ECLI:NL:GHAMS:2015:4855

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2015
Publicatiedatum
20 november 2015
Zaaknummer
23-000617-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in strafzaak van diefstal pinpassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2015. De verdachte, geboren in 1989, was eerder vrijgesproken van een aantal ten laste gelegde feiten, waaronder diefstal van pinpassen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte onbeperkt hoger beroep heeft ingesteld, maar dat er geen hoger beroep openstaat tegen de vrijspraak van de rechtbank, zoals bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak.

Het hof heeft verder geoordeeld dat het hoger beroep van de verdachte voornamelijk gericht was tegen de beslissingen in het vonnis van de rechtbank met betrekking tot andere ten laste gelegde feiten, waarvoor ook vrijspraak was gegeven. Gezien de bepalingen van artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte ook in dit opzicht niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting op 13 oktober 2015, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou bevestigen. Het hof heeft zich verenigd met het vonnis van de rechtbank, voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen, en heeft dit bevestigd, met inachtneming van de gewijzigde bewijsmiddelen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraak en heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd voor de overige ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-000617-15
datum uitspraak: 27 oktober 2015
TEGENSPRAAK (raadsvrouw gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-666245-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Omvang van het hoger beroep

Het hoger beroep van de verdachte is kennelijk gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 1 cumulatief onder sub a, b, c en e en onder 2 cumulatief onder sub a, b, c en e ten laste gelegde, te weten telkens vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • acht heeft geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 30 september 2015
  • een wijziging aanbrengt in de gebezigde bewijsmiddelen, inhoudende dat als bewijsmiddel wordt toegevoegd:
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 26 juli 2012, inzake Onderzoek naar aanleiding van samen en in vereniging wegnemen van geldbedragen in Amsterdam o.a. op 30 september 2011, zaaknummer 2012.06.22.023, opgesteld door NFI-deskundige gezichtsvergelijking dr. Ing. [deskundige].
Dit rapport houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Rapport in de zaak contra verdachte [verdachte].
Te onderzoeken materiaal
Het te onderzoeken materiaal werden op 21 juni 2012 ontvangen van rechter-commissaris mr. L.I.M. van Bergen.
AADX8979NL CD-rom met beelden van bewakingscamera’s van [bedrijf] Casino. De beelden zijn, blijkens het proces-verbaal van politie opgenomen op 30 september 2011
AADX8980NL Pv van de politie d.d. 10 april 2012 (ZD01, pp. 38-49)
AADX8981NL Politiefoto’s van de verdachte van 7 augustus 2011
AADX8982NL Politiefoto’s van de verdachte van 29 mei 2012
Vraagstelling
In de benoeming en opdracht NFI-deskundige door de rechter-commissaris d.d. 18 juni 2012 is de onderzoeksvraag aangegeven:
Hoe groot acht u de kans op de resultaten dat de persoon op de bijgevoegde camerabeelden de verdachte betreft in verhouding tot de kans dat de persoon op de camerabeelden niet de verdachte betreft?
Onderzoek
De onderzoeksmethode voor persoonsidentificatie is gebaseerd op het vergelijken van vormkenmerken.
Conclusie
De bevindingen van het onderzoek zijn waarschijnlijker onder de hypothese dat de persoon afgebeeld op de betwiste videobeelden van CD [AADX8979NL] dezelfde is als de persoon afgebeeld op de politiefoto’s [AADX8981NL] en [AADX8982NL] dan onder de hypothese dat dit niet zo is.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 cumulatief onder sub a, b, c en e, onder 2 cumulatief onder sub a, b, c en e ten laste gelegde en het onder 4 ten laste gelegde.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. H.W.J. de Groot en mr. J.A. Peters, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 oktober 2015.
Mr. J.A. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]