Uitspraak
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Verdere beoordeling van het hoger beroep
Ik heb vijftien jaar geleden samengewerkt met de heer [appellant] , voor dezelfde werkgever. Ergens in mei 2011 ben ik begonnen als werknemer te werken voor de heer [appellant] . In december 2012 ben ik gestopt met werken voor de heer [appellant] . Wij zijn en waren kennissen en vrienden.
Ik ben met de schoonvader van de heer [geïntimeerde] naar de notaris geweest en heb daar het stuk ondertekend dat u mij liet zien, de overeenkomst van 7 februari 2011. Voordat wij bij de notaris kwamen, hadden wij mondeling afgesproken dat ik € 15.000,- zou betalen. De heer [geïntimeerde] heeft tegen mij gezegd: ik ga tegen mijn vrouw zeggen dat er € 20.000,- wordt betaald, maar in realiteit hoeft er maar € 15.000,- te worden betaald. Op het moment dat de heer [geïntimeerde] aan zijn vrouw kon zeggen dat er € 20.000,- zou worden betaald, dan zou er tussen de heer [geïntimeerde] en zijn vrouw geen irritatie(..) ontstaan. De vrouw van de heer [geïntimeerde] zou een bedrag van € 15.000,- niet accepteren. Die € 20.000,- waren de kosten die voor het huis waren gemaakt, dat ik van (…) [geïntimeerde] zou kopen en die zouden dan op die manier gedekt zijn. Voordat wij naar de notaris gingen, hebben de heer [geïntimeerde] en ik het er keer op keer over gehad dat ik € 15.000,- zou betalen. Daar was behalve wij beiden niemand bij aanwezig. De heer [geïntimeerde] had mij ook gezegd dat zijn schoonvader ook niet akkoord zou gaan met een bedrag van € 15.000,- in plaats van € 20.000,- . Dit was een zaak tussen de heer [geïntimeerde] en mij en daar hoefde verder niemand iets van te weten. (…) Het bedrag van € 20.000,- dat de kosten zou dekken voor de koop van de woning was aanvankelijk € 30.000,- en dat bedrag is toen verlaagd naar € 20.000,- .
In 2009 of 2010 hoorde ik dat [appellant] het huis van mijn schoonzoon [geïntimeerde] wilde kopen. Wij hebben toen een gesprek gehad aan een grote tafel bij een groothandel. Bij dat gesprek waren aanwezig de heer [geïntimeerde] , de heer [appellant] , een collega van [appellant] , de heer [A] en ikzelf. Ik zei toen dat de heer [appellant] aan de heer [geïntimeerde] € 30.000,- zou moeten betalen. [appellant] zei dat dat teveel was. Toen is afgesproken dat er € 20.000,- zwart op wit binnen een jaar zou worden betaald. En dat dat bij de notaris getekend zou moeten worden. Daarmee is de heer [appellant] toen akkoord gegaan. Vervolgens heeft de heer [appellant] mij thuis gebracht. Toen ik thuis kwam heb ik tegen mijn dochter gezegd of zij een notaris wilde opzoeken. Zij kwam toen met een notaris in Zaandam. Daarmee hebben wij een afspraak gemaakt. Vervolgens zijn wij met z’n vieren – [geïntimeerde] , [appellant] , mijn dochter en ik - naar de notaris geweest. Wij zijn alle vier bij de notaris naar binnen geweest. Bij de notaris zijn de handtekeningen gezet en dit is door de notaris gecontroleerd. Mij is niet bekend dat er op enig moment, bij de notaris of voorafgaand aan het bezoek bij de notaris, een bedrag van € 15.000,- ter sprake is gekomen. Ook na het bezoek bij de notaris is niet over € 15.000,- gesproken, althans ik weet daar niets van.
Ik had met mijn partner, de heer [geïntimeerde] afgesproken dat de lening die door de heer [appellant] zou worden terugbetaald € 30.000,- zou moeten zijn. Omdat de heer [appellant] dat niet kon betalen, zijn wij akkoord gegaan met € 20.000,-. Bij het eerste gesprek over de lening was ik niet aanwezig maar ik was er wel bij toen wij naar de notaris gingen. Het idee om naar de notaris te gaan kwam van mijn vader en van mij. De afspraak was mondeling maar ik heb geleerd dat je dat beter zwart op wit kan zetten. Ik heb een notaris opgezocht en daar een afspraak mee gemaakt. [appellant] ging daarmee akkoord en wij zijn, dat wil zeggen de heer [appellant] , de heer [geïntimeerde] , mijn vader en ik, naar de notaris geweest waar de handtekeningen zijn geplaatst.
Het bedrag van € 20.000,- dat genoemd staat in de beide overeenkomsten van 17 januari 2011 en 7 februari 2011 is het bedrag dat met de heer [appellant] is afgesproken. Dat bedrag moest hij mij binnen een jaar terugbetalen in termijnen. Het bedrag van € 15.000,- is genoemd door de heer [appellant] . Hij zei dat zijn vrouw totaal niet akkoord zou gaan met een bedrag van € 20.000,- en dat wij dus tegen haar moesten doen alsof wij € 15.000,- hadden afgesproken. Het liefst wilde ik me daar helemaal niet mee bemoeien. Ik vond dat dat hun problemen waren. [appellant] wilde het bedrag van € 20.000,- geheim houden voor zijn vrouw. [appellant] vertelde mij dit in de auto waar wij met z’n tweeën waren voordat wij naar de notaris gingen om de geldlening vast te leggen. Daarna heeft hij dit ook nog een keer tegen mij gezegd. Ik herinner mij dit nog heel goed. Ik heb dit ook allemaal tegen mijn vrouw verteld omdat wij aanvankelijk een bedrag van € 30.000,- wilden hebben maar de heer [appellant] zei dat hij dat niet kon betalen. Mijn vrouw vond het geen probleem dat wij van € 30.000,- naar € 20.000,- gingen maar zij wilde het wel zwart op wit hebben.