ECLI:NL:GHAMS:2015:5212

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
23-001409-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in Amsterdam inzake diverse strafbare feiten gepleegd onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van diverse strafbare feiten, waaronder bedreiging, mishandeling en belediging, gepleegd in een kort tijdsbestek en onder invloed van alcohol. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging van [T.P.] met een pistool, mishandeling van [M.M.] door het gooien van een kaarsenstandaard en belediging van ambtenaren in functie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een relatief kort tijdsbestek meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, waarbij hij telkens onder invloed van alcohol verkeerde. Ondanks de ernst van de feiten heeft het hof besloten om geen straf of maatregel op te leggen, aangezien de verdachte reeds onherroepelijk was veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij [M.M.] tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij een bedrag van € 750,00 werd toegekend voor immateriële schade. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte voor een aantal feiten werd vrijgesproken, maar voor andere feiten werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

parketnummer: 23-001409-15
datum uitspraak: 16 december 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2015 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-277627-14 en 13-005165-15 en 13-282861-14 en 13-284984-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 december 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A (met parketnummer 13-277627-14):hij op of omstreeks 14 december 2014 te Amsterdam [T.P.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [T.P.] dreigend de woorden toegevoegd :"als je mij niet bevalt dan pak ik een pistool en schiet ik je zo voor de kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij) opzettelijk dreigend een schietgebaar en/of schietbeweging maakte met zijn hand alsof hij, verdachte een pistool in zjn hand had;
Zaak B (met parketnummer 13-284984-14 (gevoegd)):
primair:
hij op of omstreeks 22 december 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [M.M.] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [M.M.] (met kracht) een kaarsenstandaard, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [M.M.] , heeft gegooid en/of één of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) op/tegen/in de buik, in elk geval het lichaam, van voornoemde [M.M.] , heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 22 december 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [M.M.] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het (met kracht) gooien van een kaarsenstandaard, in elk geval een hard en/of zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [M.M.] en/of één of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) schoppen en/of trappen op/tegen/in de buik, in elk geval het lichaam, van voornoemde [M.M.] , waardoor voornoemde [M.M.] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Zaak C (met parketnummer 13-005165-15 (gevoegd)):
1:
hij op of omstreeks 11 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [W.G.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [W.G.] dreigend de woorden toegevoegd :"Als ik een magazijn had, schoot ik jullie allemaal dood kankerlijers", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:
hij op of omstreeks 11 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk, een ambtena(a)r(en), te weten [A.E.] (hoofdagent van Politie Eenheid Amsterdam) en/of [W.G.] (brigadier van Politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, belast met assistentiedienst, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door het volgende tegen hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "Best stelletje mongolen" en/of "Stelletje tyfuslijers" en/of "Mafkut" en/of "Kut NSB-ers" en/of "Kankerhoeren", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Zaak D (met parketnummer 13-282861-14 (gevoegd)):hij op of omstreeks 19 december 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (in de toegangsdeur), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Mentrum (vestiging Vlaardingenlaan), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak B primair en in zaak C onder 1 is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van zaak B primair
Het hof leidt uit de stukken in het dossier af dat de verdachte een kaarsenstandaard in de richting van [M.M.] heeft gegooid en dat hij haar twee keer in haar buik heeft getrapt. Wat daarvan ook zij, naar het oordeel van het hof kan hieruit niet worden afgeleid dat het opzet van de verdachte, ook niet in voorwaardelijke zin, was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij die [M.M.] .
Ten aanzien van zaak C onder 1
Ten laste is gelegd dat de verdachte de verbalisant [W.G.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling. Voor een bewezenverklaring van dit feit is vereist dat de bedreiging van dien aard is geweest en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar mishandeld zou worden. Gelet op gebezigde bewoordingen en de omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden, te weten tijdens het begeleiden door de verbalisant van de verdachte van de voorgeleidingsruimte naar het dagverblijf, is het hof van oordeel dat een dergelijke vrees in redelijkheid niet bij [W.G.] heeft kunnen ontstaan. Het hof betrekt bij zijn oordeel dat uit het dossier volgt dat de verdachte in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde en de gebezigde bewoordingen een algemeen en hypothetisch karakter hadden. Deze bewoordingen hielden niet in dat de verdachte op het punt stond de verbalisant iets aan te doen, noch dat hij dat op een later moment zou willen doen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B subsidiair en zaak C onder 2 en in zaak D ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A (met parketnummer 13-277627-14):hij op 14 december 2014 te Amsterdam [T.P.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [T.P.] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je mij niet bevalt dan pak ik een pistool en schiet ik je zo voor de kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en daarbij opzettelijk dreigend een schietgebaar maakte met zijn hand alsof hij, verdachte, een pistool in zijn hand had;
Zaak B (met parketnummer 13-284984-14 (gevoegd)):
subsidiair:
hij op 22 december 2014 te Amsterdam, opzettelijk [M.M.] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het gooien van een kaarsenstandaard tegen het hoofd van voornoemde [M.M.] en het meerdere malen met kracht schoppen en/of trappen tegen de buik van voornoemde [M.M.] , waardoor voornoemde [M.M.] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Zaak C (met parketnummer 13-005165-15 (gevoegd)):
onder 2:hij op 11 januari 2015 te Amsterdam, opzettelijk, ambtenaren, te weten [A.E.] (hoofdagent van Politie Eenheid Amsterdam) en [W.G.] (brigadier van Politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, belast met assistentiedienst, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "Best stelletje mongolen" en "Stelletje tyfuslijers" en "Mafkut" en "Kut NSB-ers" en "Kankerhoeren", althans telkens woorden van gelijke beledigende aard en strekking;
Zaak D (met parketnummer 13-282861-14 (gevoegd)):hij op 19 december 2014 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit in de toegangsdeur, toebehorende aan Mentrum (vestiging Vlaardingenlaan), heeft vernield.
Hetgeen in zaak A en in zaak B subsidiair en in zaak C onder 2 en in zaak D meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A (met parketnummer 13-277627-14) bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in zaak B (met parketnummer 13-284984-14) bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het in zaak C (met parketnummer 13-005165-15) onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in zaak D (met parketnummer 13-282861-14) bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf of maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en in zaak B primair en in zaak C onder 1 en onder 2 en in zaak D bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak heeft doorgebracht in voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een relatief kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan een aantal strafbare feiten. De verdachte verkeerde daarbij telkens onder invloed van alcohol. Zo heeft de verdachte in een winkel [T.P.] , die niets anders deed dan zijn boodschappen op de band te leggen, met woord en gebaar bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht en zodoende die [T.P.] angst aangejaagd. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van de 65-jarige eigenaresse van een café, waar hij met enige regelmaat kwam, waardoor zij letsel heeft bekomen en hevige pijn heeft ondervonden. Door zo te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat een en ander een grote impact op haar heeft en heeft gehad, blijkt wel uit de door haar opgestelde slachtofferverklaring. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het beledigen van ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, hetgeen getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. De verdachte heeft zich ten slotte zich schuldig gemaakt aan het vernielen van een ruit in de toegangsdeur van Mentrum, waardoor hij overlast en schade heeft veroorzaakt voor Mentrum.
Een en ander zou oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf alleszins rechtvaardigen. Zeker ook gelet op het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 november 2015, waaruit blijkt dat hij al vele malen onherroepelijk is veroordeeld. Echter, uit voornoemde documentatie is gebleken dat de verdachte op 14 augustus 2015 door de rechtbank Amsterdam -inmiddels onherroepelijk- is veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Gelet hierop en op het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht acht het hof het aangewezen te bepalen dat aan de verdachte thans, in de onderhavige strafzaak, geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [M.M.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B subsidiair (met parketnummer 13-284984-14) bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof acht een bedrag van € 750,00, zijnde een bedrag dat in vergelijkbare gevallen aan immateriële schade pleegt te worden toegekend, toewijsbaar. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak B primair (met parketnummer 13-284984-14) en in zaak C (met parketnummer 13-005165-15) onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer
13-277627-14) en in zaak B subsidiair (met parketnummer 13-284984-14) en in zaak C onder 2 (met parketnummer 13-005165-15) en in zaak D (met parketnummer 13-282861-14) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A (met parketnummer 13-277627-14) en in zaak B subsidiair (met parketnummer 13-284984-14) en in zaak C onder 2 (met parketnummer 13-005165-15) en in zaak D (met parketnummer 13-282861-14) bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in zaak A (met parketnummer 13-277627-14) en in zaak B subsidiair (met parketnummer 13-284984-14) en in zaak C onder 2 (met parketnummer 13-005165-15) en in zaak D (met parketnummer 13-282861-14) bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [M.M.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [M.M.] ter zake van het in zaak B subsidiair (met parketnummer 13-284984-14) bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [M.M.] , ter zake van het in zaak B subsidiair (met parketnummer 13-284984-14) bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 december 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. A.E.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 december 2015.