In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. van Marle, heeft in hoger beroep de vernietiging van het vonnis van 18 september 2013 gevorderd, waarin de kantonrechter oordeelde dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen tussen hem en de besloten vennootschap [X] KEUKENS & SANITAIR B.V., vertegenwoordigd door mr. Ph. Ekering. De kern van het geschil betreft de uitleg van de koopovereenkomst die op 18 juni 2010 zou zijn gesloten, waarbij [appellant] stelt dat hij op basis van afspraken met een medewerker van [X] kosteloos van de koop kon afzien. Het hof heeft op 21 juli 2015 geoordeeld dat [appellant] in zijn tegenbewijs is geslaagd en dat de eerdere vonnissen van de kantonrechter vernietigd moeten worden. Het hof concludeert dat er geen bindende koopovereenkomst tot stand is gekomen, omdat [appellant] redelijkerwijs mocht aannemen dat hij de overeenkomst kosteloos kon annuleren. Het hof wijst de vordering van [X] af en veroordeelt [X] in de proceskosten van beide instanties.