Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Stukken van het geding
3.Feiten
(mede-)aandeelhouders van [holding] (hierna: [holding] ) die op haar beurt weer enig aandeelhoudster was van (onder meer) [B.V.a] (hierna: [B.V.a] ).
[Y] overgenomen en is hij werkzaam en gevestigd te [plaats] . Tot 8 november 2012 was de notaris werkzaam in de plaatsen [plaats] en [plaats] , beide gelegen in de gemeente [gemeente] .
[Z] , notaris te [plaats] , in de vorm van een maatschap ( [maatschap] ). Dit samenwerkingsverband is kort voor 1 oktober 2013 naar buiten toe bekendgemaakt.
4.Standpunt van klagers
e-mails de suggestie dat hij nog steeds kantoor houdt, dan wel notaris is in [gemeente] en dat is in strijd met artikel 19 Verordening beroeps- en gedragsregels (Vbg).
5.Standpunt van de notaris
6.Beoordeling
belanghebbendeals bedoeld in artikel 99 (oud) Wna is tot uitgangspunt genomen dat ook een collega-notaris een klacht kan indienen, indien deze collega-notaris voldoende aannemelijk kan maken zodanig in een eigen belang te zijn getroffen dat hij (ter bescherming van dat belang) de mogelijkheid moet hebben te klagen. De enkele omstandigheid dat een notaris belang heeft bij het goed functioneren van het notariaat in het algemeen, maakt hem niet tot belanghebbende bij het doen en laten van een individuele notaris. Het hof verwijst naar zijn beslissing van 16 november 2010 (ECLI:NL:GHAMS201:BP2050).
belanghebbendenzijn in de zin van artikel 99 lid 1 (nieuw) Wna en in hun klacht kunnen worden ontvangen.
ne-bis-in-idem-beginsel niet-ontvankelijk verklaard te worden in hun klacht.
ne bis in idemniet met zoveel woorden kent, moet worden aangenomen dat ook in het tuchtrecht die regel geldt. Het hof verwijst naar zijn beslissing van 23 september 2008 (ECLI:NL:GHAMS:2008:BF3728). Bepalend voor het antwoord op de vraag of sprake is van ‘hetzelfde feit’ is of de notaris over wie geklaagd wordt in redelijkheid heeft kunnen menen dat met de beoordeling van het tuchtrechtelijk aspect in een eerdere zaak, de tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen is beëindigd. Dat betekent dat in de gegeven omstandigheden de vraag moet worden beantwoord of de notaris na de eerdergenoemde beslissing van de kamer van 20 november 2012, ervan mocht uitgaan dat de betreffende gedragingen tuchtrechtelijk waren afgedaan.
ne bis in idem. Dat beginsel staat dus niet in de weg aan de behandeling van de klacht in hoger beroep.
In de provincie zijn wij o.a. actief in de gemeenten [gemeente] en [gemeente]’ en ‘
Woont u in [plaats] of in de gemeente [gemeente] en heeft u een notaris nodig? Denk dan ook aan [notaris] , notaris in [plaats] . De naam “ [notaris] ” staat in [plaats] en [plaats] voor “notaris”’), in publicaties in plaatselijke kranten (‘
Naar wens kan men ook een afspraak maken in [plaats] of[plaats] ’), in e-mails van de notaris (‘
vestigingen te [plaats] en [plaats]’) en in correspondentie aan cliënten (‘
op mijn kantoor te [plaats]’) heeft de kamer terecht gegrond verklaard, omdat de notaris met die mededelingen, in samenhang bezien, de indruk heeft gewekt dat hij ook buiten [plaats] kantoor hield. Het gestelde inzicht dat de notaris (inmiddels) heeft verkregen, de hectiek van de periode in de eerste helft van 2013 en de daardoor geringe controle op de activiteiten van het reclamebureau van de notaris, doen hieraan niet af.
€ 15.000,- naar zichzelf in privé en daarna de rekening heeft opgeheven. Oud-notaris [Y] heeft het leeghalen en opheffen van de rekening bij ING Bank niet met de notaris besproken en de notaris was niet ervan op de hoogte dat oud-notaris [Y] daartoe het voornemen had. Hij heeft overigens de gelden die oud-notaris [Y] van de ING-rekening naar zijn vennootschap heeft overgeboekt, uit eigen middelen aangezuiverd zodra hij op de rekeningafschriften zag wat er was gebeurd. Volgens de notaris heeft oud-notaris [Y] het bedrag dat hij naar zijn privérekening had overgeboekt, tot op heden nog niet terugbetaald.
ne bis in idemin onderhavige zaak niet opgaat, maar dat neemt niet weg dat niet tweemaal voor hetzelfde handelen een maatregel kan worden opgelegd. Het hof zal de (gedeeltelijke) gegrondverklaring van klachtonderdeel iv. daarom niet meewegen bij de bepaling van de zwaarte van de in deze zaak op te leggen maatregel. Het hof tekent daarbij aan dat de omstandigheid dat een deel van het klachtonderdeel iv. ongegrond is bevonden, geen aanleiding zou zijn geweest om de maatregel van waarschuwing niet op te leggen.