Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
eens anders persoon of goeden dus onrechtmatig is. Die situatie doet zich ook in de visie van [appellante] niet voor: Liander heeft geen gevaar voor zaken van [appellante] in het leven geroepen. Dat Liander mogelijk een situatie heeft laten voortbestaan die gevaar op leverde voor haar eigen zaken en [appellante] daarvoor niet heeft gewaarschuwd, is niet onrechtmatig jegens [appellante] . Hetzelfde geldt voor de mogelijk voor Liander uit de WIOR en de NEN-normen voortvloeiende verplichtingen en eventueel overtreding daarvan; ook die verplichtingen - wat daar ook van zij - hebben niet bijgedragen aan het ontstaan van de schade en strekken niet tot bescherming van de hier in geding zijnde belangen van [appellante] .
erachteris ontstaan.
grief 2doet [appellante] een beroep op voordeelsverrekening (art. 6:100 BW). Zij gaat er daarbij vanuit dat de schadeopstelling van Liander voorziet in een station met betere eigenschappen, althans een langere levensduur en een hogere (verkoop)waarde dan het uitgebrande station, zodat een aftrek ‘nieuw voor oud’ moet worden toegepast.
Grief 3houdt in het verlengde daarvan in dat Liander in schuldeisersverzuim is komen te verkeren doordat zij vragen van (de schade-expert van de verzekeraar van) [appellante] naar - kort gezegd - de eigenschappen van het beschadigde station onbeantwoord heeft gelaten, zodat zij ( [appellante] ) nakoming van haar schadevergoedingsplicht op goede grond heeft opgeschort.