ECLI:NL:GHAMS:2015:4577

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
23-003044-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Opiumwetdelict met wisselende verklaringen van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2014. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en MDMA op 1 mei 2014 in Amsterdam. De verklaringen van de verdachte waren wisselend en vaag, waardoor het hof zijn ontkenning van kennis van de drugs in zijn auto als ongeloofwaardig terzijde heeft geschoven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad: 485 gram cocaïne, 4,57 gram cocaïne, 35 gram cocaïne, 9,92 gram cocaïne en een tablet MDMA. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan de uitvoering is opgeschort onder voorwaarden, en een taakstraf van 240 uur. Tevens is de in beslag genomen auto verbeurd verklaard. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals eerdere veroordelingen en het advies van de reclassering.

Uitspraak

parketnummer: 23-003044-14
datum uitspraak: 24 maart 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2014 in de strafzaak onder de parketnummers 13/701833-14 en 13/152913-11 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 mei 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) - 485 gram cocaïne (itemnummer 4750490) en/of
- 4,57 gram cocaïne (itemnummer 4750492A) en/of
- 35,0 gram cocaïne (itemnummer 4750492B) en/of
- 9,92 gram cocaïne (itemnummer 4750492C) en/of
in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of
opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer)
- een tablet MDMA (itemnummer 4750492D)
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 mei 2014 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 485 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 4,57 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 35,0 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 9,92 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- een tablet van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverweging

De verdachte heeft ontkend te hebben geweten dat zich achter het dashboard van zijn auto de in de tenlastelegging bedoelde drugs bevonden. Hij heeft in dat verband verklaard dat hij zijn auto meer dan eens uitleende aan anderen, waarmee hij kennelijk heeft bedoeld te zeggen dat een of meer anderen de verdovende middelen in zijn auto hebben verborgen. De verklaringen die hij daarover heeft afgelegd zijn echter dermate wisselend en vaag – en daardoor onverifieerbaar –, dat het hof de verklaring dat hij niet heeft geweten van de aanwezigheid van de bedoelde drugs in zijn auto als ongeloofwaardig terzijde schuift, mede gelet op de inhoud van de – eventueel in een aanvulling op dit arrest op te nemen –
bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met oplegging van bijzondere voorwaarden, en een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte op de goede weg is, inkomen heeft alsmede uitzicht op een nieuwe baan. Zijn gezin met twee kinderen heeft hem nodig. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan het reeds uitgezeten voorarrest zou derhalve ernstige gevolgen hebben.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van met name een aanmerkelijke hoeveelheid materiaal bevattende cocaïne. Die stof is schadelijk voor de volksgezondheid. De hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend reclasseringsadvies van Reclassering Nederland Adviesunit 3 Noord-West van 26 mei 2014, opgemaakt door [deskundige]. Daarin zijn de bijzondere voorwaarden zoals die door de rechtbank zijn opgelegd geadviseerd op de grond dat zowel op het gebied van financiën als de cognitieve vaardigheden van verdachte interventies wenselijk zijn. Het hof zal dit advies volgen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 februari 2015 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het hof is van oordeel dat de in beslag genomen personenauto Peugeot 308 verbeurd dient te worden verklaard, omdat met behulp van deze auto voornoemd feit is begaan.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende vast staat dat de onder de verdachte in beslag genomen geldbedragen in verband staan tot het bewezen verklaarde feit. Het hof zal daarom de teruggave aan de verdachte van de onder hem in beslag genomen geldbedragen van € 795,-- en € 620,-- gelasten, voor zover deze geldbedragen nog niet zijn teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 19 december 2012 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12, 1090 BC Amsterdam. Hierna moet betrokkene zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • deelneemt aan de volgende gedragsinterventies:
* GI-RN Cognitieve Vaardigheden. De training bestaat uit 20 bijeenkomsten van elk 2,5 uur. Tussentijds krijgen de deelnemers huiswerkopdrachten. Daarnaast is er een voor- en nameting en zijn er evaluatiemomenten;
* GI-RN Budgetteren. De groepstraining bestaat uit 12 bijeenkomsten van 2 uur die eenmaal per week plaats heeft;
  • meewerkt aan schuldhulpverlening;
  • meewerkt aan het verkrijgen van een minimaal 4-daagse dagbesteding, via Dynamo dan wel via Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een personenauto Peugeot 308.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: twee geldbedragen, ter hoogte van € 750,-- en € 620,--.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 19 december 2012, parketnummer 13/152913-11, te weten:
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. C.N. Dalebout en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 maart 2015.
=========================================================================
[....]