ECLI:NL:GHAMS:2015:5238

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
17 december 2015
Zaaknummer
200.097.499/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg van tussenarrest inzake vernietiging leaseovereenkomsten en tegenbewijs door appellanten

In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 18 november 2014, hebben appellanten [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hoger beroep ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 15 december 2015 uitspraak gedaan in deze civiele zaak. De appellanten hebben tegenbewijs geleverd tegen het bewijsvermoeden dat [appellante sub 2] eerder dan drie jaar voor de vernietigingsbrieven van 20 en 26 mei 2005 op de hoogte was van de leaseovereenkomsten. Het hof heeft vastgesteld dat de getuigenverklaringen van de appellanten consistent zijn en dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat Dexia de vernietigingsbrief van 26 mei 2005 heeft ontvangen. De grieven van de appellanten zijn deels gegrond verklaard, wat heeft geleid tot de vernietiging van het vonnis waarvan beroep. Het hof heeft geoordeeld dat de leaseovereenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd op grond van de artikelen 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek. Dexia is veroordeeld tot terugbetaling aan de appellanten van hetgeen zij op grond van de leaseovereenkomsten hebben betaald, verminderd met hetgeen zij van Dexia hebben ontvangen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is Dexia veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.097.499/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: 778658/DX EXPL 06-1229
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 december 2015
inzake

1.[appellant sub 1] ,

2. [appellante sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellanten,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk,
tegen:
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant sub 1] , [appellante sub 2] en gezamenlijk [appellanten] alsmede Dexia genoemd.
Voor het verloop van de procedure tot aan het tussenarrest van 18 november 2014 wordt daarnaar verwezen. Ingevolge dat tussenarrest zijn op 10 februari 2015 twee getuigen gehoord. Van die verhoren is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt. Aan het proces-verbaal is het door Dexia tijdens de getuigenverhoren overgelegde blanco Gegevensformulier Hardheidsclausule gehecht.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte van Dexia;
- memorie na enquête van [appellanten] ;
- memorie na enquête van Dexia.
Ten slotte is weer arrest gevraagd.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenarresten. Voor zover [appellanten] bij hun memorie na enquête bedoeld hebben nieuwe grieven te formuleren tegen het bestreden eindvonnis door thans een beroep te doen op ontbinding van de overeenkomst belichaamd in het Dexia Aanbod en schending van de zorgplichten door Dexia, worden deze grieven als tardief, want strijdig met de zogenaamde twee conclusie regel, buiten beschouwing gelaten. Van zodanige nieuwe feiten dat inbreuk op deze regel gerechtvaardigd zou zijn, is niets gebleken en [appellanten] hebben daaromtrent ook niets concreets gesteld.
3.2.
[appellanten] zijn bij het tussenarrest van 18 november 2014 toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het bewijsvermoeden dat [appellante sub 2] eerder dan drie jaar voor de vernietigingsbrieven van 20 en 26 mei 2005 wetenschap heeft gehad van de leaseovereenkomsten en tot het leveren van bewijs dat Dexia de vernietigingsbrief van 26 mei 2005 heeft ontvangen. [appellanten] hebben zichzelf als getuigen doen horen. Dexia heeft geen getuigen voorgebracht.
3.3.
[appellant sub 1] heeft als getuige verklaard, voor zover hier van belang:
“Ik blijf bij de getuigenverklaring die ik heb afgelegd bij de kantonrechter op 11
november 2010.
Mr. Cornegoor overhandigt mij een blanco exemplaar van het gegevensformulier
hardheidsclausule ter inzage. Dexia heeft dit formulier aan mij verstuurd omdat een van de eerste producten afliep met negatieve gevolgen, zo ongeveer €3000,--. Dat formulier kwam er op neer dat ik financiële gegevens moest toesturen en dat Dexia dan bekeek wat ze er aan zouden kunnen doen.
U houdt mij voor dat mijn echtgenote het formulier heeft ondertekend en vraagt mij wat ik toen met haar besproken heb. Ik heb niets met haar besproken. Het was ’s ochtends rond 6 uur, ze ging naar haar werk. Ik heb haar gevraagd het formulier te tekenen en daarbij gezegd dat het formulier zag op herziening van onze tweede hypotheek. Dat was dus niet waar wat ik zei.
U vraagt mij waarom ik heb gelogen tegen mijn vrouw. Zij was niet zo blij met dingen
die gaande waren. Ik wist van te voren dat ze met beleggingen en zo niet blij zou zijn.
Waarom zou ik ook iets zeggen? Ik had alles namelijk al vooraf betaald. De negatieve
uitkomst was een verrassing.
U vraagt mij hoe ik wist dat mijn vrouw niet voor beleggingen is, daar uit de
verklaringen bij de kantonrechter volgt dat ik alleen de financiën deed. Ik ken haar. Het is dagelijks op het nieuws wat er gebeurt met beleggingen en ik zie haar reactie. (…)”
3.4.
[appellante sub 2] heeft als getuige verklaard, voor zover hier van belang:
“Ik blijf bij de getuigenverklaring zoals ik die heb afgelegd bij de kantonrechter op 11
november 2010.
U houdt mij voor een blanco exemplaar van het gegevensformulier hardheidsclausule.
Ik kan mij niet herinneren dat ik een dergelijk formulier heb ondertekend. Mr.
Cornegoor houdt mij productie 45 bij conclusie na enquête van Dexia voor. Ik herken
mijn handtekening op dit stuk. Dat is het enige. Ik zie verder het handschrift van mijn
man, maar het bedrukte gedeelte zegt mij niets. Ik kan mij dus ook niets herinneren
wanneer ik heb ondertekend en waarom. (…)”
3.5.
De kantonrechter heeft het bewijsvermoeden dat [appellante sub 2] eerder dan drie jaar voor de datum van de vernietigingsbrief/-brieven wetenschap heeft gehad van de leaseovereenkomsten aangenomen op grond van de betalingen uit hoofde van de leaseovereenkomsten vanaf de en/of rekening.
[appellante sub 2] heeft als getuige bij de kantonrechter verklaard, voor zover hier van belang:
“(…) Mijn man deed in die periode de financiële zaken thuis. (…) ik had een eigen rekening. Mijn salaris kwam ook binnen op mijn eigen rekening. (…) Ik gebruikte altijd mijn eigen rekening als ik iets kocht. (…) Ik keek op mijn eigen bankafschriften, niet op die van de en/of rekening (…)”
[appellant sub 1] heeft als getuige bij de kantonrechter verklaard, voor zover hier van belang:
“(…) De afschrijvingen gebeurden hoofdzakelijk van de en/of-rekening. Mijn vrouw wist hier niet van, omdat zij er nooit aankwam. Ze heeft er geen belangstelling voor. (…) Mijn vrouw maakte nooit gebruik van de en/of rekening. Mijn vrouw keek naar mijn weten nooit op de bankafschriften van de en/of rekening. Ik weet het niet zeker, maar dit vermoed ik. (…) Ik regel thuis de financiën. (…)”
Door deze verklaringen, die op dit punt consistent zijn, is het bewijsvermoeden voldoende ontzenuwd. Het ondertekenen door [appellante sub 2] van het Gegevensformulier Hardheidsclausule op 10 augustus 2004 (productie 45 bij conclusie na enquête van Dexia) is onvoldoende om desondanks het bewijs geleverd te achten dat [appellante sub 2] voor
20 mei 2002 op de hoogte was van de leaseovereenkomsten, reeds omdat de ondertekening van het formulier dateert van 10 augustus 2004, en voor het overige zijn geen bewijsmiddelen voorhanden. Het bewijsaanbod van Dexia wordt als ongespecificeerd gepasseerd.
3.7.
[appellanten] zijn niet geslaagd in het bewijs dat Dexia de vernietigingsbrief van 26 mei 2005 heeft ontvangen. De getuigenverklaring van [appellant sub 1] komt er op neer dat de brief correct ter post is bezorgd en dat de brief “moet aangekomen zijn bij Dexia”, meer enkel deze veronderstelling is onvoldoende en verder bewijs ontbreekt.
3.7.
De slotsom is dat de grief 4 slaagt ten aanzien van de leaseovereenkomsten 1 tot en met 5 en 7 tot en met 11, overeenkomstig de aanduiding in het vonnis waarvan beroep onder 2.4 en 2.7. Het vonnis waarvan beroep zal voor de leesbaarheid geheel worden vernietigd. Dexia zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van beide instanties, met nakosten.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat de door partijen gesloten leaseovereenkomsten 1 tot en met 5 en 7 tot en met 11, overeenkomstig de aanduiding in het vonnis waarvan beroep onder 2.4 en 2.7, rechtsgeldig op grond van artikel 1:88 en 1:89 BW zijn vernietigd en veroordeelt Dexia aan [appellanten] te voldoen al hetgeen door [appellanten] aan Dexia op grond van deze leaseovereenkomsten is voldaan, te verminderen met hetgeen [appellanten] op grond van de leaseovereenkomsten van Dexia heeft ontvangen, te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf het moment waarop een desbetreffend gedeelte van de inleg, bestaande uit termijnbetalingen en eventuele aflossing (minus dividenduitkeringen), is voldaan tot de dag van algehele betaling door Dexia,
veroordeelt Dexia in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellanten] begroot op nihil aan verschotten en € 1.800,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 739,81 aan verschotten en € 2.235,- voor salaris en op € 131,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W.M. Tromp, M.P. van Achterberg en P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op
15 december 2015.