In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van een digitale camera onder de juiste goederencode voor douanedoeleinden. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane had een uitnodiging tot betaling (UTB) opgelegd aan de belanghebbende, [X B.V.], voor douanerechten op een digitale camera die door de Duitse douane was ingedeeld als videocamera-opnametoestel. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de UTB vernietigd, waarna de inspecteur in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de camera moet worden ingedeeld naar zijn hoofdfunctie. De inspecteur stelde dat de camera als videocamera moest worden ingedeeld, terwijl de belanghebbende betoogde dat het een digitaal fototoestel was. Het Hof heeft vastgesteld dat de camera, hoewel het uiterlijk van een videocamera had, niet voldeed aan de eisen voor indeling als videocamera-opnametoestel, omdat de kwaliteit van de video-opnamen bij gebruik van de digitale zoomfunctie onvoldoende was. Het Hof volgde de argumenten van de belanghebbende en concludeerde dat de camera onder goederencode 8525 80 30 moest worden ingedeeld, als digitaal fototoestel.
De uitspraak benadrukt het belang van de hoofdfunctie van goederen bij douanerechten en de toepassing van de gecombineerde nomenclatuur. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de inspecteur ongegrond, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank werd herroepen.