ECLI:NL:GHAMS:2015:4879

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
25 november 2015
Zaaknummer
23-001424-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in bodemverontreinigingszaak wegens gebrek aan opzet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het rijden met een lekkend motorvoertuig, wat zou hebben geleid tot bodemverontreiniging. De tenlastelegging betrof een incident op 26 juni 2012, waarbij de verdachte met een vrachtauto, waarvan de brandstoftank lekte, door Amsterdam reed. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 400,00.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 november 2015 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de vordering van de advocaat-generaal gehoord. De verdachte verklaarde dat hij op de dag van het incident op de hoogte was van het lek in de brandstoftank, maar dat hij had geprobeerd het lek te dichten met klei. Hij stelde dat hij niet wist dat de tank nog lekte op het moment dat hij met de vrachtauto reed. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte omstreeks 14:00 uur op de hoogte was van het lek, maar dat hij pas om 17:00 uur met de vrachtauto reed, terwijl hij dacht dat het lek was verholpen.

Het hof oordeelde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de brandstoftank nog lekte op het moment van rijden. Aangezien opzet een essentieel bestanddeel is van de tenlastelegging op basis van artikel 13 van de Wet Bodembescherming, en dit niet kon worden aangetoond, heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht door de verdachte vrij te spreken van de beschuldigingen.

Uitspraak

parketnummer: 23-001424-14
datum uitspraak: 20 november 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-011022-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 26 juni 2012 omstreeks 17:00 uur, te Amsterdam op en/of in de omgeving van het Willem Mulierhof, al dan niet opzettelijk, met een lekkend motorvoertuig (te weten een vrachtauto, gekentekend [kenteken]) heeft gereden (ondanks dat de verbalisant hem had gezegd dat hij niet meer met de lekke brandstoftank mocht rijden), ten gevolge waarvan brandstof (te weten dieselolie), in ieder geval een of meer afvalstoffen, zijnde (een) stof(fen) die de bodem kan/kunnen verontreinigen en/of aantasten, op en/of in de bodem was/waren geraakt en/of kon/konden geraken, zulks terwijl hij wist en/of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handeling(en) de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast, en toen niet alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen en/of indien die verontreiniging en/of aantasting zich voordeed, toen de verontreiniging en/of aantasting en de directe gevolgen daarvan niet heeft beperkt en niet zoveel mogelijk ongedaan heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 400,00.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Aan de verdachte is ten laste gelegd
het rijdenmet een lekkend motorvoertuig ten gevolge waarvan brandstof in de bodem was geraakt en/of kon geraken terwijl hij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast, en hij toen niet alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd om die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen althans de directe gevolgen daarvan niet heeft beperkt en niet zoveel mogelijk ongedaan heeft gemaakt.
Het hof stelt voorop dat opzet een bestanddeel vormt van artikel 13 Wet Bodembescherming en dat de verdachte voor een bewezenverklaring van het feit opzet moet hebben gehad op het verontreinigen van de bodem.
Op de ten laste gelegde datum gaat het om twee momenten.
Omstreeks 14:00 uur kwamen de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ter plaatse en constateerde verbalisant [verbalisant 1] dat onder de vrachtauto van de verdachte ter hoogte van de brandstoftank een grote plas lag. De verdachte heeft verklaard dat hij zag dat dieselolie uit een klein gaatje stroomde. Vervolgens heeft hij de brandstoftank opnieuw gevuld en heeft hij getracht de vrachtauto opnieuw te starten. Hij zag echter dat de tank nog steeds lekte, waarna hij de brandstoftank heeft dichtgemaakt met een soort klei. Volgens de verdachte lekte de tank daarna niet meer. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de verdachte aangezegd de vrachtauto ter hoogte van de Aalbersestraat te parkeren en dat hij de vrachtauto vanaf die plek diende te laten verslepen. Ook is hem aangezegd dat hij niet meer met de lekke brandstoftank mocht rijden.
Omstreeks 17:00 uur zagen verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de verdachte met de betreffende vrachtauto aan komen rijden vanuit de richting van de Aalbersestraat. Hij reed vervolgens de Willem Mulierhof in. Ook zagen zij dat het voertuig grote hoeveelheden brandstof verloor en dat deze brandstof op/in de bodem terecht kwam.
Het hof overweegt dat de verdachte omstreeks 14:00 uur wist dat de brandstoftank lekte en dat hij er toen weloverwogen nieuwe dieselolie in heeft gegoten, welke direct weer uit de tank stroomde. Hij heeft toen echter niet met het voertuig gereden. Hij heeft het gat in de brandstoftank provisorisch gedicht met een soort klei.
Omstreeks 17:00 uur zien de verbalisanten de verdachte wel rijden met de vrachtauto. Tevens zien zij dat het voertuig een groot spoor aan brandstof achterlaat op het wegdek. De verdachte stelt echter dat hij niet wist dat de brandstoftank nog lekte. Hij had het lek immers gedicht met een soort klei en zag daarna geen brandstof meer uit de brandstoftank lekken.
Het hof overweegt dat niet kan worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de brandstoftank op het moment van rijden nog lekte. De verklaring van de verdachte ten aanzien van het ontbreken van zijn opzet wordt niet op enigerlei wijze weerlegd. Nu de opzet van de verdachte niet kan worden bewezen is niet aan alle bestanddelen van artikel 13 Wet Bodembescherming voldaan en dient vrijspraak te volgen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. N.A. Schimmel en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van
mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 november 2015.
Mr. J.D.L. Nuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.