ECLI:NL:GHAMS:2015:5145
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de totstandkoming van een echtscheidingsconvenant met betrekking tot partneralimentatie en pensioenrechten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek om de partnerbijdrage aan de vrouw te verlagen, werd afgewezen. De man en vrouw zijn in 1973 gehuwd en hun huwelijk is op 4 augustus 2009 ontbonden. Bij de echtscheidingsbeschikking van 15 juli 2009 is een echtscheidingsconvenant vastgesteld, waarin onder andere is bepaald dat de vrouw aan de man een partnerbijdrage van € 732,- per maand dient te betalen. Deze bijdrage is later aangepast, en in een vaststellingsovereenkomst van 7 juni 2012 is de bijdrage vastgesteld op € 516,- per maand. De man verzoekt nu om deze bijdrage met terugwerkende kracht op nihil te stellen, omdat hij meent dat de vaststelling met grove miskenning van de wettelijke maatstaven tot stand is gekomen. De vrouw verzet zich hiertegen en stelt dat de afspraken in het convenant en de vaststellingsovereenkomst zorgvuldig zijn gemaakt, met inachtneming van de financiële situatie van beide partijen.
Het hof overweegt dat op grond van artikel 1:401 lid 5 BW een overeenkomst betreffende levensonderhoud kan worden gewijzigd indien deze is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Het hof concludeert dat de overeengekomen partnerbijdrage van € 516,- per maand niet met grove miskenning van de wettelijke maatstaven tot stand is gekomen. De man heeft onvoldoende onderbouwd dat de berekeningen die aan de vaststelling ten grondslag liggen onjuist zijn. Bovendien is het hof van oordeel dat de man niet kan volhouden dat hij bij de totstandkoming van het convenant heeft gedwaald, aangezien hij zich meerdere keren heeft laten adviseren door de ScheidingsMakelaar. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de man af.