Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de stichting STICHTING EXPLOITATIEFLAT DE DRECHT,
TICHTING EXPLOITATIEFLAT DE GARSTKAMP,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de overgang van onderneming en opvolgend werkgeverschap in het kader van het arbeidsrecht. De appellanten, Stichting Exploitatieflat De Drecht en Stichting Exploitatieflat De Garstkamp, zijn in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De kantonrechter had geoordeeld dat de werkneemster, [geïntimeerde], recht had op betaling van achterstallig loon en dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met Stichting De Drecht. De Stichtingen betwisten dit en stellen dat er geen opvolgend werkgeverschap is, omdat de werkneemster voor een deel van haar werktijd in dienst is gebleven bij de vorige werkgever.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [geïntimeerde] is op 1 november 2011 in dienst getreden bij Cordaan en heeft vervolgens verschillende arbeidsovereenkomsten gehad met Stichting De Drecht en Stichting De Garstkamp. De Stichtingen hebben in hoger beroep geconcludeerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er sprake is van opvolgend werkgeverschap. Het hof heeft de grieven van de Stichtingen verworpen en geoordeeld dat de Stichtingen als opvolgend werkgevers moeten worden aangemerkt. Het hof heeft vastgesteld dat de werkneemster krachtens overgang van onderneming in dienst is gekomen van Stichting De Drecht en dat de Stichtingen ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze als elkaar opvolgend moeten worden beschouwd.
Het hof heeft de wettelijke verhoging van 10% die door de kantonrechter was opgelegd, gematigd tot 20% en heeft de Stichtingen veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris aan [geïntimeerde]. De beslissing van het hof bevestigt de eerdere uitspraak van de kantonrechter, met uitzondering van de proceskostenveroordeling, die is aangepast. Het arrest is gewezen op 24 februari 2015.