ECLI:NL:GHAMS:2015:5180

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
200.174.414/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over betalingsverplichting en afgifte van beslagen object tussen advocaten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [X] ADVOCATEN B.V. tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een overeenkomst tussen twee advocaten, waarbij [X] zich verplichtte om een beslagen object, een auto, af te geven aan Hoad Holding B.V. in ruil voor een betaling die op de derdenrekening van [X] zou worden gestort. Noble House B.V., de andere partij in deze zaak, had een vordering op Hoad en had conservatoir beslag gelegd op de auto. De voorzieningenrechter oordeelde dat [X] aan de toezegging van haar advocaat, mr. Van Reek, gebonden was om het bedrag door te storten aan Noble House, wat [X] betwistte. Het hof bevestigde de beslissing van de voorzieningenrechter en oordeelde dat de toezegging van mr. Van Reek niet onder voorbehoud stond en dat [X] niet kon ontsnappen aan haar betalingsverplichting. Het hof concludeerde dat er geen blijvende onmogelijkheid was om aan de betalingsverplichting te voldoen en dat de omstandigheden van de zaak, inclusief de rol van de advocaten, wezenlijk waren voor de uitkomst. Het hof bekrachtigde het vonnis en veroordeelde [X] in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer : 200.174.414/01 KG
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/587444 / KG ZA 15-616
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 december 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] ADVOCATEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. T.C.C.J. Schonis te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOBLE HOUSE B.V.,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R. Kuizenga te Almere.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] en Noble House genoemd.
[X] is bij dagvaarding van 20 juli 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2015, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Noble House als eiseres en [X] als (mede-)gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Noble House alsnog zal afwijzen en - uitvoerbaar bij voorraad - Noble House zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties en tot terugbetaling van hetgeen [X] uit hoofde van het bestreden vonnis aan Noble House heeft betaald.
Noble House heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [X] in de kosten van (begrijpt het hof) het geding in hoger beroep.

2.Feiten

Geen geschil bestaat over de juistheid van de door de voorzieningenrechter in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 weergegeven feiten, zodat ook het hof van deze feiten zal uitgaan. In hoeverre de voorzieningenrechter deze feiten in een verkeerde context heeft geplaatst, zoals [X] in de grieven 1 tot en met 3 met betrekking tot de vaststellingen onder respectievelijk 2.4, 2.5 en 2.6 stelt, zal, voor zover nodig, hierna aan de orde komen.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) Noble House heeft aan Hoad Holding B.V. (hierna: Hoad) een [ merk auto] (hierna: de auto) verkocht. Noble House en Hoad zijn overeengekomen dat Noble House de auto zou restaureren.
(ii) Tussen Noble House en Hoad is hierover een geschil ontstaan. Noble House heeft op de auto conservatoir beslag gelegd en de auto is in gerechtelijke bewaring gegeven. Bij vonnis van 4 februari 2015 van de rechtbank Midden-Nederland is Hoad veroordeeld tot betaling aan Noble House van € 44.618,98, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en met de proceskosten.
(iii) Op 5 februari 2015 heeft de bestuurder van Hoad, [A] , zich bij de bewaarder gemeld voor afgifte van de auto. Bij e-mail van dezelfde datum heeft mr. Kuizenga, de advocaat van Noble House, aan mr. Van Reek, de advocaat van Hoad en werkzaam bij [X] , bericht dat Noble House de auto pas zou vrijgeven na betaling van hetgeen op basis van het vonnis verschuldigd was.
(iv) Op 6 februari 2015 heeft de volgende e-mailwisseling plaatsgevonden:
Om 8:00 uur heeft [A] aan mr. Kuizenga onder meer het volgende geschreven:
Geachte heer Kuizenga,
Naar ik zojuist heb begrepen frustreert uw cliënt in de persoon van [B] de afgifte van de [ merk auto] , terwijl ik gisteren het hele bedrag heb overgeboekt na een onbegrijpelijk vonnis ..
Om 8:12 uur heeft mr. Kuizenga aan [A] , met een CC aan mr. Van Reek, onder meer geschreven:
Heren,
Voor de goede orde: het gaat om een verschil van € 625,15.
Om 8:13 uur heeft [A] aan mr. Kuizenga geschreven:
Ik stort dat bedrag vandaag op de derdenrekening van mijn advocaat. Auto moet nu mee ... of gaat u dit serieus frustreren?
Mr. Kuizenga heeft daarop, om 8.20 uur, aan [A] en aan mr. Van Reek geschreven:
Geachte heer,
Met de toezegging van een advocaat dat heden op mijn derdenrekening een bedrag van EUR 55.749,86 wordt gestort, zal cliënt de auto afgeven. Graag een bevestiging van uw advocaat, dan kunt u voort.
[A] heeft daarop, om 8.28 uur, als volgt geschreven:
Ik bevestig het! (...)
waarop mr. Kuizenga, 8.31 uur, met een CC aan mr. Van Reek, heeft geantwoord:
Geachte heer,
U begrijpt het niet helemaal, ik verlang een toezegging van uw advocaat.
Mr. Van Reek heeft vervolgens aan mr. Kuizenga geschreven:
Ik heb u gisteren al bevestigd, dat het bedrag waar uw cliënte recht op heeft op mijn derdenrekening staat en wordt doorgestort naar uw derdenrekening nadat de auto is afgegeven. Hierbij bevestig ik dit nogmaals.
( v) Op vrijdag 6 februari 2015 is de auto vrijgegeven aan Hoad.
(vi) Op maandag 9 februari 2015 heeft mr. Van Reek mr. Kuizenga bericht niet tot betaling te zullen overgaan. Hoad beriep zich op een opschortingsrecht, aldus mr. Van Reek.
(vii) Op 21 maart 2015 is het bedrag dat namens Hoad op de derdenrekening van [X] was gestort, teruggestort aan de rechtspersoon die het bedrag had betaald.
3.2.
Noble House heeft [X] tezamen met mr. Van Reek in kort geding gedagvaard en primair betaling van het bedrag van € 55.749,86, te vermeerderen met rente, door [X] gevorderd en subsidiair de betaling van dat bedrag door mr. Van Reek. De voorzieningenrechter heeft de primaire vordering toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen, met veroordeling van [X] in de proceskosten. Samengevat oordeelde de voorzieningenrechter dat mr. Van Reek aan mr. Kuizenga expliciet de toezegging heeft gedaan om het op de derdenrekening gestorte bedrag door te storten, waarbij hij namens het advocatenkantoor [X] is opgetreden Tegen deze beslissing - en de gronden waarop de beslissing berust - heeft [X] in totaal 15 grieven gericht.
3.3.1.
Zoals gememoreerd bevatten de
grieven 1 tot en met 3geen klacht over de juistheid van de door de voorzieningenrechter opgesomde feiten, maar over de context waarin de voorzieningenrechter deze heeft geplaatst. [X] voert aan dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat tussen partijen een verschil van mening bestond over de hoogte van het door Hoad op grond van het vonnis aan Noble House verschuldigde bedrag. Dit verschil bedroeg € 625,15. [X] stelt dat de mailwisseling van vrijdagochtend 6 februari 2015 slechts zag op de hoogte van het bedrag en, begrijpt het hof, niet van belang is voor de vraag of mr. Van Reek aan mr. Kuizenga een toezegging heeft gedaan.
3.3.2.
De grieven treffen geen doel. Uit de onder 3.1. (iv) weergegeven e-mails van [A] begrijpt het hof dat [A] aanvankelijk (“gisteren”) een bedrag van
€ 55.124,71 op de derdenrekening van het kantoor van mr. Van Reek had betaald en dat hij, in aanvulling daarop, omdat mr. Kuizenga op grond van de door hem gemaakte berekening € 55.749,86 wilde ontvangen, op 6 februari 2015 het restant heeft betaald (“Ik stort dat bedrag vandaag op de derdenrekening van mijn advocaat”). Tussen partijen is ook niet in geschil dat op de derdenrekening van [X] een bedrag van (in totaal) € 55.749,86 is overgemaakt. Waar het om gaat is dat uit de geciteerde e-mailwisseling blijkt dat mr. Kuizenga, nadat het verschil van mening over het bedrag van € 625,15 was gebleken, tegenover de afgifte van de auto expliciet heeft verlangd dat op zijn derdenrekening een bedrag van € 55.749,86 zou worden gestort. Mr. Van Reek heeft díe doorstortingsverplichting bevestigd. De voorzieningenrechter heeft op grond van de gevoerde e-mailwisseling daarom terecht geconcludeerd dat een meningsverschil over € 625,15 voor de beoordeling van het geschil tussen partijen niet van betekenis is.
Ten overvloede merk het hof op dat, ook indien er een meningsverschil over € 625,15 zou hebben bestaan, dit nog geen reden heeft kunnen opleveren om het volledige bedrag niet door te storten. Het hof merkt tevens op dat uit de brief van de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten aan de griffier van de Raad van Discipline d.d. 6 mei 2015 met betrekking tot de door Noble House jegens mr. Van Reek ingediende tuchtklacht ook niet blijkt dat het desbetreffende verweer door mr. Van Reek is gevoerd.
3.4.1.
Met de
grieven 4 en 5betoogt [X] dat de voorzieningenrechter, mede gelet op het bij Noble House bestaande restitutierisico, ten onrechte een spoedeisend belang aan de zijde van Noble House heeft aangenomen.
3.4.2.
De grieven falen. Tegenover een toezegging aan de advocaat van Noble House dat het op de derdenrekening van het advocatenkantoor [X] gestorte bedrag zou worden doorbetaald heeft Noble House een door haar beslagen auto, waarop zij zich vanwege de door haar verkregen executoriale titel met onmiddellijke ingang had kunnen verhalen, afgegeven. De strekking van de tussen de advocaten gesloten overeenkomst was dat Noble House, in plaats van het beslag op de auto, de zekerheid biedende toezegging zou hebben dat het aan haar toekomend bedrag terstond na die afgifte zou worden voldaan. De aard van deze toezegging die de advocaat van Hoad aldus op zich nam brengt, vooral gezien de maatschappelijke functie die advocaten bekleden bij het treffen van arrangementen als het onderhavige en het belang dat ermee gemoeid is dat in advocaten het daarvoor vereiste vertrouwen kan worden gesteld, mee dat een onmiddellijke voorziening is vereist in het geval de toezegging niet wordt nagekomen, opdat de toezegging alsnog onverwijld kan worden verwerkelijkt. In dit geval is daarbij in het kader van de belangenafweging zwaarwegend dat, zoals hierna zal blijken, naar het oordeel van het hof sprake is van een ernstige schending van de toezegging.
3.4.3.
Het beroep van [X] op een bij Noble House bestaand restitutierisico kan haar niet baten, niet alleen omdat het risico dat het bedrag door Noble House aan [X] moet worden terugbetaald uiterst gering is maar ook omdat zij er zelf voor heeft gekozen het volledige van Hoad ontvangen bedrag aan Hoad, althans een rechtspersoon namens Hoad, terug te betalen.
3.5.1.
Grief 6klaagt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de toezegging die mr. Van Reek heeft gedaan, niet het voorbehoud bevatte dat Hoad zich het recht voorbehield om niet te betalen indien de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde. Met deze grief houdt
grief 7verband, waarin [X] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de auto daadwerkelijk is afgegeven.
3.5.2.
Ook deze grieven hebben geen succes. De inhoud van de toezegging die mr. Van Reek aan mr. Kuizenga heeft gedaan, in het bijzonder of deze onvoorwaardelijk was, dient te worden bepaald aan de hand van de Haviltex maatstaf. Voor de uitleg relevante omstandigheden zijn dat partijen zeer lang over de auto hebben gestreden, dat de auto onderwerp is geweest van een deskundigenonderzoek waarvan de resultaten zijn neergelegd in een uitgebreid deskundigenrapport met daarin diverse foto’s, en dat in het licht daarvan door [X] onvoldoende duidelijk is gesteld dat Hoad niet tevoren met de door haar opgesomde gebreken bekend was/kon zijn. In deze omstandigheden heeft mr. Kuizenga in redelijkheid niet behoeven te verwachten dat door mr. Van Reek in verband met de staat waarin de auto zich bij afgifte aan Hoad bevond een beroep op opschorting zou worden gedaan. Dit zou wellicht anders kunnen zijn indien, zoals [X] als voorbeeld in de memorie van grieven stelt, niet de auto maar slechts de wielen, de bodemplaat en/of het chassis zou(den) worden vrijgegeven, maar gesteld noch gebleken is dat een daarmee vergelijkbare situatie zich heeft voorgedaan.
3.6.
Voor zover [X] met
grief 8wil betogen dat uit de context waarin de toezegging door mr. Van Reek is gedaan, kan worden afgeleid dat mr. Van Reek die toezegging (slechts) namens zijn cliënt heeft gedaan en dat daaruit voor [X] geen verplichting is ontstaan, stuit dat betoog reeds af op het gegeven dat, zoals uit de opgesomde feiten blijft, mr. Kuizenga geen genoegen heeft genomen met een toezegging waaraan slechts Hoad/ [A] gebonden zou zijn maar uitdrukkelijk een toezegging “door uw advocaat” heeft verlangd, met het - duidelijk kenbare - gevolg dat hij namens zijn cliënt die advocaat op de nakoming zou kunnen aanspreken. Grief 8 treft daarom geen doel.
3.7.1.
Grief 9is gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat, nadat het bedrag door [X] aan Hoad was teruggestort, de verbintenis tot het doorstorten van het geld op de derdenrekening van mr. Kuizenga niet blijvend onmogelijk was en dat [X] daardoor niet van haar betalingsverplichting jegens Noble House was ontslagen.
3.7.2.
[X] heeft op grond van de tussen mrs. Van Reek en Kuizenga gesloten overeenkomst een betalingsverplichting aan mr. Kuizenga/Noble House gekregen. Niet valt in te zien dat die betalingsverplichting blijvend onmogelijk is. Voorts mag niet uit het oog worden verloren dat de betalingsverplichting ontstond op het moment dat de auto door Noble House aan [A] was afgegeven en dat voldoening, ook in de letterlijke betekenis van ‘doorstorten’, toen nog mogelijk was. Nu de blijvende onmogelijkheid waarop [X] zich beroept enkel door een eigen handeling is ontstaan gaat een beroep daarop ook om die reden niet op
.Grief 9 faalt eveneens.
3.8.1.
De
grieven 10, 11 en 12lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Ze zijn, samengevat, gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat [X] gebonden is aan de door mr. Van Reek, bij haar in loondienst, gedane toezegging. De voorzieningenrechter overwoog daartoe dat de omstandigheden dat mr. Van Reek in dienst was bij [X] als advocaat-medewerker, dat hij sprak over de derdenrekening van het kantoor als “mijn” derdenrekening en dat hij zijn toezegging deed in hoedanigheid van advocaat, voor risico komen van [X] en dat daardoor de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt.
3.8.2.
Ook deze grieven falen.
3.8.3.
Allereerst dient te worden vastgesteld dat mr. Van Reek bij [X] als advocaat in dienst is en dat onvoldoende is bestreden dat hij tegenover de buitenwereld optreedt en aan het rechtsverkeer deelneemt als advocaat van [X] . [X] heeft geen enkele reden gegeven waarom mr. Van Reek niet bevoegd was tot het sluiten van een overeenkomst die - zoals Noble House terecht en onbetwist heeft aangevoerd - “binnen de advocatuur zeer gebruikelijk” is teneinde - toegepast op de onderhavige zaak - te voorkomen dat een discussie zou ontstaan over wie van de partijen het eerste zou moeten presteren, Noble House wat betreft de vrijgave/afgifte van de auto of Hoad wat betreft de betaling van het volgens het vonnis van rechtbank Midden-Nederland van 4 februari 2015 verschuldigde bedrag. Reeds omdat [X] het beroep op onbevoegdheid van mr. Van Reek om haar te vertegenwoordigen op geen enkele wijze heeft toegelicht en/of onderbouwd en deze onbevoegdheid niet zonder meer kan worden aangenomen, dient daaraan te worden voorbijgegaan. Dit geldt ook indien in aanmerking wordt genomen dat de betaling diende te geschieden vanaf de derdenrekening van het kantoor van [X] .
3.8.4.
Indien - in het onaannemelijke geval - inderdaad sprake zijn van onbevoegdheid van mr. Van Reek om de onderhavige toezegging te doen, heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat in de gegeven omstandigheden mr. Kuizenga heeft mogen afgaan op de door [X] gewekte schijn van bevoegdheid van mr. Van Reek doordat zij heeft toegestaan dat mr. Van Reek als advocaat van [X] aan het rechtsverkeer deelneemt, althans dat mr. Kuizenga die bevoegdheid heeft mogen aannemen op grond van de omstandigheden die voor risico komen van [X] .
3.9.
De overweging van de voorzieningenrechter dat in de verhouding tussen Noble House, Hoad en [X] het risico, dat Hoad niet aan haar betalingsverplichting uit hoofde van het vonnis voldoet, in de gegeven omstandigheden voorshands bij [X] moet liggen en niet bij Noble House, is juist en de daartegen gerichte
grief 13faalt.
3.10.
De
grieven 14 en 15hebben geen zelfstandige betekenis en behoeven daarom geen afzonderlijke behandeling. Zij zijn tevergeefs aangevoerd.
3.11.
In de memorie van grieven heeft [X] nog enkele aanvullende verweren aangevoerd, die hierna kort zullen worden besproken:
- anders dan [X] aanvoert, is uit de tussen mr. Kuizenga en mr. Van Reek gesloten overeenkomst en de in dat kader door mr. Van Reek gedane toezegging, waaraan [X] is gebonden, een verbintenis ontstaan;
- anders dan [X] aanvoert, zijn de e-mails die mr. Van Reek aan mr. Kuizenga heeft verzonden aan te merken als een verklaring waaraan [X] is gebonden. De stelling dat “voor [X] geen enkele aanleiding [bestond] om onverplicht, om niet, eenzijdig een eigen verbintenis jegens Noble House in het leven te roepen zonder dat daar ook maar iets voor haar tegenover stond”, kan niet als juist worden aanvaard;
- de e-mail van mr. Van Reek waarin hij bevestigt dat het geld op de derdenrekening zal worden doorgestort zodra de auto is afgegeven, is een verklaring als bedoeld in artikel 3:33 BW waaraan [X] is gebonden;
- dat, zoals [X] stelt, mr. Van Reek op grond van de interne rechtsverhouding tussen Hoad/mr. Van Reek/ [X] niet gerechtigd was het op de derdenrekening gestorte bedrag aan mr. Kuizenga door te storten, is niet alleen onvoldoende toegelicht maar is in ieder geval een omstandigheid die voor risico van [X] dient te komen en niet aan Noble House kan worden tegengeworpen;
- toepasselijkheid van Gedragsregel 9 maakt dat niet anders;
- hetzelfde geldt ten aanzien van de stelling van [X] dat het geld op de derdenrekening niet afkomstig was van Hoad maar van de Stichting Derdengelden Hoad;
- de opmerkingen omtrent onrechtmatigheid/schade/causaliteit/het ontbreken van een aan mr. Van Reek te maken persoonlijk verwijt zijn niet relevant en worden daarom door het hof buiten beschouwing gelaten.
3.12.
[X] heeft, gelet op door mr. Kuizenga namens Noble House uitgebrachte sommatie van 20 mei 2015 en de nadien tussen de advocaten gevoerde correspondentie, onvoldoende gemotiveerd bestreden dat door Noble House buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. Voor zover derhalve [X] tegen de toewijzing door de voorzieningenrechter van de buitengerechtelijke kosten nog een grief heeft aangevoerd, faalt ook deze.
3.13.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover tussen Noble House en [X] gewezen;
wijst af de vordering tot terugbetaling van hetgeen op grond van het vonnis in eerste aanleg is betaald;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Noble House begroot op € 1.937,- aan verschotten en op € 1.631,- voor salaris;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. Oranje, J.W.M. Tromp en G.J. Visser en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 december 2015.