ECLI:NL:GHAMS:2015:5116

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
200.139.996/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een koopovereenkomst met betrekking tot een keuken en de mogelijkheid tot kosteloze annulering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. van Marle, heeft in hoger beroep de vernietiging van het vonnis van 18 september 2013 gevorderd, waarin de kantonrechter oordeelde dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen tussen hem en de besloten vennootschap [X] KEUKENS & SANITAIR B.V., vertegenwoordigd door mr. Ph. Ekering. De kern van het geschil betreft de uitleg van de koopovereenkomst die op 18 juni 2010 zou zijn gesloten, waarbij [appellant] stelt dat hij op basis van afspraken met een medewerker van [X] kosteloos van de koop kon afzien. Het hof heeft op 21 juli 2015 geoordeeld dat [appellant] in zijn tegenbewijs is geslaagd en dat de eerdere vonnissen van de kantonrechter vernietigd moeten worden. Het hof concludeert dat er geen bindende koopovereenkomst tot stand is gekomen, omdat [appellant] redelijkerwijs mocht aannemen dat hij de overeenkomst kosteloos kon annuleren. Het hof wijst de vordering van [X] af en veroordeelt [X] in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.139.996/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 1373192 \ HA EXPL 12-1151
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 juli 2015
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. R.G.P. van Marle te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] KEUKENS & SANITAIR B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. Ph. Ekering te Rotterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en [X] genoemd.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 10 december 2013 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 18 september 2013, in deze zaak onder bovengenoemd zaaknummer gewezen tussen [X] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.
Het hof heeft op 21 januari 2014 een tussenarrest uitgesproken waarin het een comparitie van partijen heeft gelast, die op 2 april 2014 heeft plaatsgevonden en waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
[appellant] heeft bij memorie twee grieven geformuleerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vorderingen van [X] zal afwijzen en [X] zal veroordelen – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten van beide instanties, de nakosten daaronder begrepen.
[X] heeft bij memorie de grieven van [appellant] bestreden en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen en [appellant] zal veroordelen – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten van (het hof begrijpt:) het hoger beroep, te vermeerderen met wettelijke rente.
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.

2.De feiten

De kantonrechter heeft in het in dit geschil gewezen tussenvonnis van 20 maart 2013 onder 1.1 tot en met 1.6 een aantal feiten vermeld en tot uitgangspunt genomen. Omdat die feiten tussen partijen niet in geschil zijn, zal ook het hof daarvan uitgaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) Op 18 juni 2010 heeft [appellant] de showroom van [X] bezocht.
(ii) [appellant] heeft toen met een medewerker van [X] , [A] , gesproken over (de aanschaf van) een keuken.
(iii) [appellant] heeft op 18 juni 2010 in de showroom Van [X] zijn handtekening geplaatst op de eerste bladzijde van een document, welk document betrekking heeft op het kopen en plaatsen van een keuken.
(iv) Op 19 juni 2010 heeft [appellant] aan [X] in een e-mailbericht het volgende geschreven:
“Geachte heer [A] ,
Veel dank voor de offerte, maar ik ga niet verder met de aankoop van een keuken.”
( v) Daarna heeft [X] op 19 juni 2010 aan [appellant] het volgende per e-mail bericht:
“Geachte heer [appellant] ,
Graag zou ik u voor maandag willen uitnodigen om uw keukenorder te bespreken
Met vriendelijke groet,
[X] Rotterdam
[A]
(…)”.
(vi) [X] hanteert ter zake van (koop)overeenkomsten die zij sluit de algemene voorwaarden van de Centrale Branchevereniging Wonen (verder: de algemene voorwaarden).
3.2.
[X] heeft in eerste aanleg gevorderd, kort gezegd, [appellant] te veroordelen tot betaling aan [X] van een bedrag van € 5.401,22 (te vermeerderen met wettelijke rente) en van de proceskosten. Zij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat op 18 juni 2010 een koopovereenkomst tussen haar en [appellant] tot stand is gekomen betreffende een keuken en dat [appellant] , omdat hij deze keuken niet heeft afgenomen, op grond van de algemene voorwaarden van [X] annuleringskosten verschuldigd is. [appellant] heeft hiertegen verweer gevoerd en in reconventie vernietiging van artikel 12 lid 1 van de algemene voorwaarden van [X] gevorderd voor zover deze betrekking hebben op de fabricage, levering en plaatsing van de keuken, met veroordeling van [X] in de proceskosten. [X] heeft hiertegen verweer gevoerd.
3.3.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 20 maart 2013 overwogen, kort gezegd, dat voorshands aannemelijk is dat tussen partijen een overeenkomst ter zake van koop en plaatsing van een keuken is tot stand gekomen en dat [appellant] zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, dat, als [appellant] daarin niet slaagt, vaststaat dat hij krachtens de van toepassing zijnde algemene voorwaarden een schadevergoeding van in beginsel 30% is verschuldigd van wat hij als afnemer ter uitvoering van de overeenkomst had moeten betalen en dat het beroep van [appellant] op de nietigheid of vernietigbaarheid van artikel 12 van de algemene voorwaarden niet slaagt. Vervolgens heeft de kantonrechter in het eindvonnis van 18 september 2013 overwogen, kort gezegd, dat [appellant] slechts bij akte producties in het geding heeft gebracht, dat [appellant] niet geslaagd is in het leveren van het tegenbewijs, dat [appellant] daarom een annuleringsvergoeding is verschuldigd en dat het percentage waarop [X] in dat verband aanspraak kan maken moet worden vastgesteld op 25%. Op grond van een en ander heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.950,50 (zijnde 25% van de koopsom ten bedrage van € 15.802,=), te vermeerderen met wettelijke rente, en heeft hij de vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
3.4.
Blijkens de inhoud van de grieven is het hoger beroep zowel tegen het tussenvonnis van 20 maart 2013 als tegen het eindvonnis van 18 september 2013 gericht.
3.5.
Met zijn eerste grief verwijt [appellant] de kantonrechter dat deze uitsluitend de vraag heeft beantwoord of een koopovereenkomst tussen hem en [X] is tot stand gekomen en de vraag hoe deze overeenkomst, indien tot stand gekomen, moet worden uitgelegd, buiten beschouwing heeft gelaten. Daarbij heeft [appellant] meer in het bijzonder het standpunt ingenomen (zie memorie van grieven onder 9)
“dat hij wellicht in juridische zin een overeenkomst is aangegaan, maar dat hij op grond van de gemaakte afspraken met de heer [A] , de aankoop kosteloos kon annuleren. Het zetten van een handtekening was slechts van belang om toch in aanmerking te komen voor de scooter-actie. Daarom heeft [appellant] , als juridische leek, het zetten van zijn handtekening onder het document niet gekwalificeerd als het aangaan van een koopovereenkomst, maar als een voorwaarde om in aanmerking te komen voor de scooter indien hij toch besloot de keuken te kopen. De verzekering van de heer [A] dat hij, ook na het ondertekenen van het document, niet gehouden was de keuken te kopen, althans nergens aan vast zat, heeft hem doen besluiten zijn handtekening te zetten.”
Het hof begrijpt deze stellingen aldus dat [appellant] het standpunt inneemt dat hij weliswaar een koopovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot de keuken, maar dat hij deze overeenkomst op ieder gewenst moment kosteloos kon annuleren. Omdat dit standpunt, indien juist, tot afwijzing van de vordering van [X] moet leiden, zal het hof allereerst hieromtrent oordelen, waarbij het dus aankomt op de vraag hoe de overeenkomst tussen [appellant] en [X] moet worden uitgelegd.
3.6.
Het hof stelt daarbij voorop dat het voor de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de daarin vervatte bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (vgl. HR 13 maart 1981, NJ 1981/635).
3.7.
Ter adstructie van zijn stellingen omtrent de uitleg van de koopovereenkomst heeft [appellant] in hoger beroep een schriftelijke verklaring in het geding gebracht van [A] , de medewerker van [X] met wie [appellant] destijds (op 18 juni 2010) heeft gesproken. Die verklaring is opgesteld door de advocaat van [appellant] en ondertekend door [A] op 21 november 2013, en luidt onder meer als volgt:
“(…) Cliënt stelt zich onder meer op het standpunt dat hij op grond van het gesprek dat hij met u als zijnde verkoper heeft gevoerd, er van uit mocht gaan dat hij niet vast aan de aankoop zat.
U bevestigde mij dat u zich goed kon herinneren dat u in juni 2010 cliënt geholpen heeft bij het uitzoeken van een keuken en het opstellen van een offerte voor die keuken. Tijdens het verkoopgesprek heeft u cliënt er op gewezen dat als hij de overeenkomst zou ondertekenen voor een bepaalde datum, in aanmerking kwam voor een scooter.
Desgevraagd liet u cliënt voorts weten dat hij kosteloos van de koop af kon zien, als hij zich in een later stadium zou bedenken. U ging daarbij van de veronderstelling uit dat cliënt, omdat hij op dat moment nog in Rotterdam woonde, er nog niet zeker van was dat hij de woning die hij in Amsterdam zou gaan betrekken en waarvoor de keuken was bedoeld, ook daadwerkelijk zou verkrijgen. In verband daarmee plaatste u een stempel op de overeenkomst, inhoudende dat – kortweg – van de aankoop van keuken kon worden afgezien indien de koper de woning niet zou verkrijgen, een zogenaamde ontbindingsclausule.
Tijdens ons gesprek op 17 november jl. erkende u dat u zich tijdens het gesprek over de aankoop van een keuken op 18 juni 2010 niet had gerealiseerd dat het zo zou kunnen zijn dat cliënt al eigenaar was van de woning in Amsterdam. Dit onderwerp is ook niet aan de orde geweest. Achteraf betreurt u het dat u dit onderwerp niet in duidelijke termen met cliënt heeft besproken. Indien u had geweten dat cliënt al eigenaar van de woning was, had u cliënt niet geadviseerd de overeenkomst te ondertekenen, althans hem erop gewezen dat hij na ondertekening gebonden was aan annuleringsverplichtingen en dergelijke. (…)”
De echtheid alsmede de juistheid van de feitelijke inhoud van deze verklaring worden op zichzelf niet door [X] betwist. [X] betoogt wel dat deze verklaring anders moet worden uitgelegd dan [appellant] aanvoert. [X] stelt dat volgens [appellant] uit de verklaring zou blijken dat, kort gezegd, [appellant] te allen tijde onder de verplichtingen uit kan komen, maar dat dit niet juist is omdat uit de verklaring nu juist volgt dat [appellant] kosteloos van de koopovereenkomst kon afzien als hij zich in een later stadium zou bedenken ten aanzien van de aankoop van de woning (waarvoor de keuken bestemd was), waarbij [A] ervan uitging dat dit nog moest gebeuren. Als [A] zou hebben willen aangeven dat hij met [appellant] had afgesproken dat de overeenkomst slechts werd ondertekend om in aanmerking te komen voor de scooter-actie, dan was dit wel in de koopovereenkomst of in de door de advocaat van [appellant] opgestelde verklaring verwoord, aldus [X] .
3.8.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van [A] in de door [appellant] verdedigde zin moet worden uitgelegd. Daartoe acht het hof beslissend dat [A] onder meer verklaart dat hij [appellant] ‘desgevraagd’ – dus op een uitdrukkelijk daartoe door [appellant] gestelde vraag – heeft laten weten ‘dat hij kosteloos van de koop af kon zien, als hij zich in een later stadium zou bedenken.’ Dat [A] er daarbij van uitging dat nog niet zeker was of [appellant] al een nieuwe woning had en in verband daarmee een ‘stempel’ (ontbindingsclausule) op de overeenkomst heeft gezet, geeft het hof geen aanleiding voor een andere uitleg. [A] verklaart immers tevens dat dit onderwerp (te weten: had [appellant] op het moment van totstandkoming van de koopovereenkomst al de beschikking over een nieuwe woning of moest hij die toen nog verkrijgen) in het geheel niet tussen hem en [appellant] is besproken, zodat [appellant] – ter zake van wie [X] niet heeft gesteld dat hij over enige juridische kennis beschikte en die zelf onweersproken heeft gesteld (zie conclusie van antwoord onder 2.5) dat hij de Nederlandse taal slechts gebrekkig beheerste – uit het enkel toevoegen van dat stempel redelijkerwijs niet heeft moeten begrijpen wat [X] daar kennelijk mee bedoelde. Daar komt nog bij dat [A] tevens heeft verklaard dat hij [appellant] niet zou hebben geadviseerd de overeenkomst te ondertekenen indien hij ervan op de hoogte zou zijn geweest dat [appellant] al over een nieuwe woning beschikte. Wat [X] voor het overige in dit verband heeft aangevoerd, doet aan het voorgaande niet af.
3.9.
Nu [X] geen enkel bewijsaanbod heeft gedaan en het hof geen aanleiding ziet ambtshalve nadere bewijslevering te gelasten, verbindt het hof aan een en ander de conclusie dat het [appellant] alsnog geslaagd acht in het leveren van voldoende tegenbewijs tegen de door de kantonrechter voorshands aannemelijk geachte stelling dat tussen [appellant] en [X] op 18 juni 2010 een (als onvoorwaardelijk te begrijpen) overeenkomst ter zake van de koop en plaatsing van een keuken tot stand is gekomen.
3.10.
Uit het voorgaande volgt de conclusie dat
grief 1slaagt, dat reeds daarom de bestreden vonnissen moeten worden vernietigd en dat
grief 2derhalve buiten bespreking kan blijven. Het hof zal de vordering van [X] afwijzen. [X] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het geding in beide instanties.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het tussenvonnis van 20 maart 2013 en het eindvonnis van 18 september 2013, en, opnieuw recht doende:
wijst de vordering van [X] af;
veroordeelt [X] in de proceskosten van het geding in eerste aanleg en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [appellant] gevallen, op nihil aan verschotten en op € 600,= aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [X] in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [appellant] gevallen, op € 400,82 voor verschotten, op € 1.264,= voor salaris advocaat en op € 205,= voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68,= voor nasalaris van de advocaat en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.F. Thiessen, D.J. van der Kwaak en A.M.A. Verscheure, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2015 door de rolraadsheer.