ECLI:NL:GHAMS:2015:5182

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
200.168.904/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris met betrekking tot onjuiste adressering en verzending van een testament

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen notaris mr. [naam] over de wijze waarop het concept van zijn testament is verzonden. Klager had de notaris expliciet verzocht om het concept naar een ander adres te sturen dan zijn GBA-adres, maar de notaris heeft dit document ten onrechte naar het GBA-adres verzonden, waarbij het ook nog eens mede ter attentie van klagers ex-echtgenote was geadresseerd. Klager heeft de notaris op 24 april 2015 aangeklaagd, waarna de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden op 27 maart 2015 de klacht deels ongegrond verklaarde en een waarschuwing oplegde. Het hof heeft de zaak op 1 oktober 2015 behandeld en de notaris heeft op 29 mei 2015 een verweerschrift ingediend. Het hof heeft de klachtonderdelen a. en b. gegrond verklaard, omdat de notaris niet alleen het testament naar het verkeerde adres heeft gestuurd, maar ook niet heeft voldaan aan zijn toezegging om het document op te halen. Klachtonderdeel c. over de onvolledige reactie van de notaris op een vraag van klager over een uitsluitingsclausule in het testament is ongegrond verklaard. Het hof legt de notaris dezelfde maatregel van waarschuwing op als de kamer, ondanks dat het hof meer klachtonderdelen gegrond heeft verklaard. De beslissing van de kamer wordt vernietigd en het hof geeft een nieuwe beslissing.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.168.904/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2014/122
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 december 2015
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 24 april 2015 een beroepschrift – met bijlagen –
bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 27 maart 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:13). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) op twee onderdelen ongegrond verklaard en op een onderdeel gegrond en de maatregel van waarschuwing opgelegd.
1.2.
Op 1 mei 2015 heeft het hof een brief d.d. 28 april 2015 – met bijlagen – van klager ontvangen.
1.3.
De notaris heeft op 29 mei 2015 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 1 oktober 2015. Klager, en de notaris, vergezeld van mr. [naam] , zijn verschenen. Klager en de notaris hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klager heeft tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klager was verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Op 29 september 2011 heeft klager met de notaris gesproken over het opstellen van een testament. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op het kantoor van de notaris.
3.2.2.
Klager heeft tijdens voormeld gesprek de notaris uitdrukkelijk verzocht het concept van het testament op te sturen naar een ander adres dan waar hij op dat moment stond ingeschreven in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: GBA).
3.2.3.
Een kantoorgenoot van de notaris, kandidaat-notaris mr. [naam] (hierna: [de kandidaat-notaris] ), heeft bij brief van 6 oktober 2011 het concept van het testament desalniettemin naar het GBA-adres van klager verzonden. Deze brief was mede geadresseerd aan de toenmalige echtgenote van klager, thans zijn ex-echtgenote (hierna: de ex-echtgenote), die op dat adres woonde.
3.2.4.
Nadat bleek dat het concepttestament naar een verkeerd adres was verzonden, heeft de notaris - mede namens [de kandidaat-notaris] - zowel schriftelijk als telefonisch excuses aan klager gemaakt en toegezegd direct (een kantoorgenoot) naar het GBA-adres van klager te (laten) gaan teneinde het concepttestament op te halen. In plaats daarvan is enkel telefonisch contact met de ex-echtgenote van klager opgenomen.
3.2.5.
Bij e-mailbericht van 21 oktober 2011 is het concept van het testament alsnog aan klager verstuurd.
3.2.6.
Op 14 november 2011 heeft de notaris het testament van klager verleden.
3.2.7.
De ex-echtgenote heeft het concept van het testament ontvangen.
3.2.8.
In verband met de gemaakte fouten heeft de notaris de bij klager in rekening gebrachte kosten uiteindelijk gecrediteerd.
3.2.9.
Bij e-mailbericht van 11 juli 2013 heeft klager de notaris gevraagd om een prijsopgave voor het aanpassen van zijn testament. Verder heeft klager het volgende verzocht.
“Aangezien (mede) door jullie (lees [de kandidaat-notaris] ) mijn echtscheiding nog steeds niet is afgerond wil ik je tevens vragen hoe sterk een uitsluiting clausule in een testament staat bij de rechtbank. en dan heb ik het inmiddels over hoger beroep bij de rechtbank- Arnhem Leeuwarden.”
3.2.10.
De notaris heeft bij e-mailbericht van 11 juli 2013 onder meer als volgt gereageerd.
“Met betrekking tot de uitsluitingsclausule, opgenomen in het stuk tekst wat gemaild is door u van de akte van notaris [naam] van 16 december 1987, merk ik op dat hetgeen op grond van die tekst verkregen wordt door de erfgenamen van wijlen de heer [naam](lees: de vader van klager)
alleen voor zijn erfgenamen is en er geen aanspraken zijn voor gehuwde partners van die erfgenamen, zulks op basis van een testament verleden voor een plaatsvervanger van notaris [naam] op 30 augustus 1979.”

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris het volgende.
a. De notaris heeft het concept van het testament niet alleen naar het verkeerde adres gestuurd, maar hij heeft dit concept ook ten onrechte mede ter attentie van de ex-echtgenote van klager geadresseerd, terwijl klager uitdrukkelijk had verzocht het concept naar een ander adres dan zijn GBA-adres te sturen.
b. De notaris is, ondanks zijn toezegging, niet naar het GBA-adres van klager gegaan om het concept van het testament op te halen.
c. De reactie van de notaris op de vraag van klager over de in het testament van zijn vader opgenomen uitsluitingsclausule was onvolledig.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdelen a. en b.
6.1.
De klachtonderdelen a. en b. lenen zich voor een gezamenlijke behandeling aangezien deze klachtonderdelen op hetzelfde onderwerp betrekking hebben.
6.2.
Evenals de kamer is het hof van oordeel dat onjuiste adressering en verzending slordigheden zijn die een zorgvuldig notaris niet mag maken, zeker niet indien het gaat om verzending van een hoogstpersoonlijk document, zoals een testament. De kamer heeft terecht overwogen dat - gezien het verzoek van klager zoals omschreven onder 3.2.2. - de notaris zich extra rekenschap had behoren te geven van het juist vermelden van de geadresseerde en het controleren van het juiste adres. Deze fout is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Ook het vaststaande feit dat de notaris niet heeft voldaan aan zijn toezegging om (een kantoorgenoot) bij de ex-echtgenote van klager langs te (laten) gaan teneinde het concepttestament op te halen (er is enkel telefonisch contact met haar opgenomen), acht het hof tuchtrechtelijk verwijtbaar, waaraan niet afdoet dat betwijfeld kan worden of een dergelijk ‘langsgaan’ zeker na het reeds gevoerde telefoongesprek nog toegevoegde waarde zou hebben gehad.
6.3.
Gelet op het vorenstaande zijn de klachtonderdelen a. en b. gegrond. Dat de notaris de onjuiste adressering en verzending zonder meer heeft erkend, daarvoor zijn excuses heeft aangeboden, alsmede dat hij de bij klager in rekening gebrachte kosten heeft gecrediteerd, doet niet af aan het tuchtrechtelijk verwijt dat de notaris op dit punt kan worden gemaakt.
Klachtonderdeel c
6.4.
Met de kamer is het hof van oordeel dat de reactie van de notaris op de in het e-mailbericht van 11 juli 2013 geformuleerde algemene vraag van klager over de uitsluitingsclausule in het testament van zijn vader voldoende volledig en zorgvuldig is. De notaris had in het desbetreffende e-mailbericht geen opdracht hoeven lezen om klager op een meer gedetailleerd niveau te antwoorden. De kamer heeft dit klachtonderdeel dan ook terecht ongegrond verklaard.
Maatregel
6.5.
Hoewel het hof meer klachtonderdelen gegrond oordeelt dan de kamer, is het hof desalniettemin van oordeel dat de - ook door de kamer uitgesproken - maatregel van waarschuwing passend en geboden is.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer in haar geheel vernietigen en een nieuwe beslissing geven.
6.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klachtonderdelen a. en b. gegrond;
- verklaart klachtonderdeel c. ongegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, F.J.P.M. Haas en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2015 door de rolraadsheer.