak- en rolnummer gewezen tussen Libra als eiseres en [appellanten] als gedaagden. De dagvaarding bevat de grieven, alsmede een aantal producties.
Libra heeft daarna een memorie van antwoord ingediend.
Partijen hebben de zaak ter zitting van het hof van 3 november 2015 doen bepleiten, beide door hun voornoemde advocaat, waarbij de advocaat van [appellanten] pleitnotities in het geding heeft gebracht. Tevens is door het hof akte verleend van het in het geding brengen van een productie door [appellanten] en van het nemen van een akte houdende vermeerdering van de grondslag van haar eis, met een productie, door Libra.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vordering van Libra alsnog zal afwijzen, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten, inclusief de nakosten.
Libra heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden van hun stellingen.

2.De feiten

De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.19 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Omdat die feiten tussen partijen niet in geschil zijn, zal ook het hof daarvan uitgaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) [appellanten] exploiteren een telefoonwinkel in de winkelruimte aan de [adres] (verder: de winkelruimte).
(ii) Op 28 februari 2002 is [A] (verder: [A] ) een eenmanszaak gestart met als handelsnamen [X] Telecom en Telecom Today. Deze is in het handelsregister ingeschreven onder nummer [nummer] (verder: de eenmanszaak).
(iii) Op 1 augustus 2003 zijn [A] en een derde een vennootschap onder firma aangegaan, die – eveneens – opereert onder de handelsnaam Telecom Today (verder: de vof). De vof is in het handelsregister ingeschreven onder nummer [nummer] .
(iv) Stichting De Distel was eigenaar van de winkelruimte. Op 24 juli 2008 is zij in de hoedanigheid van verhuurder met betrekking tot de winkelruimte een huurovereenkomst aangegaan (verder: de huurovereenkomst) met, zo vermeldt dat stuk,

[X] Telecom, Telecom Today(…) ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door
de heer [A], ingeschreven in het handelsregister onder nummer
[nummer]hierna te noemen ‘huurder’”
De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar, van 1 augustus 2008 tot en met 31 juli 2013. In de huurovereenkomst is opgenomen dat na het verstrijken van voornoemde termijn de huurovereenkomst kan worden voortgezet voor een aansluitende periode van vijf jaar, tot en met 31 juli 2018.
( v) [A] is in de winkelruimte een telefoonwinkel gaan exploiteren.
(vi) Op 27 augustus 2009 is tussen [A] enerzijds en [appellanten] anderzijds een vennootschapscontract tot stand gekomen, waarbij [appellanten] zijn toegetreden tot de vof (verder: het vennootschapscontract). De handelsnaam van de vof is op dat moment gewijzigd van Telecom Today in de handelsnamen [Y] Telecom en Optie#1.
(vii) Artikel 4 lid 1 van het vennootschapscontract luidt als volgt:
“Iedere vennoot brengt zijn volledige en onverdeelde arbeidskracht, vlijt en kennis in, alsmede de te zijnen name gestelde vergunningen en contracten, voorzover deze betrekking hebben op het door de vennootschap uitgeoefende bedrijf.”
(viii) Op 23 augustus 2010 is de eenmanszaak uitgeschreven uit het handelsregister. De onderneming van de eenmanszaak is voortgezet door de vennootschap onder firma [X] Telecom V.O.F., met als handelsnamen [X] Telecom en Telecom Today, welke vennootschap in het handelsregister is ingeschreven onder nummer [nummer] (verder: de tweede vof). Vennoten van de tweede vof waren [A] en een derde. Later is de tweede vof uitgeschreven uit het handelsregister en is de onderneming door [A] weer voortgezet als eenmanszaak.
(ix) Bij e-mail van 2 november 2010 heeft [appellant sub 2] aan [Z] Vastgoed, de beheerder van de winkelruimte, onder meer geschreven:
“(…) Graag wil Ik doorgeven dat door omstandigheden gaan wij huur uiterlijk 04-11-2010 betalen. (…)
[appellant sub 2]
[Y] Telecom Optie1
[adres]
( x) Bij e-mail van 9 juni 2011 heeft [Z] Vastgoed het volgende bericht gestuurd naar het e-mailadres amsterdam87@optie1.nl:
“(…) Aangezien wij geen telefoonnummer van u hebben verzoeken wij u via de mail wanneer wij de huur voor juni kunnen verwachten. (…)”
(xi) Bij e-mail van 10 juni 2011 heeft [appellant sub 2] aan [Z] Vastgoed hierop onder meer geantwoord:
“Sorry voor het laat melding, maar de huur gaat vandaag de deur uit. (…)”
(xii) Op 10 oktober 2012 is de winkelruimte in eigendom overgedragen aan Libra.
(xiii) Bij brief van 12 oktober 2012, gericht aan ‘ [X] Telecom Telecom Today, De heer [A] ’, heeft Libra onder meer geschreven:
“(…) Hierbij delen wij u mede dat wij de door u gehuurde bedrijfsruimte vanaf 10 oktober 2012 in eigendom hebben.
Wij verzoeken u de huur met ingang van 01 november 2012 over te maken naar ING (…) ten name van Libra (…). Tevens verzoeken wij u de huur voor de volgende maanden per de eerste van iedere maand te voldoen. (…)”
(xiv) Op 13 juni 2013 is [A] uitgetreden als vennoot van de vof.
(xv) Bij vonnis van 12 november 2013 van de rechtbank Amsterdam is [A] in staat van faillissement verklaard. Mr. M. van Oort (verder: de curator) is daarbij tot curator benoemd.
(xvi) Bij brief van 26 februari 2014 heeft de advocaat van Libra aan de curator onder meer geschreven:
“(…) Namens cliënte zeg ik hierbij de huurovereenkomst tussen de heer [A] en cliënte (…) op met betrekking tot de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] tegen de rechtens geldende eerstvolgende mogelijkheid. Op grond van artikel 39 Faillissementswet bedraagt de maximale opzegtermijn drie maanden. De huurovereenkomst eindigt derhalve uiterlijk per 26 mei 2014. (…)”
(xvii) Bij e-mail van 4 maart 2014 heeft de curator aan de advocaat van Libra onder meer bericht dat [appellanten] sinds eind 2008 zijn gaan optreden als huurder van de winkelruimte.
(xviii)Bij brief van 11 maart 2014 heeft Libra [appellanten] gesommeerd de winkelruimte per 24 maart 2014 te ontruimen. [appellanten] hebben niet aan deze sommatie voldaan.
(xix) Bij e-mail van 26 juni 2014 heeft [Z] Vastgoed aan de advocaat van Libra onder meer geschreven:
“(…) Uit deze mailwisseling blijkt dat er uitsluitend gesproken wordt over de te late huurbetaling. Verder is er op geen enkele mogelijke wijze, zowel schriftelijk, telefonisch als per e-mail gecommuniceerd tussen [Z] Vastgoed BV en [X] Telecom over een (mogelijke) contract overname door een nieuwe partij. Deze situatie is ons totaal onbekend en daar zouden wij niet zo maar medewerking of toestemming aan verleend hebben, laat staan dat wij de kennelijk voorgestane contract overname hebben gewild. (…)”
(xx) Bij e-mail van 1 juli 2014 heeft [A] aan de advocaat van [appellanten] onder meer geschreven:
“(…) In 2009 heb ik contact gehad met [Z] en op hoogte gesteld dat Ik [A] deze winkel ( [Y] Telecom) van eenmanszaak VOF zijn geworden en de bedrijf wordt overgedragen aan de dhr [appellant sub 1] en [appellant sub 2] . Door op mondelinge wijze gecommuniceerd t hebben, staat dit ook niet schrifetlijk vast en heeft geen verdere handelingen zijn verricht door beide partijen. (…)”
3.2.
Libra heeft in eerste aanleg gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat [appellanten] onrechtmatig jegens Libra handelen door zonder recht of titel in de winkelruimte te verblijven, [appellanten] – op straffe van verbeurte van een dwangsom – te veroordelen tot ontruiming daarvan en [appellanten] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 925,= en proceskosten, inclusief nakosten. Zij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat [appellanten] zonder recht of titel in de winkelruimte verblijven omdat de vof geen partij was bij de huurovereenkomst en van contractsoverneming evenmin sprake is. [appellanten] hebben hiertegen verweer gevoerd.
3.3.
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep overwogen, kort gezegd, dat uit de inhoud van de huurovereenkomst volgt dat deze niet is aangegaan met de vof, maar met de eenmanszaak als huurder, en dat [A] de exploitatie van de onderneming van de eenmanszaak – en daarmee de huurovereenkomst – evenmin heeft ingebracht in de vof. Van contractsoverneming, waarop een beroep door [appellanten] wordt gedaan, is geen sprake omdat, daargelaten of het vennootschapscontract kan worden aangemerkt als een akte als bedoeld in artikel 6:159 lid 1 BW, de door datzelfde lid vereiste medewerking aan de overdracht door de verhuurder niet heeft plaatsgevonden. Evenmin is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Libra haar medewerking onthoudt aan overname van de huurovereenkomst door de vof, aldus (nog steeds) de rechtbank. Op grond van een en ander heeft de rechtbank de vorderingen van Libra toegewezen, behoudens die tot betaling van buitengerechtelijke kosten, welke zij heeft afgewezen.
3.4.
De grieven van [appellanten] strekken ertoe de beslissing van de rechtbank om de vordering van Libra toe te wijzen en de gronden die daartoe zijn gebezigd, geheel aan het oordeel van het hof te onderwerpen. Zij zullen, omdat zij nauw met elkaar samenhangen, zoveel mogelijk gezamenlijk worden behandeld.
3.5.
[appellanten] stellen zich op het standpunt dat zij niet zonder recht of titel in de winkelruimte verblijven en voeren daartoe primair aan dat [A] de huurovereenkomst destijds (in 2008) niet namens de eenmanszaak als huurder is aangegaan maar die overeenkomst namens de vof heeft gesloten. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
3.6.
In de huurovereenkomst wordt als huurder ‘ [X] Telecom, Telecom Today’ genoemd, vertegenwoordigd door [A] en ingeschreven in het handelsregister onder nummer [nummer] . Niet alleen de gehanteerde handelsnamen van de huurder maar ook, en met name, het nummer waaronder de door die huurder gedreven onderneming is ingeschreven in het handelsregister correspondeert volledig met de eenmanszaak, en niet met de vof. Daaruit moet worden geconcludeerd dat de huurovereenkomst is aangegaan door de eenmanszaak als huurder, tenzij [appellanten] voldoende feiten hebben gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de huurovereenkomst niettemin namens de vof is gesloten. [appellanten] hebben in dit verband in de toelichting op hun eerste grief betoogd dat ‘men’ heeft verzuimd om in de huurovereenkomst de tenaamstelling en het registratienummer aan te passen en dat dus sprake is van een fout en/of een omissie. Daartoe hebben [appellanten] met name een beroep gedaan op en verwezen naar een eerdere huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, die in 2003 met Stichting Bokoe als verhuurder is gesloten. Ook daar ging het evenwel om een huurovereenkomst die per 1 augustus 2003 werd overgenomen door ‘ [X] Telecom, Telecom Today’ als huurder, vertegenwoordigd door [A] en ingeschreven in het handelsregister onder nummer [nummer] . Voorts hebben [appellanten] verwezen naar de handelsregisterhistorie van Telecom Today, waaruit blijkt dat de startdatum van de onderneming 1 augustus 2003 is, welke datum samenvalt met de ingangsdatum van de huurovereenkomst. Ook dit acht het hof geen steekhoudend argument, met name niet omdat niet nader is toegelicht dat dit bekend was bij Libra dan wel haar rechtsvoorgangster. Voor het overige hebben [appellanten] hun stellingen in dit verband onvoldoende concreet onderbouwd, zodat het hof deze passeert en aan bewijslevering op dit punt niet wordt toegekomen. Dit betekent dat
grief 1faalt.
3.7.
Voor het standpunt dat zij niet zonder recht of titel in de winkelruimte verblijven voeren [appellanten] subsidiair aan dat sprake is geweest van contractsoverneming op de voet van artikel 6:159 lid 1 BW. Meer in het bijzonder voeren zij daartoe aan dat aan de beide vereisten van dit artikel – te weten een daartoe opgemaakte akte van contractsoverneming en medewerking van Libra – is voldaan, omdat het vennootschapscontract, in het bijzonder artikel 4 lid 1 daarvan, als een dergelijke akte moet worden beschouwd en Libra althans [Z] Vastgoed met de contractsoverneming bekend is geraakt althans bekend had moeten zijn. Door daartegen nimmer bezwaar te maken heeft Libra, althans [Z] Vastgoed, daarmee stilzwijgend ingestemd (zie met name memorie van grieven onder 41, 46 en 47). Het hof overweegt hieromtrent als volgt, waarbij het aanleiding ziet allereerst de derde grief – waarin wordt geklaagd dat de rechtbank ten onrechte in het midden heeft gelaten of het vennootschapscontract kan worden aangemerkt als een akte als bedoeld in artikel 6:159 lid 1 BW – te beoordelen.
3.8.
Uitgangspunt is, zoals hiervoor (onder 3.6) overwogen, dat [A] de huurovereenkomst voor en namens zichzelf, althans de eenmanszaak, als huurder en niet voor en namens de vof als huurder is aangegaan. Dit betekent dat, om te (kunnen) voldoen aan het aktevereiste van artikel 6:159 lid 1 BW, sprake moet zijn van een akte waarbij [A] zijn rechtsverhouding als huurder ten opzichte van Libra overdraagt aan [appellanten] Uit de inhoud van het vennootschapscontract kan niet worden afgeleid dat een dergelijke overdracht plaatsvindt. Met name artikel 4 lid 1 verplicht de vennoten onder meer (enkel) de op hun naam gestelde contracten, voor zover deze betrekking hebben op het door de vennootschap uitgeoefende bedrijf,
in te brengen in de vof. Niet alleen hebben [appellanten] onvoldoende concrete feiten gesteld waaruit kan worden afgeleid dat [A] , waar het de huurovereenkomst betreft, aan deze verplichting tot inbreng heeft voldaan. Ook volgt, als dit wel het geval is geweest, daaruit niet dat [A] , aldus doende, zijn rechtsverhouding als huurder ten opzichte van Libra (ook)
heeft overgedragen aan [appellanten]Om aan het aktevereiste van artikel 6:159 lid 1 BW te voldoen is bovendien nodig dat een akte is opgemaakt waaruit blijkt
datde gezamenlijke wil van de betrokken partijen is gericht op de overgang van de contractuele rechtspositie als eenheid en
welkerechten en verplichtingen precies overgaan. Het vennootschapscontract voldoet ook niet aan dit vereiste, te weten dat de rechtsverhouding die overgaat voldoende bepaalbaar is. Dat is wel nodig omdat de wederpartij, in dit geval dus Libra, moet (kunnen) weten waaraan zij al dan niet haar medewerking verleent. Dat is in dit geval ook cruciaal, omdat het om een contract van langere duur gaat en er niet alleen voor de huurder maar ook voor de verhuurder grote belangen op het spel staan. Daar komt nog bij dat [appellanten] niet hebben gesteld dat, en wanneer, zij het vennootschapscontract aan Libra hebben voorgelegd, zodat ervan moet worden uitgegaan dat Libra zelfs van dit contract nooit kennis heeft genomen.
3.9.
Uit het voorgaande volgt dat ook het subsidiaire standpunt van [appellanten] , te weten dat sprake is geweest van contractsoverneming op de voet van artikel 6:159 lid 1 BW, moet worden verworpen, reeds omdat niet aan het aktevereiste als in die bepaling bedoeld is voldaan. Aan de vraag of Libra haar medewerking al dan niet heeft verleend en, zo neen, deze al dan niet terecht heeft geweigerd, komt het hof dus niet meer toe. Dit betekent dat
grief 3en
grief 4falen en dat
grief 2buiten bespreking kan blijven.
3.10.
[appellanten] hebben voorts een beroep gedaan op de zogenoemde beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. In dit verband hebben zij concreet gesteld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Libra haar medewerking onthoudt aan de overname van de huurovereenkomst door [appellanten] Naar het oordeel van het hof kan dit beroep niet slagen. Het moge zo zijn dat de gevolgen van het niet overgaan van de huurovereenkomst op [appellanten] ingrijpend zijn, daar staat echter tegenover dat van Libra niet hoeft te worden gevergd in te stemmen met een huurder die haar onbekend was. Dat geldt zeker nu er een wettelijke regeling is voor de indeplaatsstelling van een nieuwe huurder, waarvoor de wet een zwaarwichtig belang van de huurder eist. In feite hebben [appellanten] deze wettelijke regeling omzeild, waardoor het niet voor de hand ligt haar in een voordeliger positie te laten komen. Voorts geldt dat Libra haar belang bij het niet accepteren van [appellanten] als huurders, voldoende heeft onderbouwd met haar stelling dat zij het pand wil verhuren aan een grote marktpartij en een hogere huur kan realiseren. Hieruit volgt dat ook
grief 5moet worden verworpen.
3.11.
[appellanten] hebben ten slotte een beroep gedaan op rechtsverwerking aan de zijde van Libra. Blijkens de toelichting op de desbetreffende grief berust deze stellingname op het uitgangspunt dat Libra althans [Z] Vastgoed al geruime tijd (volgens [appellanten] vier jaar en zes maanden) ermee bekend was dat [appellanten] de winkelruimte in gebruik hadden. Ook indien (slechts veronderstellenderwijs) ervan wordt uitgegaan dat deze (door Libra betwiste) stelling juist is, is deze enkele omstandigheid echter onvoldoende om tot de conclusie te kunnen leiden dat sprake is van rechtsverwerking. Dit betekent dat ook
grief 6tevergeefs is voorgesteld.
3.12.
[appellanten] hebben geen feiten gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen dan hiervoor gegeven moeten leiden, zodat hun bewijsaanbod als niet ter zake dienend wordt gepasseerd.
3.13.
Aan een beoordeling van de vermeerdering van de grondslag van haar eis door Libra, tegen welke vermeerdering [appellanten] ter zitting van het hof bezwaar hebben gemaakt, komt het hof, gezien het vorenstaande, niet meer toe.
3.14.
Uit het voorgaande volgt de conclusie dat de grieven deels falen en deels buiten bespreking kunnen blijven en dat de overige stellingen en weren van partijen geen bespreking meer behoeven.
3.15.
De slotsom luidt dat het appel faalt en dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Ook
grief 7faalt derhalve. [appellanten] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van Libra gevallen, op € 711,= aan verschotten en op € 2.682,= aan salaris advocaat;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, R.J.M. Smit en R.H. de Bock, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2015 door de rolraadsheer.