ECLI:NL:GHAMS:2015:4757

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2015
Publicatiedatum
17 november 2015
Zaaknummer
23-001986-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in een restaurant met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van poging tot inbraak in een restaurant in Amsterdam op 13 maart 2013. De tenlastelegging omvatte het forceren van de toegangsdeur van het restaurant met een koevoet en het trappen tegen de deur. De verdachte had eerder een veroordeling voor een soortgelijk misdrijf, wat de zaak verergerde.

Tijdens de zittingen op 15 januari en 29 oktober 2015 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De raadsman pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder getuigenverklaringen en aangetroffen voorwerpen, zoals een breekijzer. Het hof concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot inbraak.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De beslissing was gebaseerd op de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. Het hof hield rekening met de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte, die sinds het misdrijf niet meer in aanraking was gekomen met justitie. De uitspraak benadrukt de maatschappelijke impact van inbraken en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001986-14
Datum uitspraak: 12 november 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 april 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-684142-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
adres: [adres 6] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 januari 2015, 29 oktober 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 13 maart 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit café/restaurant [cafe/restaurant] ( [adres 2] ) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd café/restaurant te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, zich naar voornoemd café/restaurant heeft begeven waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (vervolgens)
- met een koevoet, althans een hard en/of zwaar voorwerp, en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, de (voor)deur van voornoemd café/restaurant heeft/hebben geforceerd en/of beschadigd
en/of
- éénmaal of meermalen (hard) tegen voornoemde (voor)deur van voornoemd café/restaurant heeft/hebben geschopt en/of getrapt, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 maart 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk de (voor)deur van café/restaurant [cafe/restaurant] ( [adres 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
- met een koevoet, althans een hard en/of zwaar voorwerp, en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, de (voor)deur van voornoemd café/restaurant te forceren en/of te beschadigen
en/of
- éénmaal of meermalen (hard) tegen voornoemde (voor)deur van voornoemd café/restaurant te trappen en/of te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van hetgeen de verdachte is ten laste gelegd wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs, met name omdat het aangetroffen breekijzer, mede gelet op de verklaring die getuige [getuige] bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd, niet in verband kan worden gebracht met de verdachte en omdat er geen braaksporen zijn aangetroffen op de deur van het restaurant.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het proces-verbaal van aangifte volgt dat aangever [benadeelde] de toegangsdeur van het restaurant [cafe/restaurant] , gevestigd aan de [adres 2] te Amsterdam, op 12 maart 2013 omstreeks 23.30 uur heeft afgesloten. De toegangsdeur had toen geen braakschade (dossierpagina 001). Zowel aangever [benadeelde] als verbalisant [verbalisant 1] hebben op 13 maart 2013 braakschade geconstateerd bij de toegangsdeur van het restaurant [cafe/restaurant] (dossierpagina’s 001 en 010).
Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat hij in de nacht van 13 maart 2013 heeft gezien dat twee personen aan de zijkant van het restaurant [cafe/restaurant] stonden en dat één van deze personen een soort ijzeren staaf uit een rugzak haalde. Deze persoon is naar de deur van de [cafe/restaurant] gelopen en heeft zijn voet tegen de onderkant van de deur gezet. Deze persoon is later door de politie aangehouden. [getuige] heeft over deze persoon verklaard dat hij hem eerder heeft gezien en dat hij weet dat deze persoon in dezelfde straat woont als waar de [cafe/restaurant] is gevestigd, ongeveer vijf huizen verderop.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2013 (opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , dossierpagina’s 008 t/m 010) bevonden de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich omstreeks 01.59 uur op de [adres 3] en is op ongeveer één meter afstand een breekijzer aangetroffen (dossierpagina 008). Bij het breekijzer is een zwarte tas aangetroffen (dossierpagina 006). Verdachte is ter plaatse aangehouden, medeverdachte [medeverdachte] is weggerend en uiteindelijk aangehouden op de [adres 4] te Amsterdam. Het hof constateert voorts dat de verdachte woonachtig is aan de [adres 5] te Amsterdam.
Op grond hiervan acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die heeft gepoogd in het restaurant [cafe/restaurant] in te breken. Dat de getuige [getuige] bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat geen van de personen met de ijzeren staaf bij de deur is geweest doet daar niet aan af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 13 maart 2013 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit restaurant [cafe/restaurant] (Van Woustraat) weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [benadeelde] en zich daarbij de toegang tot voornoemd restaurant te verschaffen en die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, zich naar voornoemd restaurant heeft begeven waarna hij, verdachte, met een koevoet de voordeur van voornoemd restaurant heeft geforceerd zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een restaurant. Dit is een ernstig en zeer hinderlijk feit, dat niet alleen overlast voor de gedupeerden heeft veroorzaakt, maar ook voor gevoelens van onrust in de samenleving zorgt. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 oktober 2015 is de verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS). Voor een voltooide inbraak in een bedrijfspand geldt bij recidive als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken. In het onderhavige geval houdt het hof echter rekening met de omstandigheden dat sprake is van een poging tot inbraak en de verdachte sedert het onderhavige feit – blijkens de hem betreffende Justitiële Documentatie – , niet meer in aanraking is gekomen met justitie.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.W.J. de Groot, mr. M. Iedema en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 november 2015.
Mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]