ECLI:NL:GHAMS:2015:4891
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan objectieve aanknopingspunten voor inreisverbod na uitzetting
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname, was eerder tot ongewenst vreemdeling verklaard en had een inreisverbod. Het hof heeft vastgesteld dat er geen objectieve aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat de verdachte na zijn uitzetting binnen vijf jaren Nederland weer is ingereisd. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar het hof oordeelde anders.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld. Aangezien er geen schriftuur met grieven was ingediend en de raadsman had aangegeven dat het hoger beroep zich niet richtte tegen het onder 2 ten laste gelegde, werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor dat onderdeel. De tenlastelegging betrof onder andere het verblijf in Nederland als ongewenst vreemdeling.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en geoordeeld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte werd vrijgesproken, omdat de maximale duur van het inreisverbod was verstreken en er geen bewijs was dat de verdachte zich vóór 18 september 2009 in Nederland had bevonden. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 23 november 2015.