Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[APPELLANT SUB 1],
1.[GEÏNTIMEERDE SUB 1],2. [GEÏNTIMEERDE SUB 2],beiden wonende te Bussum,
1.Het procesverloop
2.Feiten
Op enig moment hebben [appellanten] vlakbij deze raampjes een tweetal parasols geplaatst. De poot van de parasols staat op ongeveer één meter afstand van muur -1- voor de raampjes.
3.Beoordeling
grief 1keren [appellanten] zich tegen de beslissing van de rechtbank dat [appellanten] onrechtmatig hebben gehandeld door zonder toestemming van [geïntimeerden] de muren -1- en -2- zwart te schilderen.
Weliswaar waren [appellanten] op zich zelf niet gerechtigd om de muren, zonder vooroverleg met en toestemming van [geïntimeerden] - veronderstellenderwijs aangenomen dat daarvan geen sprake is geweest - zwart te schilderen, zodat zij niet langer hoefden aan te kijken tegen de vlekken en het slechte voegwerk. Echter, het hof is van oordeel dat [geïntimeerden] in het onderhavige geval onvoldoende belang hebben bij hun vordering tot verwijdering van de verf. [geïntimeerden] hebben niet gemotiveerd bestreden dat de muren zijn geschilderd met verf die geschikt is voor een buitenmuur, zodat er geen reden is om aan te nemen dat de staat van de muren op enigerlei wijze verslechterd is door het schilderen. Wel hebben [geïntimeerden] aangevoerd dat zij last hebben van de zwarte kleur op de muren, doordat de zwarte kleur warmte aantrekt, wat instraalt op de bakkerij. Dat is ongunstig, omdat de vriesinstallatie van de bakkerij zich achter een van de muren bevindt, aldus [geïntimeerden] Naar 's hofs oordeel hebben [geïntimeerden] echter onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat het zwart schilderen van de muren leidde tot hogere temperaturen in de bakkerij, zeker nu [geïntimeerden] niet hebben betwist dat de muren niet in de zon liggen. Het hof is dan ook van oordeel dat [geïntimeerden] geen redelijk belang hadden bij hun vordering tot verwijdering van de zwarte verf van de muren.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat [appellanten] onvoldoende gemotiveerd hebben toegelicht dat de ramen onvoldoende ondoorzichtig zijn c.q. welke overlast zij precies ervaren. Zo zijn zij in het geheel niet ingegaan op het door de rechtbank geconstateerde hoogteverschil en de gevolgen daarvan voor het zicht vanuit de bakkerij op het perceel van [appellanten] Bij gebreke aan een deugdelijke onderbouwing, komt het hof niet toe aan bewijslevering, zodat het betreffende bewijsaanbod zal worden gepasseerd. Dit betekent dat er onvoldoende grond is voor toewijzing van de vordering van [appellanten] tot het voorzien van de ramen van ondoorzichtige vensters. Het voorgaande leidt tevens tot het oordeel dat [appellanten] niet gerechtigd zijn om parasols voor de ramen te plaatsen - waarvan [geïntimeerden], zo is door [appellanten] niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, overlast ervaren door verminderde lichtinval, getik en gefladder -, om zodoende hun privacy te waarborgen.
De grief faalt.
grief 4stellen [appellanten] aan de orde het oordeel van de rechtbank, dat het aantasten van een steunbeer van de scheidsmuur door [geïntimeerden] niet onrechtmatig is.
Het hof stelt vast dat de installatie geen onderdeel uitmaakt van de onderhavige procedure, zodat buiten bespreking kan blijven of deze wel of niet voldoet aan eventueel toepasselijke normen. Voorts overweegt het hof dat uit het rapport niet blijkt dat metingen zijn verricht met betrekking tot eventuele trillingen in (de fundering van) de muur, veroorzaakt door de installatie, noch met betrekking tot het scheefzakken van de tuinmuur. Gelet daarop is het hof van oordeel dat het rapport van De Beaufort zodanig hypothetisch van aard is, dat daaruit niet kan worden afgeleid dat daadwerkelijk sprake is van schade aan (de draagkracht van) de muur of dat er een voldoende concreet risico is op schade aan (de draagkracht van) de muur.
Daarmee faalt de grief.
grief 5maken [appellanten] bezwaar tegen de beslissing van de rechtbank om de vordering van [appellanten], dat [geïntimeerden] zich dienen te onthouden van het inbalken of inankeren van zaken in de scheidsmuur, af te wijzen. [appellanten] voeren daartoe aan dat [geïntimeerden] is doorgegaan met het beschadigen van de scheidsmuur, terwijl zij eerder hadden gezegd van de muur af te zullen blijven.
Gelet op de verstoorde relatie van partijen hebben [appellanten] voldoende belang bij hun vordering dat [geïntimeerden] dit achterwege zullen laten (behoudens toestemming van [appellanten]), zeker nu [geïntimeerden] in hun memorie van antwoord aangeven zich de vrijheid voor te behouden dit (zonder toestemming) toch te doen. Het hof zal thans geen dwangsom verbinden aan deze veroordeling, maar indien [geïntimeerden] in de toekomst eigenmachtig inbreuk maken op eigendommen van [appellanten], kan daarvoor alsnog aanleiding zijn.
4.4. Beslissing
in conventievoor zover [appellanten] daarin zijn veroordeeld om binnen acht dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom, de zwart geschilderde muren (-1- en -2-) te herstellen in de oude toestand, en voor zover [appellanten] daarin zijn veroordeeld in de proceskosten, en
in reconventievoor zover de vordering van [appellanten] tot veroordeling van [geïntimeerden] zich te onthouden van het inbalken en/of inankeren in de scheidsmuur en/of het anderszins daarop of daaraan te bevestigen van zaken, is afgewezen, en eveneens voor zover [appellanten] daarin zijn veroordeeld in de proceskosten;