Uitspraak
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
- het hierna opgenomen bewijsmiddel in de plaats stelt van het in het vonnis in § 6.4 onder 14 opgenomen verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] , nu het proces-verbaal van de zitting van 9 oktober 2014 geen deel uitmaakt van het dossier van de verdachte;
- het oordeel van de rechtbank, zoals opgenomen in § 5.3 en § 6.3, aanvult met de hiernavolgende bewijsoverwegingen.
Bewijsmiddel
getuige [medeverdachte]afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 17 november 2015.
Bewijsoverwegingen
- de verdachte en zijn medeverdachten wisten dat [benadeelde] onderdak nodig had, omdat zij was weggelopen uit een instelling als gevolg waarvan zij voor wat betreft onderdak afhankelijk was van de verdachten;
- de verdachten waren getalsmatig in de meerderheid;
- er was geen sprake van een affectieve relatie tussen [benadeelde] en de verdachten.
Oplegging van straffen en maatregel
- advies van Reclassering Nederland van 5 maart 2014;
- rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 april 2014;
- advies van Reclassering Nederland van 8 september 2014;
- het psychiatrisch Pro Justitia rapport van 11 oktober 2014, opgemaakt door [psychiater] ;
- het psychologisch Pro Justitia rapport van 16 oktober 2014, opgemaakt door [psycholoog] ;
- advies aan opdrachtgever toezicht van Reclassering Nederland van 11 september 2015;
- voortgangsverslag toezicht van Reclassering Nederland van 16 oktober 2015.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
BESLISSING
werkstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen jeugddetentie.
14 (veertien) maanden.
8 (acht) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.