ECLI:NL:GHAMS:2015:4645

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2015
Publicatiedatum
12 november 2015
Zaaknummer
200.153.228/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen wegens zandstraal- en impregneringswerkzaamheden met verrekenbare tegenvordering

In deze zaak gaat het om een vordering tot betaling van onbetaalde facturen door Fa-Vastgoed B.V. (FaV) aan [geïntimeerde] voor zandstraal- en impregneringswerkzaamheden aan een pand. FaV heeft de facturen van in totaal € 4.610,58 niet betaald, ondanks herhaalde sommaties. In reactie heeft FaV een tegenvordering ingesteld wegens schade die zij stelt te hebben geleden door de werkzaamheden van [geïntimeerde]. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en de tegenvordering van FaV afgewezen. FaV is in hoger beroep gegaan, waarbij zij de toewijzing van de wettelijke handelsrente, de kosten van het rapport van CED en de buitengerechtelijke incassokosten betwistte. Het hof heeft vastgesteld dat FaV niet langer de verschuldigdheid van het bedrag van € 4.610,58 betwist, maar dat zij wel een tegenvordering heeft van € 4.757,70 wegens schade. Het hof oordeelt dat FaV terecht een beroep op opschorting heeft gedaan, waardoor zij geen wettelijke handelsrente verschuldigd is over de onbetaalde facturen. Het hof vernietigt het bestreden vonnis voor het overige en wijst de vordering van [geïntimeerde] af, terwijl het FaV toewijst tot betaling van € 147,12 met wettelijke rente. Tevens wordt [geïntimeerde] in de proceskosten verwezen.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.153.228/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: 2495085 \ HA EXPL 13-1205
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 november 2015 (bij vervroeging)
inzake
FA-VASTGOED B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. Ph.A.J. Raaijmakers te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna FaV en [geïntimeerde] genoemd.
FaV is bij dagvaarding van 4 juli 2014, hersteld bij exploot van 11 augustus 2014, in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (verder: de kantonrechter) van 13 mei 2014, onder bovengenoemd zaak- en rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser in conventie/verweerder in reconventie en FaV als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
FaV heeft - onder kennelijke vermindering van eis - geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, althans zal bepalen dat er na verrekening met het door FaV aan schade gevorderde bedrag geen vordering van [geïntimeerde] resteert, alsmede [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling aan haar van het na verrekening resterende bedrag van € 147,12, met wettelijke rente, met beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd, zakelijk, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
Beide partijen hebben in appel bewijs aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis, onder 1.1 tot en met 1.8, een aantal fei-ten vastgesteld. Omdat deze feiten niet in geschil zijn, zal ook het hof daarvan uitgaan.

3.Beoordeling

3.1.
In deze zaak gaat het, kort gezegd, om het volgende.
( a) [geïntimeerde] heeft in opdracht van FaV in oktober 2012 respectievelijk begin december 2012 de buitengevel van het pand [adres] (hierna: het pand) gezandstraald en geïmpregneerd. In verband met deze werkzaamheden is ter plaatse tijdelijk een steiger geplaatst.
( b) FaV heeft de door [geïntimeerde] in november 2012, december 2012 en januari 2013 ter zake verzonden facturen van per saldo € 4.610,58 onbetaald gelaten, ook na sommaties.
( c) Naar aanleiding van door FaV gestelde schade heeft de namens [geïntimeerde] ingeschakelde schade-expert CED BrandVaria (verder: CED) op 10 juni 2013 ter plaatse een onderzoek verricht en daarvan op 4 juli 2013 schriftelijk gerapporteerd.
( d) Nadat hij haar bij brief van 19 juli 2013 nogmaals vruchteloos tot betaling van de facturen had gesommeerd, heeft [geïntimeerde] FaV bij dagvaarding van 24 oktober 2013 in rechte betrokken en van haar de betaling gevorderd van:
- € 4.610,58 wegens de onbetaalde facturen;
- € 586,06 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
- € 220,99 wegens wettelijke handelsrente vanaf de dag dat FaV in verzuim is geraakt (volgens [geïntimeerde] 1 maart 2013) tot de dag van de dagvaarding, alsmede de na die dag verschenen wettelijke handelsrente;
- € 995,59 wegens de kosten van het rapport van CED.
In reconventie vorderde FaV de betaling door [geïntimeerde] van een bedrag van € 10.500,= ter zake van door haar gestelde schade als gevolg van de door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden.
( e) De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis in conventie de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en in reconventie die van FaV afgewezen. Laatstgenoemde werd zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten verwezen.
3.2.
In hoger beroep betwist FaV niet langer de verschuldigdheid van het door [geïntimeerde] ter zake van zijn facturen gevorderde bedrag van € 4.610,58. Wel komt FaV - met de grieven 2 tot en met 4 - op tegen de door de rechtbank toegewezen wettelijke handelsrente, kosten van het rapport van CED en buitengerechtelijke incassokosten. Het hof zal daarop later (vanaf 3.4) ingaan maar ziet aanleiding eerst grief 5 te behandelen.
3.3.1.
Grief 5houdt, mede gezien de daarop gegeven toelichting, in dat de kantonrechter (in de overwegingen 14 en 15 van het bestreden vonnis) ten onrechte heeft geoordeeld dat FaV op geen enkele wijze het causale verband tussen de door haar gestelde schade en de werkzaamheden van [geïntimeerde] heeft aangetoond, dat FaV onvoldoende heeft onderbouwd dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de door haar gestelde schade en dat de (tegen)vordering van FaV moet worden afgewezen.
3.3.2.
FaV stelt in hoger beroep (kennelijk haar eis verminderend) dat zij als gevolg van de door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden de volgende schade heeft geleden:
a. a) gaten in de muur, herstelkosten € 150,00
b) verhelpen kortsluiting en herstel kapotte spots € 250,00
c) kapotte buis neonreclame, herstelkosten € 544,50
d) beschadigde zonwering, herstelkosten € 2.058,70
e) beschadigde kozijnen, herstelkosten
€ 1.754,50
Totaal € 4.757,70.
FaV wenst dit bedrag te verrekenen met de vordering van [geïntimeerde] ter grootte van € 4.610,58 ter zake van de niet betaalde facturen.
3.3.3.
[geïntimeerde] heeft in zijn reactie op deze grief en (tegen)vordering van FaV naar voren gebracht dat FaV hem nimmer in de gelegenheid heeft gesteld de schade, indien al aanwezig, te herstellen noch hem deugdelijk in gebreke heeft gesteld of een mededeling heeft gedaan als bedoeld in art. 6:89 BW. Om die reden is [geïntimeerde] , zo meent hij, niet in verzuim en evenmin schadeplichtig. Het hof verwerpt dit verweer, omdat het miskent dat het hier niet gaat om schadevergoeding vanwege de niet (behoorlijke) nakoming door [geïntimeerde] van zijn verbintenissen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst maar om door [geïntimeerde] bij de verrichting van zijn werkzaamheden veroorzaakte (gevolg)schade. Voor dergelijke schade is [geïntimeerde] zonder meer, dat wil zeggen zonder ingebrekestelling, aansprakelijk. FaV was boven-dien niet gehouden [geïntimeerde] in de gelegenheid te stellen die schade zelf te herstellen.
3.3.4.
Met betrekking tot de verschillende door FaV gestelde schadeposten als zojuist onder 3.3.2 vermeld, oordeelt het hof als volgt.
a.
a) gaten in de muur (€ 150,=)
[geïntimeerde] heeft niet betwist - en het rapport van CED bevestigt - dat twee bij het verankeren van de steiger door de steigerbouwer gemaakte boorgaten na het verwijderen van de steiger niet zijn hersteld. Evenmin heeft [geïntimeerde] betwist dat de met het herstel hiervan gemoeide kosten € 150,= belopen. Het moge zo zijn dat [geïntimeerde] FaV herhaaldelijk heeft aangeboden die gaten te herstellen, niet gesteld of gebleken is dat hij dit ook daadwerkelijk heeft gedaan of dat hij dit wilde doen maar daartoe door FaV niet in de gelegenheid is gesteld. Bij deze stand van zaken is dit onderdeel van de vordering toewijsbaar.
b) kortsluiting en kapotte spots (€ 250,=) en c) kapotte buis neonreclame (€ 544,50)
FaV heeft gesteld dat tijdens de uitvoering van de (zandstraal)werkzaamheden door [geïntimeerde] kortsluiting bij haar huurder [A] is ontstaan, dat bij het verwijderen van de steiger een aantal spotlampen en de neonlichtreclame van [A] zijn vernield althans beschadigd en dat met reparatie en herstel van een en ander bedragen waren gemoeid van € 250,= respectievelijk € 544,50 (inclusief btw). FaV heeft deze stelling gestaafd met twee schriftelijke verklaringen van [A] , foto’s, een factuur van Totaalbouw Almere van 17 januari 2013 ad € 250,= (betrekking hebbend op post b) en een offerte van [X] Lichtreclame van 4 april 2014, sluitend op € 450,= exclusief btw (betrekking hebbend op post c). In het licht van dit een en ander heeft [geïntimeerde] de onderhavige stelling/post onvoldoende gemotiveerd betwist, reden waarom het hof deze componenten van de vordering toewijsbaar acht.
d) beschadigde zonwering (€ 2.058,70)
FaV heeft gesteld dat [geïntimeerde] het aan het pand bevestigde zonnescherm van [A] in strijd met door hem gedane toezeggingen niet heeft ingepakt of gedemonteerd, dat als gevolg van de (zandstraal)werkzaamheden dat zonnescherm vervuild is geraakt met zand, water en het van de gezandstraalde stenen afkomstige slijpsel, dat het zonnescherm niet te reinigen viel en daarom moest worden vervangen en dat de met die vervanging gemoeide kosten € 2.058,70 beliepen. FaV heeft deze stelling gestaafd met de twee genoemde schriftelijke verklaringen van [A] , schriftelijke verklaringen van [B] en [C] en een factuur van De Zonweerder.nl van 8 maart 2013 ad € 2.058,70. In het licht van dit een en ander heeft [geïntimeerde] deze stelling/post onvoldoende gemotiveerd betwist en acht het hof ook dit onderdeel van de vordering toewijsbaar.
e) beschadigde kozijnen (€ 1.754,50)
Ter adstructie van dit gedeelte van haar vordering heeft FaV het volgende aangevoerd. Voordat [geïntimeerde] met zijn werkzaamheden begon, heeft FaV (met gebruikmaking van de door [geïntimeerde] geplaatste steiger) het pand laten schilderen. Om schade aan houtwerk en glas te voorkomen heeft FaV [geïntimeerde] erop gewezen dat het houtwerk en de ramen afgeplakt dienden te worden, maar [geïntimeerde] heeft dat niet gedaan. Als gevolg van de door [geïntimeerde] uitgevoerde zandstraalwerkzaamheden was het nieuw geschilderde houtwerk dusdanig beschadigd dat de dorpels en kozijnen opnieuw moest worden geschilderd, zulks voor een bedrag van € 1.754,50. FaV heeft deze stelling onderbouwd met de eerder genoemde schriftelijke verklaringen van [B] en [C] , alsmede met een offerte van 2 april 2013 en een factuur van 3 mei 2013, beide afkomstig van Schildersbedrijf [Y] B.V. In het licht van een en ander heeft [geïntimeerde] deze stelling/post onvoldoende gemotiveerd betwist en acht het hof ook dit onderdeel van de vordering toewijsbaar.
3.3.5.
De conclusie is dat grief 5 integraal slaagt en dat FaV een (tegen)vordering op [geïntimeerde] heeft van € 4.757,70.
3.4.
Omdat de tegenvordering van FaV de vordering van [geïntimeerde] ter zake van de niet betaalde facturen (met € 147,12) overtreft, heeft FaV ten aanzien van de betaling van die facturen terecht een beroep op opschorting gedaan. Daarom is zij [geïntimeerde] geen wettelijke handelsrente verschuldigd over het met de niet betaalde facturen gemoeide bedrag.
Grief 2, die tegen de toewijzing van deze rente is gericht, is dus gegrond.
3.5.
Grief 3is gericht tegen de toewijzing (op de voet van art. 6:96 lid 2 aanhef en sub b BW) van de kosten van het rapport van CED ter grootte van € 995,59. Gelet op het oordeel van het hof met betrekking tot grief 5 moge duidelijk zijn dat deze vordering ten onrechte is toegewezen en ook deze grief gegrond is. In dit verband merkt het hof nog op dat CED geen onderzoek heeft gedaan naar de vraag of [geïntimeerde] het pand naar behoren heeft geïmpregneerd (wat FaV aanvankelijk had betwist), maar alleen maar naar de door FaV gestelde schade.
3.6.
Omdat FaV per saldo een vordering op [geïntimeerde] heeft - en niet andersom -, is ook de vordering van [geïntimeerde] wegens buitengerechtelijke incassokosten ad € 586,06 ten onrechte toegewezen. Daarmee treft ook
grief 4, die daartegen opkomt, doel.
3.7.
In het licht van al het voorgaande heeft FaV geen belang bij bespreking van
grief 1.
3.8.
De slotsom is dat het bestreden vonnis (met uitzondering van wat onder 3.9 zal worden overwogen) moet worden vernietigd, dat (vanwege het succesvolle beroep van FaV op verrekening) de vordering van [geïntimeerde] alsnog moet worden afgewezen en dat de vordering van FaV (in appel) tot betaling van een bedrag van € 147,12 toewijsbaar is, met wettelijke rente, zij het pas vanaf 3 december 2013, de datum van de eis in reconventie.
3.9.
Bij deze stand van zaken dient [geïntimeerde] , als in het ongelijk gesteld, te worden verwezen in de kosten van het geding in conventie en in die van het hoger beroep. Het bestreden vonnis zal wat betreft de kostenveroordeling in reconventie worden bekrachtigd, omdat FaV in die instantie, gelet op haar aanvankelijke vordering van € 10.500,=, als grotendeels in het ongelijk gesteld dient te worden beschouwd.
3.10.
[geïntimeerde] heeft geen stellingen te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot andere beslissingen leiden dan hiervoor vermeld. Zijn bewijsaanbod wordt daarom verworpen.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis wat betreft de kostenveroordeling in reconventie;
vernietigt het bestreden vonnis voor al het overige en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
ontzegt [geïntimeerde] zijn vordering;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan FaV van een bedrag van € 147,12 met de wettelijke rente daarover vanaf 3 december 2013 tot de dag der voldoening;
ontzegt FaV het meer of anders gevorderde;
verwijst [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie, aan de zijde van FaV gevallen en begroot op € 500,= wegens salaris gemachtigde;
verwijst [geïntimeerde] in de kosten van het appel, aan de zijde van FaV gevallen, tot op heden begroot op € 783,15 wegens verschotten en € 632,= wegens salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Aarts, R.J.M. Smit en R.J.Q. Klomp en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 10 november 2015.