In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Algerije en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal en het verblijven in Nederland als ongewenst vreemdeling. De tenlastelegging omvatte twee punten: de diefstal van goederen uit een Albert Heijn-winkel op 25 september 2012 en het verblijf in Nederland terwijl hij wist dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof zich niet kon verenigen met de eerdere beslissing. De verdachte heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met een medeverdachte tijdens de diefstal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan de terugkeerprocedure en dat de ongewenstverklaring nog steeds van kracht was. De verdachte werd schuldig bevonden aan beide tenlastegelegde feiten. De straf werd vastgesteld op 10 weken gevangenisstraf, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast.