2.2Samengevat, en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
a. [appellant] huurt een tweekamerwoning van Stadgenoot aan het [adres] (hierna: het gehuurde). De huur bedraagt € 445,79 bruto per maand.
b. Op de huurovereenkomst zijn de door Stadgenoot gehanteerde algemene huurvoorwaarden, verder de AV, van toepassing.
c. Artikel 8.3 van de AV luidt:
“Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben. (…)”
d. Artikel 8.10 van de AV luidt:
“Het is huurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk onder te verhuren, aan een of meer derden in gebruik te geven en/of de huur van het gehuurde aan een of meer derden af te staan, tenzij huurder voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verkregen van verhuurder.(…)”
e. Artikel 8.11 van de AV luidt:
“Indien huurder in strijd met het verbod van het vorige lid handelt en aan de derde(n) een hogere (huur)prijs in rekening brengt dan hij zelf aan verhuurder verschuldigd is, of volgens de door de verhuurder gestelde voorwaarden in rekening mag brengen, is huurder (…), gehouden het verschil aan verhuurder af te dragen.”
f. Tijdens het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan het onderhavige complex treffen de medewerkers van Stadgenoot op 25 augustus 2014 een uit Letland afkomstige man en hoogzwangere vrouw aan in het gehuurde.
g. [appellant] is op 17 oktober 2014 in de basisadministratie van de Gemeente Amsterdam uitgeschreven op het adres van het gehuurde.
h. Bij brief van 9 december 2014 sommeert Stadgenoot [appellant] , naar aanleiding van de uitschrijving, de huurovereenkomst op te zeggen en het gehuurde ontruimd op te leveren.
i. Op 18 december 2014 deelt [appellant] in een telefoongesprek met een medewerker van Stadgenoot mee dat hij het gehuurde nog steeds bewoont.
j. Stadgenoot brengt op 22 december 2014 een bezoek aan het gehuurde waarbij zij wederom de Letse man en hoogzwangere vrouw aantreft. [appellant] is niet aanwezig.
k. Tijdens een derde bezoek aan het gehuurde, op 5 januari 2015, worden vier personen aangetroffen, allen van Letse nationaliteit, die mondeling en schriftelijk onder meer verklaren dat zij het appartement via een site op internet hebben gehuurd van [appellant] voor een bedrag van € 1.000,- per maand.
l. Stadgenoot nodigt [appellant] uit voor een gesprek bij haar op kantoor op 6 januari 2015. [appellant] verschijnt niet.
m. Bij brief van 12 januari 2015 sommeert Stadgenoot [appellant] nogmaals om de huurovereenkomst op te zeggen.
n. [appellant] schrijft zich op 29 januari 2015 weer in in de basisadministratie van de Gemeente Amsterdam, op het adres van het gehuurde.
o. Op 9 februari 2015 ontvangt Stadgenoot een e-mail van Bureau Zoeklicht met als bijlage een op 28 januari 2015 opgesteld proces-verbaal van de Politie Eenheid Amsterdam, waarin is vastgelegd dat de verbalisant het gehuurde meermalen heeft bezocht, maar [appellant] daar nimmer heeft aangetroffen. De Letse personen zijn telkens wèl in het gehuurde aangetroffen.
p. De Letse personen hebben het gehuurde verlaten. [appellant] heeft de huurovereenkomst niet opgezegd.