3.4.1.Grief Iis gericht tegen de verwerping door de voorzieningenrechter (in overwe-ging 3.8 van het bestreden vonnis) van het verweer van [appellant] , kort gezegd, dat SNS geen gebruik meer kon en mocht maken van de volmacht (en onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld door dat wel te doen), omdat zij [appellant] de mogelijkheid heeft ontnomen de betalingsachterstand volledig en geheel aan te zuive-ren, hoewel hij haar op 3 augustus 2015 had laten weten dat te willen doen. In appel heeft [appellant] daaraan nog toegevoegd dat SNS van de volmacht geen gebruik meer kon en mocht maken omdat zij in haar brief van 4 augustus 2015 de gehele lening heeft opgeëist en een executieveiling heeft aangekondigd. Hierdoor heeft zij, aldus [appellant] , de volmacht eenzijdig ontbonden. Het hof oordeelt als volgt.
3.4.2.1. De volmacht luidt als volgt:
“Overwegingen vooraf
- de Volmachtgever[appellant] ; hof]
heeft een schuld aan de Bank[SNS; hof]
en tot zekerheid voor de terugbetaling van deze schuld is het Registergoed[de woning; hof]
belast met een recht van hypotheek ten behoeve van de Bank.
- de Volmachtgever dreigt in verzuim te raken of is al in verzuim met de terugbetaling van rente en/of aflossingen met betrekking tot zijn/haar hypothecaire lening bij de Bank. De Bank zal bij voortduren van deze situatie bevoegd worden of is al bevoegd over te gaan tot executoriale verkoop van het Registergoed. Vanwege de vermoedelijk lagere verkoopopbrengst bij een executoriale verkoop op de door de wet voorgeschreven wijze, hebben zowel de Volmachtgever als de Bank ieder een belang om de verkoop van het Registergoed op een andere wijze te laten plaatsvinden als daarmee naar alle waarschijnlijkheid een hogere opbrengst kan worden bereikt.
- de Volmachtgever realiseert zich dat de onderhavige volmacht niet direct zal vervallen indien de achterstand (inclusief kosten) volledig is voldaan, omdat denkbaar is dat binnen een aantal maanden daarna een nieuwe betalingsachterstand zal kunnen ontstaan.
(…)
Gebruik en einde volmacht
1.
1. De volmacht is verstrekt voor onbepaalde tijd.
Indien en zodra de Volmachtgever echter de achterstand (inclusief kosten) volledig en geheel heeft voldaan, het Registergoed vrij is van beslagen en zich geen (andere) situatie voordoet op grond waarvan de lening tussen Volmachtgever en de Bank kan worden opgeëist, staakt de Bank de handelingen waarvoor volmacht is gegeven (waaronder verdere verkoopactiviteiten), tenzij er reeds een verkoopovereenkomst tot stand is gekomen. (…)
(…)”
3.4.2.2. De e-mail van [appellant] van 3 augustus 2015 aan SNS (in de persoon van mw. [B] ) en de reactie hierop van SNS ( [B] ) bij e-mail van die dag luiden, voor zover van belang:
(e-mail [appellant] )
“Aangaande de gedwongen verkoop van het pand onder uw hypothecaire lening. Gaarne wil ik ingaan op uw aanbod om op korte termijn in te lossen. Het ziet er ein-delijk naar uit dat mijn zaken zich ten goede keren. Mijn zaken bestonden voor een groot deel uit de export van groente en fruit met Rusland. Vandaar mijn financiële problemen. Gaarne hoor ik van u hoe wij deze nare periode kunnen afsluiten.”
(e-mail SNS)
“Ik verzoek u uiterlijk morgenochtend, dinsdag 4 augustus, voor 12 uur telefonisch contact met mij op te nemen over onderstaande e-mail[de zojuist geciteerde mail van [appellant] ; hof]
. E-mail is in dit geval niet mogelijk.”
Op grond van de door partijen ter zitting verstrekte inlichtingen gaat het hof er van uit dat op 4 augustus 2015 telefonisch contact is geweest tussen [appellant] en [B] . Volgens [appellant] heeft [B] hem in dat gesprek gezegd dat er een mogelijkheid was tot aanzuivering en dat zij hem daarbij veel succes wenste. Ook namens SNS is verklaard dat [B] in dat gesprek heeft gezegd dat er een mogelijkheid tot inlossing van de achterstand was.
3.4.2.3. De brief van SNS aan [appellant] van 4 augustus 2015 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“U heeft betalingsachterstand. Hierover hebben wij u eerder herinneringen gestuurd. Helaas hebben we nog steeds geen volledige betaling ontvangen. Daarom eisen we uw totale schuld nu op.
(…)
U moet de volgende bedragen aan ons betalen:
(…)
Restant hoofdsom € 543.753,00
(…)
Achterstand € 32.119,24
Totaal per 4 augustus 2015 € 575.872,24
Wat moet u doen?
Betaal binnen zeven dagen na de datum van deze brief. Het bedrag stort u op bankrekening[volgt banrekeningnummer; hof]
op naam van BLG Wonen. (…)
Wat moet u weten?
Betaalt u niet op tijd dan geven we de notaris opdracht om uw woning te veilen. We wijzen u erop dat een veiling bijna altijd minder opbrengt dan een verkoop op de vrije markt.”
Namens SNS is ter terechtzitting verklaard dat de brief een standaardbrief was en dat deze (vanwege het opeisen van de gehele lening en de dreiging met een executoriale verkoop) ongelukkig was, omdat er slechts mee werd beoogd [appellant] naar aanleiding van zijn e-mail van 3 augustus 2015 opgaaf te doen van zijn betalingsachterstand. Het hof heeft geen aanleiding aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen, te minder omdat [appellant] die juistheid niet althans niet voldoende gemotiveerd heeft betwist.
3.4.2.4. Verder gaat het hof er op grond van door beide partijen ter zitting verstrekte inlichtingen en bij gebreke van andersluidende feitelijke stellingen van uit dat [appellant] naar aanleiding van de brief geen contact heeft opgenomen met SNS ( [appellant] heeft verklaard niet in staat te zijn geweest adequaat op de brief te reageren) noch SNS ook maar enig bedrag heeft betaald.
3.4.3.In het licht van de zojuist vermelde feiten en omstandigheden verwerpt het hof allereerst het verweer van [appellant] , kort gezegd, dat SNS door het opeisen van de gehele lening en de dreiging met een executoriale verkoop in de brief van 4 augustus 2015 het recht heeft verloren de woning met gebruikmaking van de volmacht te verkopen. Voldoende aannemelijk is immers dat de brief in zoverre op een vergissing berust. Juist omdat [appellant] SNS op 3 augustus 2015 had aangegeven de betalingsachterstand te willen inlossen en SNS hem die mogelijkheid in het telefoongesprek van 4 augustus 2015 had bevestigd, had het op de weg van [appellant] gelegen na ontvangst van de brief van 4 augustus 2015 bij SNS te informeren of deze brief haar standpunt ten aanzien van het opeisen van de lening en de dreiging met een executoriale verkoop correct weergaf dan wel op een vergissing of misverstand berustte. Dat [appellant] dit niet heeft gedaan, komt voor zijn risico. In ieder geval kon en mocht [appellant] er in de gegeven omstandigheden zonder nader onderzoek niet van uitgaan dat de volmacht geen gelding meer had en dat een verkoop van de woning met behulp van de volmacht van de baan was. Dat dit het geval was, lag ook bepaald niet voor de hand, gegeven het feit dat de volmacht voor onbepaalde tijd was verleend en de situatie die blijkens de inhoud van de volmacht tot het einde ervan zou hebben geleid, te weten het volledig voldoen van de achterstand inclusief kosten, zich niet had voorgedaan. [appellant] had immers niets ingelopen op de achterstand. Verworpen wordt dus ook de stelling van [appellant] dat SNS met haar brief van 4 augustus 2015 de volmacht (eenzijdig) heeft ontbonden.
3.4.4.Uit het voorgaande blijkt tevens dat het hof voldoende aannemelijk acht dat SNS [appellant] naar aanleiding van diens e-mail van 3 augustus 2015 (wel degelijk), namelijk bij de brief van 4 augustus 2015, opgaaf heeft gedaan van het bedrag dat hij diende te voldoen en de rekening waarop en [appellant] aldus in de gelegenheid heeft gesteld de betalingsachterstand geheel te voldoen. Waar de grief anders betoogt, mist hij dan ook feitelijke grondslag. Voor het geval op dit punt anders zou moeten worden geoordeeld, overweegt het hof dat SNS, nu vaststaat dat [appellant] naar aanleiding van de brief van 4 augustus 2015 (althans voor het sluiten van de koopovereenkomst op 25 augustus 2015) de achterstand niet heeft aangezuiverd, (nog steeds) gebruik kon en mocht maken van de volmacht en haar verkoopactiviteiten ten aanzien van de woning niet behoefde te staken. Het hof neemt hierbij nog in aanmerking dat SNS, gezien de onder 3.1 vermelde feiten, vanaf 2013 zeer coulant ten opzichte van [appellant] is geweest.
3.6.3.Hoewel [appellant] de onder 3.6.1 weergegeven feitelijke stellingen van SNS niet heeft betwist (behalve dan dat hij stelt wel gevoelig te zijn voor de van de dwangsom uitgaande prikkel en niet te wensen dat deze verder oploopt), ziet het hof voor een tenuitvoerlegging bij lijfsdwang geen aanleiding. Uit door SNS ter zitting gedane mededelingen volgt dat het bestreden vonnis op 24 november a.s., dat is binnen twee weken na heden, feitelijk ten uitvoer zal kunnen worden gelegd. Indien het hof aan de door de voorzieningenrechter uitgesproken veroordeling (ten aanzien van de toekomst) alsnog lijfsdwang zou verbinden, zou het [appellant] nog enige tijd de gelegenheid geven dat vonnis na te komen. Aldus is de tijdwinst die SNS met de lijfsdwang zou boeken dusdanig beperkt dat deze niet opweegt tegen het belang van [appellant] om van een dergelijke diep ingrijpend dwangmiddel verschoond te blijven. Daar komt nog bij dat [appellant] ter zitting van dit hof heeft verklaard dat hij de inhoud van het door dit hof te wijzen arrest zal naleven. Ook deze grief dus.