ECLI:NL:GHAMS:2015:4728

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2015
Publicatiedatum
16 november 2015
Zaaknummer
23-000005-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van verkrachting van een minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het medeplegen van verkrachting van een 12-jarig meisje in de periode van 1 tot en met 15 februari 2012 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de beschuldiging van verkrachting en ontuchtige handelingen. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 7 mei en 11 augustus 2015 heeft het hof de verklaringen van de aangeefster en medeverdachten onderzocht. De aangeefster verklaarde dat zij onder druk van vier jongens, waaronder de verdachte, seksuele handelingen heeft moeten verrichten. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangeefster hebben gedwongen tot deze handelingen door middel van bedreiging en intimidatie. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot de conclusie dat de verdachte het primair ten laste gelegde had begaan. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 10 dagen, een werkstraf van 20 uur en een leerstraf van 25 uur. Daarnaast werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen van € 2.241,44, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

parketnummer: 23-000005-15
datum uitspraak: 25 augustus 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-670364-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 mei 2015 en 11 augustus 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof op de terechtzitting van 7 mei 2015 toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 februari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn/hun, verdachtes, penis(sen) in de mond van die [slachtoffer] duwde(n)/bracht(en) en/of één of meer vinger(s) in de vagina van voornoemde [slachtoffer] duwde(n)/bracht(en) en/of (vervolgens) (aan) voornoemde penis(sen) gepijpt en/of gezogen, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Je gaat me een keer pijpen" en/of "Als je niet meegaat, zul je zien wat er gaat gebeuren" en/of "Als je ons nu pijpt, dan ben je er vanaf", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben meegenomen naar een kelderbox en/of voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gechanteerd om een MSN-gesprek op Twitter en/of internet te plaatsen en/of te zetten waarin voornoemde [slachtoffer] schrijft dat zij al eens eerder een jongen heeft gepijpt en/of bevredigd en/of een 'hoofd heeft gegeven', althans woorden van die aard en/of strekking en/of misbruik te maken van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (gelet op het getalsmatig overwicht en het verschil in fysieke verhoudingen tussen voornoemde [slachtoffer] en verdachte en/of (een of meer van) zijn mededaders en/of door te gaan met het verrichtten van seksuele handelingen terwijl voornoemde [slachtoffer] aangaf niet of niet verder te willen en/of door te gaan terwijl voornoemde [slachtoffer] aan het huilen was en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 februari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zijn/hun, verdachte's penis(sen), in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of één of meer vinger(s) in de vagina van voornoemde [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) (aan) voornoemde penis(sen) gepijpt en/of gezogen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2012 tot en met 15 februari 2012 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, door feitelijkheden [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en zijn mededaders die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte en zijn mededaders hun penissen in de mond van die [slachtoffer] brachten en één of meer vingers in de vagina van voornoemde [slachtoffer] brachten en vervolgens aan voornoemde penissen laten pijpen en zuigen, en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte en een of meer van zijn mededaders tegen voornoemde [slachtoffer] hebben gezegd: "Je gaat me een keer pijpen" en "Als je niet meegaat, zul je zien wat er gaat gebeuren" en "Als je ons nu pijpt, dan ben je er vanaf", en vervolgens voornoemde [slachtoffer] hebben meegenomen naar een kelderbox en voornoemde [slachtoffer] hebben gechanteerd om een MSN-gesprek op Twitter te plaatsen waarin voornoemde [slachtoffer] schrijft dat zij al eens eerder een jongen heeft gepijpt, althans woorden van die aard en strekking en misbruik te maken van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht (gelet op het getalsmatig overwicht) en door te gaan met het verrichten van seksuele handelingen terwijl voornoemde [slachtoffer] aangaf niet of niet verder te willen en door te gaan terwijl voornoemde [slachtoffer] aan het huilen was.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverweging

De verdachte wordt er primair van verdacht dat hij samen met anderen in de periode van 1 tot en met
15 februari 2012 te Amsterdam een 12-jarig meisje heeft verkracht.
Ter terechtzitting in eerste aanleg en bij de politie (p. 158 e.v.) heeft de verdachte bekend dat hij tweemaal door aangeefster is gepijpt, maar niet dat hij met zijn vinger in haar vagina is geweest. Daarbij heeft hij verklaard dat zij de seksuele handelingen heeft verricht, zonder dat sprake was van bedreiging met het plaatsen van een Twitterbericht.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van verkrachting. Hij heeft daartoe
– onder verwijzing naar het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 december 2014, alsmede het vonnis van 29 december 2014 – aangevoerd dat bij de seksuele handelingen geen sprake is geweest van dwang door de verdachte. De verdachte heeft geen wetenschap gehad dat aangeefster te verstaan heeft gegeven dat zij geen seksuele handelingen wilde verrichten en ook niet dat zij heeft gehuild. Aangeefster heeft zich kunnen onttrekken aan de seksuele handelingen die zij heeft verricht, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) (processen-verbaal studioverhoor van 7 maart 2012 en 2 mei 2012) blijkt dat [slachtoffer] op een vrijdag na schooltijd werd opgewacht door vier jongens: [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1]), [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte], de verdachte), [medeverdachte 2] (het hof begrijpt: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3] (het hof begrijpt: [medeverdachte 3]).
[medeverdachte 1] heeft gezegd dat zij hem moest pijpen omdat hij anders op Twitter zou zetten dat zij al een keer iemand had bevredigd. Met zijn Blackberry had [medeverdachte 1] eerder van haar telefoon een printscreen gemaakt van een MSN bericht waarin dat stond. Hierop heeft [slachtoffer] gezegd dat zij het niet wilde doen. Maar nadat [medeverdachte 2] het gesprekje van de MSN liet zien en zei dat hij het op Twitter zou zetten, is zij met de jongens meegelopen. Ze liepen naar een kelderbox. Toen ze bij de box waren aangekomen en ook daarna, tijdens de seksuele handelingen, heeft [slachtoffer] meermalen gezegd dat ze het niet wilde. Ze heeft ook verklaard dat ze moest huilen. De jongens hebben dat volgens [slachtoffer] moeten zien en gehoord want ze stonden op dat moment dicht om haar heen.
In de box moest zij als eerste [verdachte] (de verdachte) pijpen. Vervolgens deden de andere drie jongens om de beurt hun piemel uit hun broek en moest zij hen pijpen. Zij heeft daarbij tegen de jongens gezegd dat zij het niet wilde. Toen de laatste was geweest moest ze het nog een keer bij allemaal doen en daarna mocht ze weg. Op de vraag of er iemand met zijn vinger(s) of piemel in haar vagina heeft gezeten verklaart [slachtoffer] dat [verdachte] met zijn vinger in haar is geweest. En op de vraag of sommige jongens meer schuld of een grotere rol hebben gespeeld verklaart [slachtoffer] dat dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn.
De verklaringen van [slachtoffer] worden ondersteund door de verklaringen van onder meer [medeverdachte 1] (processen-verbaal van 16 en 17 april 2012, p. 127 ev.). Hij heeft verklaard dat [verdachte] als eerste werd gepijpt en dat [slachtoffer] tegen [verdachte] heeft gezegd dat zij naar huis wilde waarop [verdachte] heeft gezegd dat ze naar huis kon gaan nadat ze hen alle vier had gepijpt. [medeverdachte 1] verklaarde tevens dat de jongens ([verdachte] en [medeverdachte 2]) [slachtoffer] “gingen forceren.” [verdachte] was volgens hem degene die bepaalde wie de volgende was die [slachtoffer] moest pijpen. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] horen zeggen dat zij het teveel vond. Ook heeft zij “stop, stop” gezegd. Als [slachtoffer] een jongen aan het pijpen was, stonden de andere jongens in de deuropening of gingen erbij staan. [medeverdachte 1] heeft tevens verklaard dat [slachtoffer] doorging, omdat [verdachte] zei dat ze door moest gaan. [verdachte] werd als eerste gepijpt door [slachtoffer]. Nadat [verdachte] voor de tweede keer werd gepijpt heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer] horen zeggen dat ze naar huis wilde. Hierop is [verdachte] met haar gaan praten en toen is ze de andere jongens weer gaan pijpen. [slachtoffer] heeft met een angstige stem, een piepstem, gezegd “ik wil niet, ik wil niet”, terwijl ze met zijn drieën ernaast stonden. [verdachte] heeft ook zijn vingers in haar vagina gestopt. [slachtoffer] ging tegenstribbelen door haar benen dicht te doen en door achteruit te lopen (p. 148). [medeverdachte 1] bekent dat hij heeft gezegd dat als zij het niet deed, hij dingen op Twitter zou zetten. Ook heeft hij verklaard dat [slachtoffer] wilde huilen voordat het pijpen begon. Er kwam misschien één traan, verklaart [medeverdachte 1], toen zei [verdachte] dat ze niet moest huilen en toen ging ze die jongens pijpen (p. 146).
Ook uit de verklaring van [medeverdachte 3] (p. 117 en 118) blijkt dat [verdachte] als eerste door [slachtoffer] werd gepijpt en nadat ze allemaal waren geweest, hij weer door haar werd gepijpt waar ze bij waren.
[medeverdachte 2] heeft verklaard (p. 104) dat hij zag – toen [slachtoffer] hem pijpte – dat zij niet wilde omdat ze steeds haar hoofd een stukje terug trok. Hij vond dat het eigenlijk niet had mogen gebeuren, omdat ze de hele tijd zei “ik wil niet meer, ik wil niet meer.” [slachtoffer] zei dit tegen hem maar ook tegen de anderen.
Naast de verklaring van de verdachte dat [slachtoffer] hem heeft gepijpt, merkt het hof op dat de verdachte ook heeft verklaard (p. 161) dat hij weleens met [slachtoffer] via de MSN heeft gechat en dat hij haar toen heeft gevraagd of zij hem wilde pijpen.
Dwang
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen moet worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Het hof stelt vast dat geen sprake is geweest van geweld, bedreiging met geweld of bedreiging met een andere feitelijkheid. Aan de orde is de vraag of sprake is geweest van ‘andere feitelijkheden’ waardoor de verdachte samen met anderen heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
Op grond van de verklaringen stelt het hof vast dat [slachtoffer], een twaalfjarig meisje, seksuele handelingen in een kelderbox heeft ondergaan onder druk van de aanwezigheid van vier jongens, waaronder de verdachte die ten tijde van het delict drie jaar ouder was dan zij. Tevens hebben medeverdachten [slachtoffer] gechanteerd door te zeggen dat zij een MSN-gesprek op Twitter zouden zetten. Zij is met de jongens meegegaan omdat ze bang was dat ze anders door het Twitterbericht gepest zou worden. Voorts blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer] zelf, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] dat zij meermalen heeft aangegeven dat zij deze handelingen niet wilde doen, hetgeen ook voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest. In elk geval uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat de verdachte tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat ze niet moest huilen. De enige voor de hand liggende reden dat hij dit gezegd kan hebben, is dat hij [slachtoffer] zag huilen en dus moet hebben begrepen dat zij de seksuele handelingen niet vrijwillig wilde verrichten. Deze omstandigheden maken dat het standpunt van de verdachte dat sprake is geweest van vrijwilligheid aan de zijde van aangeefster onaannemelijk. Het hof acht op grond van genoemde omstandigheden dan ook bewezen dat [slachtoffer] de seksuele handelingen gedwongen heeft ondergaan.
Medeplegen
Voorts stelt het hof op grond van de verklaringen vast dat de vier jongens vanaf het moment dat [slachtoffer] uit school kwam tot aan het moment dat zij gezamenlijk de kelderbox verlieten, bij elkaar zijn gebleven. Bovendien stonden de drie jongens, als één van de jongens werd gepijpt, bij elkaar. De afstand daarbij was steeds gering, ze stonden in de deuropening of naast het gebeuren.
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben gedreigd het MSN-gesprek op Twitter te plaatsen, als ze hen niet zou pijpen. Verdachte heeft hier weliswaar niet mee gedreigd, maar moet hiervan wel op de hoogte zijn geweest nu de vier jongens met zijn allen vanuit school met [slachtoffer] naar de kelderboxen zijn gegaan. [medeverdachte 1] heeft immers verklaard dat hij na school met [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] was en dat [slachtoffer] kwam aanlopen (p. 154). [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij vanuit school met [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [verdachte] en [slachtoffer] naar de kelderboxen is gegaan (p. 117). Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat ze met zijn allen vanaf school naar de kelderboxen zijn gelopen (p. 103). Geen van de medeverdachten heeft dus verklaard dat verdachte [verdachte] later is komen aanlopen.
Voorts weegt het hof mee dat [slachtoffer] de jongens twee keer heeft moeten pijpen. Als zij aangaf niet meer te willen, dan praatte de verdachte op haar in, waarna ze de seksuele handelingen voortzette. Daarbij bepaalde verdachte de volgorde waarin [slachtoffer] de jongens moest pijpen (p. 139).
Uit het voorafgaande volgt dat verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bewust en nauw hebben samengewerkt bij het plegen van de ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer]. Het hof acht derhalve medeplegen van verkrachting wettig en overtuigend bewezen. Daarbij is het hof van oordeel dat de verdachte een grotere rol heeft gespeeld in het geheel dan de andere jongens, hetgeen het hof zal meewegen bij het bepalen van de strafmaat.
Het verweer van de raadsman wordt in al zijn onderdelen verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een leerstraf Seksualiteit voor de duur van 25 uren, welke leerstraf reeds is verricht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 8 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede een leerstraf Seksualiteit voor de duur van 25 uren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.241,44 met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan verkrachting van een 12-jarig meisje in een kelderbox op de wijze zoals is bewezenverklaard. Aldus heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van een jong en kwetsbaar kind. De verdachte heeft zich daarbij laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en is geheel voorbij gegaan aan de belangen en gevoelens van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten hier nog lange tijd de negatieve gevolgen van ondervinden. Blijkens de door haar opgestelde slachtofferverklaring geldt dit ook voor de aangeefster. Zij wil niet over het gebeuren praten en probeert verder te gaan met haar leven.
In het voordeel van de verdachte betrekt het hof de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 juli 2015 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Tevens heeft het hof acht geslagen op de rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) van 19 april 2012, alsmede hetgeen door de Raad ter terechtzitting van 11 december 2014 naar voren is gebracht en geadviseerd.
Alles afwegende en mede gelet op de ernst van het bewezenverklaarde (anders dan de rechtbank acht het hof medeplegen van verkrachting bewezen), en rekening houdende met de bepalende rol van de verdachte in de seksuele handelingen, acht het hof een forsere straf op zijn plaats dan de advocaat-generaal voorstaat. Naast de gevorderde jeugddetentie die gelijk is aan de duur van het voorarrest en een leerstraf seksualiteit, die reeds is gevolgd, acht het hof een taakstraf in de vorm van een werkstraf van
20 uur passend en geboden. Anders dan de Raad ziet het hof in de oplegging van een nog uit te voeren werkstraf een pedagogische meerwaarde, gezien de omstandigheid dat de verdachte in hoger beroep voor een aanzienlijk zwaarder feit wordt veroordeeld dan in eerste aanleg. Daarbij hoort ook een hogere straf, die de verdachte daadwerkelijk zal moeten ondergaan.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.241,44, bestaande uit € 20.000 aan immateriële schade en
€ 241,44 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 541,44. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Het hof is van oordeel dat naast de materiele schade à € 241,44 aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat de vordering ter zake van die schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient te worden toegewezen. Met de advocaat-generaal waardeert het hof de immateriële schade thans op € 2.000,00. Daarbij speelt een rol dat in hoger beroep bewezen is verklaard dat de benadeelde partij de seksuele handelingen tegen haar wil heeft moeten ondergaan. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77gg en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot een
leerstraf Seksualiteitvoor de duur van
25 (vijfentwintig) uren,welke leerstraf reeds is gevolgd.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
8 (acht) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.241,44 (tweeduizend tweehonderdeenenveertig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 241,44 (tweehonderdeenenveertig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.241,44 (tweeduizend tweehonderdeenenveertig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 241,44 (tweehonderdeenenveertig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. R.M. Vennix en mr. A. Beijer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 augustus 2015.
mr. A. Beijer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]