ECLI:NL:GHAMS:2015:5023

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
7 december 2015
Zaaknummer
200.164.932/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg overeenkomst tot verdeling woning na beëindiging affectieve relatie met betrekking tot geldleningsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Waste Land Developments B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geldleningsovereenkomst tussen Waste Land en [geïntimeerde], die voortvloeit uit een affectieve relatie tussen [X] (de directeur van Waste Land) en [geïntimeerde]. De rechtbank had in het bestreden vonnis geoordeeld dat [geïntimeerde] niet langer gehouden was aan de geldleningsovereenkomst, omdat [X] de hypotheek bij Waste Land voor zijn rekening zou nemen. Waste Land is het hier niet mee eens en vordert dat het hof het vonnis vernietigt en de vordering van [geïntimeerde] afwijst.

De feiten zijn als volgt: [X] en [geïntimeerde] hebben samen een woning gekocht, gefinancierd met een hypothecaire lening bij ABN AMRO. Na de beëindiging van hun relatie zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van de woning en de bijbehorende schulden. Waste Land heeft in eerste aanleg gevorderd de geldleningsovereenkomst te ontbinden en betaling van een bedrag van € 304.956,25 door [geïntimeerde]. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen en de vordering van [geïntimeerde] tot opheffing van de gelegde beslagen toegewezen.

In hoger beroep heeft Waste Land de grieven ingediend, maar het hof oordeelt dat de afspraken in de volmacht tussen [X] en [geïntimeerde] zo moeten worden uitgelegd dat [X] instaat voor de betaling van rente en aflossing aan Waste Land. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van Waste Land af, waarbij Waste Land wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.164.932/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/554500 / HA ZA 13-1742
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 december 2015
inzake
WASTE LAND DEVELOPMENTS B.V.,
gevestigd te Opmeer,
appellante,
advocaat: mr. G.T. Flapper te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.W.M. van den Heiligenberg te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Waste Land en [geïntimeerde] genoemd.
Waste Land is bij dagvaarding van 15 oktober 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2014, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Waste Land als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie. [geïntimeerde] heeft vervolgens op 10 februari 2015 een anticipatie-exploot doen uitbrengen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Waste Land heeft geconcludeerd (zakelijk) dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen zal toewijzen en de vordering van [geïntimeerde] zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd (zakelijk) tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van Waste Land in de kosten van, naar het hof begrijpt, het geding in hoger beroep.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
[X] (verder: [X] ) is enig directeur en enig aandeelhouder van Waste Land, welke vennootschap mede functioneert als zijn pensioenvennootschap. [X] en [geïntimeerde] hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben in 2006 in gemeenschappelijk eigendom verworven de woning aan de [adres] . De woning is gefinancierd met onder meer een hypothecaire geldlening bij ABN AMRO Bank N.V. (hierna ook wel: ABN Amro) waarvoor [X] en [geïntimeerde] hoofdelijk aansprakelijk zijn, ten tijde van de aankoop ter hoogte van € 975.000,-, en voor een deel met eigen geld van [X] . [X] heeft altijd de rente aan ABN Amro betaald.
3.1.2.
Waste Land en [geïntimeerde] hebben op 1 december 2010 een overeenkomst van geldlening gesloten (verder: de geldleningsovereenkomst). De schriftelijke overeenkomst houdt, voor zover van belang, in:
Overeenkomst van geldlening (ter financiering van de eigen woning)
(…)
datdeze hypotheek aangemerkt dient te worden als een tweede hypotheek op de eigen woning, met dien verstande dat op het moment dat de huidige hypotheek bij de ABN- AMRO Bank N.V. wordt doorgehaald sprake zal zijn van een eerste hypotheek op de woning;
(…)
De lening zal in termijnen worden opgenomen, welke aansluiten op de aflossing van de huidige hypotheek bij de ABN-AMRO Bank N.V., groot € 975.000.
(…)
De schuldenaar ( [geïntimeerde] , toevoeging hof) is met ingang van 1 december 2010 aan de schuldeiser (Waste Land, toevoeging hof) over het ter leen verstrekte bedrag of het niet afgeloste gedeelte daarvan rente verschuldigd van 4,5 % (zegge: vier en een half procent) per jaar.’
Waste Land heeft tot heden in verband met de geldleningsovereenkomst € 295.000,- aan [geïntimeerde] verstrekt, die dit bedrag aan ABN Amro heeft betaald ter aflossing van de hypothecaire geldlening.
3.1.3.
De affectieve relatie tussen [X] en [geïntimeerde] is eind december 2012 geëindigd. Sinds dat moment verblijft [X] als enige in de woning. [X] en [geïntimeerde] hebben in verband met de beëindiging van hun relatie afspraken gemaakt die schriftelijk zijn vastgelegd in een ‘verklaring/volmacht’, welke op 5 februari 2013 door [geïntimeerde] is ondertekend (verder: de volmacht). De volmacht houdt voor zover van belang in:
‘b. [X] zal krachtens verdeling de volledige gerechtigdheid tot (het recht van erfpacht van) de [adres] verkrijgen, onder de verplichting om de gehele hypothecaire schuld die op dat recht van erfpacht rust voor zijn rekening te nemen en te rekenen met ingang van 1 januari 2013 als eigen schuld te voldoen;
c. met ingang van 1 januari 2013 komen alle kosten en lasten die betrekking hebben op de [adres] zonder enige uitzondering voor rekening en risico van [X] ;
d. als onderdeel van de onder b. bedoelde verdeling ontvangt ondergetekende van [X] een bedrag van zestigduizend euro (€ 60.000,00), alsmede een vergoeding van de door ondergetekende reeds betaalde hypotheekrente over de maanden januari/februari 2013 en een gasrekening, in totaal drieduizend vijfhonderd vierenvijftig euro en negenenveertig cent (€ 3.554,49). Dit bedrag zal ten tijde van de ondertekening van de akte van verdeling op de cliëntenrekening van Schut van Os notarissen zijn bijgeschreven en zo spoedig mogelijk nadien aan ondergetekende worden overgemaakt;
e. met inachtneming van het voorgaande zal ondergetekende overigens zonder enig voorbehoud meewerken aan een spoedige effectuering van de verdeling van de [adres] ’.
[geïntimeerde] heeft tot en met februari 2013 rente aan Waste Land betaald en is daarna gestopt met de rentebetalingen.
3.1.4.
Op 22 en 26 november 2013 zijn op verzoek van Waste Land en ten laste van [geïntimeerde] derdenbeslagen gelegd onder ABN AMRO Bank, ING Bank en Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.
3.2.
Waste Land heeft in eerste aanleg gevorderd, kort gezegd en voor zover nog van belang, de geldleningsovereenkomst te ontbinden en [geïntimeerde] te veroordelen aan haar te voldoen een bedrag van € 304.956,25 inzake het geleende bedrag en achterstallige rente tot 1 december 2013, en indien de datum van ontbinding na 1 december 2013 valt haar te veroordelen tot het betalen van de maandelijkse rente van 4,5% per jaar tot de datum van ontbinding, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg van haar zijde gevorderd Waste Land te veroordelen tot opheffing van de gelegde derdenbeslagen. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis overwogen dat de in de volmacht uiteengezette afspraken zo moeten worden uitgelegd dat [X] de hypotheek bij Waste Land voor zijn rekening neemt en dat [geïntimeerde] met ingang van januari 2013 niet langer gehouden is tot nakoming van de geldleningsovereenkomst. Gelet op het feit dat [X] directeur en enig aandeelhouder van Waste Land is, en aldus beslissingsbevoegd is binnen Waste Land, moet worden aangenomen dat Waste Land als schuldeiser heeft ingestemd met de schuldovername door [X] , aldus de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens de vordering van Waste Land afgewezen en, overwegende dat de rechtsgrond aan de gelegde beslagen is komen te ontvallen, de vordering tot opheffing daarvan van de zijde van [geïntimeerde] toegewezen, een en ander met veroordeling van Waste Land in de proceskosten in conventie en in reconventie.
3.3.Waste Land voert in grief 1 aan dat zij en [X] niet vereenzelvigd kunnen worden, dat [X] nimmer de volledige eigendom van de woning heeft verkregen waardoor niet aan de voorwaarden van de volmacht is voldaan en de afspraken van de volmacht zijn ontbonden. Waste Land komt met grief 2 op tegen de proceskostenveroordeling in conventie en met grief 3 tegen de opheffing van de beslagen en de proceskostenveroordeling in reconventie. Het hof overweegt naar aanleiding van de grieven het volgende.
3.4.
De geldleningsovereenkomst wordt in de daarvan opgemaakte akte(n) uitdrukkelijk benoemd als ‘hypotheek’, is aangegaan ter financiering van de eigen woning en bedoeld ter aflossing van de hypothecaire geldlening bij ABN Amro. In de akte is voorts beschreven dat eerst sprake zal zijn van een (recht van) tweede hypotheek en daarna van een eerste hypotheek. Volgens Waste Land zelf (memorie van grieven onder 3.10) is onbedoeld nimmer een hypotheek gevestigd tot zekerheid van de geldlening van Waste Land aan [geïntimeerde] . Het moet er gelet op de inhoud van deze akten voor gehouden worden dat [X] – die de akten namens Waste Land heeft ondertekend en aldus bekend moet zijn met de inhoud daarvan – en [geïntimeerde] met de in de volmacht verwoorde afspraken hebben bedoeld dat [X] tevens de schuld van [geïntimeerde] aan Waste Land voor zijn rekening zal nemen. In de volmacht wordt immers gesproken van ‘de gehele hypothecaire schuld’. Deze uitleg rijmt tevens met het feit dat de woning geheel wordt toegescheiden aan [X] en hij sinds het uiteengaan van hem en [geïntimeerde] in de woning heeft verbleven. Op grond van een en ander valt niet in te zien dat [X] en [geïntimeerde] hebben bedoeld de schuld van [geïntimeerde] aan Waste Land buiten de verdeling te houden. Dit te meer omdat in de volmacht onder d met de reeds door [geïntimeerde] betaalde ‘hypotheekrente’ kennelijk wordt gedoeld op de door [geïntimeerde] aan Waste Land betaalde rente. Waste Land stelt immers zelf dat [X] – dus niet [geïntimeerde] - de rente aan ABN Amro vanaf de aankoop van de woning tot heden heeft voldaan zodat niet anders kan zijn bedoeld dan de door [geïntimeerde] aan Waste Land betaalde rente. Dat [X] de reeds door [geïntimeerde] aan Waste Land betaalde rente over januari en februari 2013 aan [geïntimeerde] vergoedt, strookt met de uitleg van de afspraak inhoudende dat [X] vanaf het beëindigen van de relatie de schuld van [geïntimeerde] aan Waste Land voor zijn rekening neemt.
3.5.
Het hof overweegt naar aanleiding van de stelling van Waste Land dat zij en [X] niet kunnen worden vereenzelvigd het volgende. De afspraak tussen [X] en [geïntimeerde] , zoals hiervoor uitgelegd en inhoudende dat [X] (tevens) de schuld van [geïntimeerde] aan Waste Land voor zijn rekening neemt, betekent in elk geval dat [X] jegens [geïntimeerde] instaat voor betaling van rente en aflossing aan Waste Land. Deze afspraak is gemaakt in het kader van de beëindiging van een affectieve relatie. Thans vordert Waste Land, de pensioenvennootschap van [X] met [X] als enig directeur en enig aandeelhouder, betaling van [geïntimeerde] . Dit zou betekenen dat, bij toewijzing, [geïntimeerde] direct regres kan nemen op [X] in persoon. Het hof is van oordeel dat deze omstandigheden, daargelaten of een en ander kan worden uitgelegd als een impliciete toestemming van Waste Land voor een schuldovername, in de weg staan aan toewijzing van de vordering.
3.6.
Waste Land betoogt voorts dat [X] niet de volledige eigendom van de woning heeft verkregen omdat ABN Amro niet heeft willen meewerken aan het ontslag van [geïntimeerde] uit de hoofdelijkheid ten aanzien van de hypothecaire geldlening. De in de volmacht verwoorde afspraken zijn niet uitvoerbaar gebleken zodat [geïntimeerde] nog steeds verplicht is aan Waste Land te betalen, aldus Waste Land. Het hof gaat niet mee in dit betoog. Waste Land heeft niet toegelicht waarom de weigering van ABN Amro om [geïntimeerde] uit de hoofdelijkheid te ontslaan, in de weg zou staan aan het verkrijgen van de volledige eigendom van de woning door [X] . Die weigering is op het eerste oog ook slechts ten nadele van [geïntimeerde] ; zij blijft immers mede verantwoordelijk voor de verplichtingen jegens ABN Amro terwijl dat kennelijk niet de bedoeling van [X] en [geïntimeerde] was. Waste Land heeft in dit verband overigens niet gesteld dat [geïntimeerde] niet of onvoldoende heeft meegewerkt aan de pogingen haar te ontslaan uit de hoofdelijkheid en evenmin dat zij weigerachtig is om aan een eigendomsoverdracht mee te werken. Waste Land heeft evenmin voldoende toegelicht op welke grond het uitblijven van die overdracht de afspraak dat [X] de schuld aan Waste Land voor zijn rekening zou nemen teniet zou doen. [X] en [geïntimeerde] hebben op 5 februari 2013, terwijl zij wisten dat een overdracht nog niet had plaatsgevonden, uitdrukkelijk vastgelegd dat [X] met ingang van 1 januari 2013 en dus met terugwerkende kracht de schuld voor zijn rekening zou nemen. Waste Land heeft op geen enkele wijze duidelijk gemaakt dat desondanks sprake is van een ontbindende dan wel opschortende voorwaarde. Voor zover Waste Land nog heeft aangevoerd dat [X] de afspraken zoals in de volmacht vastgelegd, buitengerechtelijk (partiëel) heeft ontbonden, gaat het hof daaraan voorbij omdat in dit geding niet is gebleken van een voldoende grond voor een dergelijke ontbinding.
3.7.
Het vorenstaande betekent dat grief 1 faalt. De grieven 2 en 3 delen het lot van grief 1.
3.8.
Waste Land heeft geen bewijs aangeboden van voldoende concrete feiten die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden dan hiervoor gegeven.
3.9.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Waste Land zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Waste Land in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 311,- aan verschotten en € 3.263,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, R.J.F. Thiessen en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 december 2015.