ECLI:NL:GHAMS:2015:4710

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
12 november 2015
Zaaknummer
23-001892-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht door verdachte met psychische stoornis

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1958 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De bedreigingen vonden plaats in de periode van 3 november 2013 tot en met 8 juli 2014, waarbij de verdachte meermalen e-mailberichten naar het slachtoffer heeft gestuurd met ernstige bedreigingen. De verdachte heeft tijdens het proces verklaard dat hij de e-mails heeft verstuurd en dat hij zich bewust is van de bedreigende aard ervan.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type, wat zijn handelen ten tijde van de feiten heeft beïnvloed. De deskundigen concludeerden dat de verdachte niet toerekenbaar is voor zijn daden, wat betekent dat hij niet strafbaar is. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. Wel is er een maatregel opgelegd voor plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, omdat de verdachte als gevaarlijk wordt beschouwd voor zichzelf en anderen.

De beslissing is gebaseerd op artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat iemand die niet toerekenbaar is voor zijn daden, onder bepaalde voorwaarden in een psychiatrisch ziekenhuis kan worden geplaatst. Het hof heeft de ernst van de bedreigingen en de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen bij het opleggen van deze maatregel. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en toezicht op de verdachte, gezien zijn psychische problemen en het risico op recidive.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001892-15
Datum uitspraak: 23 september 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-654202-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
adres: [adres 1],
thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 03 november 2013 tot en met 8 juli 2014 te Amsterdam, althans in Nederland [slachtoffer] meermalen schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend die [slachtoffer] (een) e-mailbericht(en) toegezonden, waarin (onder meer) stond:
al moet ik honderd jaar in de gevangenis zitten, vermoord je ooit een keer....
en/of
Ik heb hier rekening mee gehouden (satan) dat je eventueel naar de politie zou gaan, omdat je bedreigd voelt, maar aangezien jezelf moordenaar bent kon dat wel eens verkeerd voor je uit pakken
en/of
Hoeveel zonen heeft uw eigenlijk? Uw dna is uw ongeluk....
en/of
Aan mijn bloedwraak zal je echt niet ontsnappen, [slachtoffer]..... jij hebt die mensen vermoord...!
en/of
Ik ben erg blij als uw in de hemel bent.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 3 november 2013 tot en met 8 juli 2014 te Amsterdam [slachtoffer] meermalen schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend die [slachtoffer] e-mailberichten toegezonden, waarin onder meer stond:
  • [slachtoffer] al moet ik honderd jaar in de gevangenis zitten, vermoord je ooit een keer.... en
  • Ik heb hier rekening mee gehouden (satan) dat je eventueel naar de politie zou gaan, omdat je bedreigd voelt, maar aangezien jezelf moordenaar bent kon dat wel eens verkeerd voor je uit pakken en
  • Hoeveel zonen heeft uw eigenlijk? Uw DNA is uw ongeluk.... en
  • Aan mijn bloedwraak zal je echt niet ontsnappen, [slachtoffer]..... jij hebt die mensen vermoord...! en
  • Ik ben erg blij als uw in de hemel bent.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1303-2014174960-1 van 17 juli 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina’s 4 en 5].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van voornoemde verbalisant:
Op 17 juli 2014 is door mij het ondertekende aangifteformulier verwerkt tot een proces-verbaal. De aangever gaf op te zijn: [slachtoffer].
Tussen zondag 3 november 2013 te 20:52 uur en dinsdag 8 juli 2014 te 10:00 uur werd op de [adres 2] te Amsterdam bedreiging gepleegd.
[slachtoffer] deed aangifte en verklaarde het volgende:
“(ik doe) aangifte van bedreiging. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.”
2. Een bij de onder 1 vermelde aangifte gevoegde brief van 5 november 2013, opgemaakt door [slachtoffer], gericht aan de Officier van Justitie van het arrondissementsparket van Amsterdam [doorgenummerde pagina 6 e.v.].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Inliggend zend ik u een print van twee op zondag 3 november 2013 aan mij toegezonden e-mails, verzonden door een zekere [verdachte]. Ik voel mij door de inhoud van deze e-mails ernstig bedreigd.
De eerste e-mail van 3 november 2013, verzonden om 04:04 uur, luidt:
‘[slachtoffer] al moet ik honderd jaar in de gevangenis zitten, vermoord je ooit een keer…’
De tweede e-mail van 3 november 2013, verzonden om 04:09 uur, luidt:
‘Ik heb hier rekening mee gehouden (satan), dat je eventueel naar de politie zou gaan, omdat je bedreidgt voelt, maar aangezien jezelf moordenaar bent kon dat wel eens verkeerd voor je uitpakken.’
Ik ervaar deze e-mails als bedreigend.
Ik doe aangifte tegen [verdachte] en verzoek u tegen hem/haar een vervolging in te stellen.
o Bijlage 1 [doorgenummerde pagina 8] bij dit schrijven houdt in:
Van: [verdachte] [[E-Mail adres 1]]
Verzonden: 03 november 2013 4:05
Aan: [E-Mail adres 2]
Onderwerp: Bloed wraak
[slachtoffer] al moet ik honderd jaar in de gevangenis zitten, vermoord je ooit een keer...
o Bijlage 2 [doorgenummerde pagina 9] bij dit schrijven houdt in:
Van: [verdachte] [[E-Mail adres 1]]
Verzonden: 03 november 2013 4:19
Aan: [E-Mail adres 2]
Onderwerp: Satan
Ik heb hier rekening mee gehouden (satan), dat je eventueel naar de politie zou gaan, omdat je bedreigdt voelt, maar aangezien jezelf moordenaar bent kon dat wel eens verkeerd voor je uit pakken.
3. Een bij de onder 1 vermelde aangifte gevoegde brief van 9 juli 2014, opgemaakt door [slachtoffer], gericht aan de Officier van Justitie van het arrondissementsparket van Amsterdam [doorgenummerde pagina 10 e.v.].
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Inliggend zend ik u ten vervolge op mijn brief van 5 november 2013, waarvan hierbij nog afschrift, diverse van de heer [verdachte] ontvangen e-mailberichten:
-
14 november 2013, 22:25
-
(…)
-
8 juli 2014, 19:41
-
8 juli 2014, 19:55
Ook het e-mailbericht van juli jl. acht ik zeer bedreigend van aard, evenals de vorige berichten.
o Bijlage 1 [doorgenummerde pagina 11] bij dit schrijven houdt in:
Van: [naam] ([slachtoffer] advocaten)
Verzonden: vrijdag 15 november 2013 8:16
Aan: [slachtoffer]
Onderwerp: Fwd: Goeden avond
(…) ik heb het idee dat deze email voor jou is maar kan me vergissen? (…)
Begin doorgestuurd bericht:
Van: [verdachte] [[E-Mail adres 1]]
Verzonden: 14 november 2013 22:25:57 CET
Aan: “[naam] ([slachtoffer] advocaten)
Onderwerp: Goeden avond
(…) P.s. hoeveel zonen heeft u eigenlijk ? Uw dna is uw ongeluk…
o Bijlage 4 [doorgenummerde pagina 14] bij dit schrijven houdt in:
Van: [naam] ([slachtoffer] advocaten)
Verzonden: dinsdag 8 juli 2014 20:52
Aan: [slachtoffer]
Onderwerp: Fwd: Franse alpen moorden
(…) Deze email is kennelijk voor jou. (…)
Begin doorgestuurd bericht:
Van: [verdachte] [[E-Mail adres 3]]
Verzonden: 8 juli 2014 19:41:34 CEST
Aan: “[naam] ([slachtoffer] advocaten)
Onderwerp: Franse alpen moorden
Aan mijn bloed wraak zal je ècht niet ontsnappen, [slachtoffer]……jij hebt die mensen vermoord…!
o Bijlage 5 [doorgenummerde pagina 15] bij dit schrijven houdt in:
Van: [naam] ([slachtoffer] advocaten)
Verzonden: dinsdag 8 juli 2014 20:52
Aan: [slachtoffer]
Onderwerp: Fwd: Alpen moorden
Ook deze…
Begin doorgestuurd bericht:
Van: [verdachte] [[E-Mail adres 3]]
Verzonden: 8 juli 2014 19:55:54 CEST
Aan: “[naam] ([slachtoffer] advocaten)
Onderwerp: Alpen moorden
[slachtoffer] heb interpol, en europol, van die moorden die uw pleegden in de franse alpen op de hoogte gebracht,begrijp je het een beetje, dat we gèèn gelijken zijn ,en ik erg blij ben als uw in de hemel bent (…)
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2014174960-4 van 12 augustus 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina’s 51 - 55].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 augustus 2014 tegenover voornoemde verbalisanten (hierna: V) afgelegde verklaring van de
verdachte(hierna: A):
V: op 3 november 2013 wordt er een e-mail naar [slachtoffer] advocaten verstuurd met het e-mailadres ‘[E-Mail adres 1]’ met als onderwerp ‘Bloed wraak’ en als inhoud ‘[slachtoffer] al moet ik honderd jaar in de gevangenis zitten, vermoord je ooit nog een keer ‘ Heeft u deze e-mail verstuurd?
A: ja, echt waar.
V: op 3 november 2013 wordt er een e-mail naar [slachtoffer] advocaten verstuurd met het e-mailadres ‘[E-Mail adres 1]’ met als onderwerp ‘Satan’ en als inhoud: ‘Ik heb hier rekening mee gehouden (satan), dat je eventueel naar de politie zou gaan, omdat je bedreigd voelt, maar aangezien jezelf moordenaar bent kon dat wel eens verkeerd voor je uit pakken.’ Heeft u deze e-mail verstuurd?
A: heb ik ook gestuurd. Ik heb diverse e-mails verstuurd.
V: op 14 november 2013 wordt er een e-mail naar [slachtoffer] advocaten verstuurd met het e-mailadres ‘[E-Mail adres 1]’ met als onderwerp ‘Goeden avond’ en als inhoud: ‘Vere sjake vere sjake dorme fu dorme fu sonne lame tine sonne lame tine ding dank ding ding dank dong salamalaikum, allah akbar. . . P.S. hoeveel zonen heeft uw eigenlijk? Uw dna is uw ongeluk.’ Heeft u deze e-mail verstuurd?
A: heb ik gestuurd.
V: op 8 juli 2014 wordt er een e-mail naar [slachtoffer] advocaten verstuurd met het e-mailadres ‘[E-Mail adres 3]’ met als onderwerp ‘Franse alpen moorden’ en als inhoud: ‘Aan mijn bloed wraak zal je echt niet ontsnappen, [slachtoffer] jij hebt die mensen vermoord...!’ Heeft u deze e-mail verstuurd?
A: heb ik verstuurd
V: op 8 juli 2014 wordt er wederom een e-mail naar [naam] van [slachtoffer] advocaten verstuurd met het e-mailadres ‘[E-Mail adres 3]’ met als onderwerp ‘Alpen moorden’ en als inhoud: ‘[slachtoffer] heb interpol, en europol, van die moorden die uw pleegden in de franse alpen op de hoogte gebracht, begrijp je het een beetje, dat we geen gelijken zijn, en ik erg blij ben als uw in de hemel bent, Wakka nanga koni.’ Heeft u deze e-mail verstuurd?
A: ja, dat heb ik ook.
V: Begrijp je dat dit misschien bedreigend over kan komen?
A: Ja, dat begrijp ik.
V: Wat zijn jouw verdere plannen m.b.t. de heer [slachtoffer]?
A: Hij heeft me één keer iets geflikt in mijn leven en dat vergeef ik hem nooit.
(…)
Ik houd niet van deze man. Ik ga liever een paar jaar zitten, dan dat ik deze zwerver laat ontsnappen.
5. De verklaring van de
verdachteafgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 7 april 2015.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb de e-mailberichten verstuurd vanaf twee verschillende e-mailadressen: [E-Mail adres 3] en godsdienaar. Ze zijn allebei van mij.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof heeft kennisgenomen van het zich in het dossier bevindende Pro Justitia rapport van het NIFP, gedagtekend op 26 februari 2015, opgesteld door psychiater [deskundige 1] en GZ-psycholoog [deskundige 2].
Dit rapport houdt in dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type. Dit uit zich in de vorm van paranoïde en overwaardige wanen, formele denkstoornissen en gehoorhallucinaties (in het verleden). De verdachte is nimmer adequaat medicamenteus behandeld en de waandenkbeelden omtrent de heer [slachtoffer] zijn onveranderd. Aangenomen kan worden, dat ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een psychotisch toestandsbeeld in het kader van de schizofrene stoornis. Deze psychotische klachten hebben ten tijde van de tenlastegelegde feiten bovendien het handelen van de verdachte volledig bepaald. Zijn denkbeelden manifesteerden zich niet in een opwelling of een tijdelijke stoornis, maar waren ook gedurende het onderzoek nog onverminderd aanwezig. De conclusie in het rapport luidt dat de verdachte niet toerekenbaar moet worden beschouwd ten aanzien van het ten laste gelegde.
Op basis van de bevindingen van de gedragsdeskundigen en hun conclusies ten aanzien van de ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte, stelt het hof vast dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde bedreigingen een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, ten gevolge waarvan die feiten hem niet toegerekend kunnen worden.
De verdachte is dus niet strafbaar ten aanzien van het bewezen verklaarde en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft in eerste aanleg plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één (1) jaar gelast.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft overeenkomstig het vonnis in eerste aanleg de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één (1) jaar gevorderd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat aan het gevaarscriterium van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan en dat mitsdien de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet aan de orde is.
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op het navolgende.
Art. 37, eerste lid, Sr luidt als volgt:
“De rechter kan gelasten dat degene aan wie een strafbaar feit wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend, in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een jaar, doch alleen indien hij gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen, of voor de algemene veiligheid van personen of goederen.”
Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling volgt dat met het bezigen van de termen "gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen, of voor de algemene veiligheid van personen of goederen" is beoogd aan te sluiten bij de terminologie in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ), vgl. HR 31 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU7080, NJ 2006/126.
Art.1, eerste lid, Wet BOPZ luidde -voor zover hier van belang ten tijde van het ten laste gelegde- (en in zoverre ook thans) als volgt:
“Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
(...)
f. gevaar:
1°. gevaar voor degene, die het veroorzaakt, hetgeen onder meer bestaat uit:
a. het gevaar dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde gaat;
c. het gevaar dat betrokkene zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen;
d. het gevaar dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.
2°. gevaar voor een of meer anderen, hetgeen onder meer bestaat uit:
a. het gevaar dat betrokkene een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen;
b. het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander;
c. het gevaar dat betrokkene een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen.
3°. gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.”
In de onderhavige zaak heeft de verdachte de aangever gedurende een langere tijd per e-mail ernstig bedreigd. Het omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte, bovengenoemde Pro Justitia rapport, gedagtekend op 26 februari 2015, houdt als bevindingen van de deskundigen, voor zover hier van belang, het volgende in.
Tijdens de observatie blijkt dat bij de verdachte sprake is van psychotische problematiek in de vorm van paranoïde en overwaardige wanen, zoals de overtuiging dat [slachtoffer] een moordenaar is en de overtuiging zelf van keizerlijke afkomst te zijn. Zijn psychotische klachten blijken inhoudelijk vrij consistent van aard. Naast deze psychotische klachten en gestoorde realiteitstoetsing is sprake van een disfunctioneren op diverse terreinen. Zo is bij de verdachte sprake geweest van jarenlange dakloosheid, heeft hij financiële problemen, lukt het hem niet om werk te behouden – volgens de GGZ gerelateerd aan de bizarre denkbeelden van de verdachte – en kent hij beperkingen in sociale contacten.
De psychische problemen staan bij de verdachte dermate op de voorgrond, zo volgt uit het rapport, dat van gestructureerde onderzoekscontacten geen sprake is geweest. De gesprekken met de verdachte betreffen voornamelijk monologen en de verdachte verandert op onnavolgbare wijze van gespreksonderwerp. Zodra hem kritische vragen worden gesteld, verdraagt de verdachte dit slecht en verandert de sfeer van ontspannen naar meer geladen. Hij raakt dan geprikkeld, merkbaar door onder meer stemverheffing en een indringender blik. Daarnaast breekt hij bij doorvragen een aantal keer vrij abrupt het gesprek af of doet hij dreigende uitspraken, aldus de bevindingen van de rapporteurs.
Bij het ontbreken van een kader wordt de kans op recidive op soortgelijke feiten door de deskundigen hoog geschat. Aspecten die hierbij vooral meewegen zijn (1) dat bij de verdachte sprake is van een chronisch psychiatrische stoornis, (2) de verdachte is eerder voor een gewelddadig delict veroordeeld, (3) het gebrek aan ziekte-inzicht en -besef, alsmede (4) verdachtes afwijzende houding ten opzichte van hulpverlenende instanties. Gerapporteerd wordt tevens dat de verdachte nimmer adequaat met medicatie is behandeld. Niet goed is in te schatten in hoeverre de verdachte bereid is hieraan zijn medewerking te verlenen en/of welk niveau van functioneren zal worden bereikt. Aannemelijk wordt geacht dat hij zijn hele leven op hulpverlenende instanties aangewezen zal blijven en er is bij de verdachte sprake van een beperkt steunsysteem.
Een maatregel als bedoeld in art. 37 Sr biedt volgens de rapporteurs voldoende garanties en mogelijkheden om een behandeling van de verdachte in het kader van recidivepreventie vorm te geven en te verankeren, anders dan in geval van het stellen van bijzondere voorwaarden indien de feiten aan de verdachte hadden kunnen worden toegerekend. De ingeschatte benodigde behandelduur zal de duur van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis overstijgen, maar de behandeling kan alsdan, indien geïndiceerd, via de Wet BOPZ worden voortgezet en gewaarborgd.
Het standpunt van de raadsman van de verdachte komt op tegen de overweging van de rechtbank dat reeds vanwege het gevaar voor het psychisch
welzijnvan anderen sprake kan zijn van gevaar als bedoeld in art. 37 Sr.
De raadsman heeft daarin in zoverre gelijk. Het gaat immers, ingevolge art. 1, eerste lid, aanhef en onder f, Wet BOPZ, om het gevaar voor de ‘
psychische gezondheid’ van een ander (2°, onder b). Dat de verdachte een gevaar oplevert voor de psychische gezondheid van anderen, volgt evenwel genoegzaam uit de bevindingen van de deskundigen, in samenhang bezien met de feiten die het hof ten laste van de verdachte bewezen verklaart en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
De raadsman heeft tevens betwist dat – thans nog – sprake is van gevaar voor de psychische gezondheid van
de aangeveren dat om die reden niet (langer) wordt voldaan aan het gevaarscriterium van de wet BOPZ.
Dit standpunt berust op een onjuiste en te beperkte lezing van 2°, onder b in art. 1, eerste lid, onder f, Wet BOPZ, omdat het daargenoemde gevaarscriterium tevens betrekking heeft op het gevaar dat de verdachte
in de toekomstvoor een ander of anderen kan opleveren.
Het hof stelt op basis van deze overwegingen evenals genoemde deskundigen vast dat de verdachte als een gevaar kan worden beschouwd voor zichzelf en/of voor anderen in de zin van art. 37, eerste lid, Sr. Het hof zal dan ook de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis gelasten voor de duur van één (1) jaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte
niet strafbaaren ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van
1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. R.A.F. Gerding en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 september 2015.
Mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]
.