ECLI:NL:GHAMS:2015:4910
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking inzake schadevergoeding en afwijzing van verrekening in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam. Het verzoekschrift was ingediend op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) door de appellant, die een schadevergoeding van € 210,00 vorderde van de Staat. De rechtbank had eerder deze vergoeding toegewezen, maar de officier van Justitie had een vordering tot verrekening ingediend op basis van artikel 90, derde lid, Sv, ter hoogte van een aan appellant opgelegde strafbeschikking van € 347,00. Het hof heeft de stukken van de strafzaak en het verzoekschrift bestudeerd en de advocaat-generaal en de advocaat van appellant gehoord tijdens de openbare behandeling. Appellant had afstand gedaan van zijn recht om in raadkamer te verschijnen.
Het hof oordeelde dat het hoger beroep tijdig was ingesteld en dat de advocaat van appellant zich uitsluitend richtte tegen de toewijzing van de vordering tot verrekening. Het hof heeft echter ambtshalve aanleiding gezien om de bestreden beschikking te vernietigen, omdat de vordering tot verrekening van de schadevergoeding ex artikel 89 Sv niet kon worden toegewezen. De strafbeschikking waar de vordering op was gebaseerd, was onherroepelijk geworden, maar het hof stelde vast dat er geen bewijs was dat de boete nog niet was voldaan. Het dossier bevatte een verouderd overzicht van het CJIB, en de advocaat-generaal had geen recenter overzicht kunnen verstrekken. Hierdoor bleef de mogelijkheid open dat de boete inmiddels was betaald, wat zou betekenen dat er geen grond was voor de gevorderde verrekening.
Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en aan appellant de gevraagde schadevergoeding van € 210,00 toegekend, terwijl de vordering tot verrekening werd afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.