ECLI:NL:GHAMS:2015:4576

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
23-003481-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel door het helpen van een broer bij illegale toegang tot Nederland

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Turkije en zonder woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van mensensmokkel. Het hof oordeelde dat de verdachte zijn broer had geholpen bij het verkrijgen van illegale toegang tot Nederland door zijn e-mailadres en bankrekening beschikbaar te stellen voor het boeken van een vliegticket. De verdachte was zich ervan bewust dat zijn broer een vals paspoort gebruikte en dat zijn toegang tot Nederland wederrechtelijk was. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot de conclusie dat de verdachte strafbaar was voor mensensmokkel, ondanks het ontbreken van winstbejag of uitbuiting. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. Het hof benadrukte de ernst van het feit, gezien het grensoverschrijdende karakter van mensensmokkel en de ondermijning van het overheidsbeleid tegen illegaal verblijf.

Uitspraak

parketnummer: 23-003481-14
datum uitspraak: 24 maart 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 september 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-820290-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1989,
zonder woon- of verblijfplaats hier te lande,
verblijvende [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 maart 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, een ander, te weten een persoon zich noemende [vreemdeling] ofwel zich noemende [pseudoniem], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, zijn e-mailadres beschikbaar gesteld en/of die [vreemdeling] ofwel zich noemende [pseudoniem] de beschikking heeft gegeven over zijn bankrekening zodat die [vreemdeling] ofwel zich noemende [pseudoniem] een ticket kon boeken en/of het ticket van Engeland naar Amsterdam heeft betaald voor die [vreemdeling] ofwel zich noemende [pseudoniem] terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 maart 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, [vreemdeling], zich noemende [pseudoniem], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, immers heeft hij, verdachte, zijn e-mailadres beschikbaar gesteld en die [vreemdeling] de beschikking gegeven over zijn bankrekening zodat die [vreemdeling] een ticket kon boeken en heeft hij, verdachte, het ticket van Engeland naar Amsterdam betaald voor die [vreemdeling], terwijl verdachte wist dat die toegang wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat hetgeen bewezen is verklaard niet kan worden aangemerkt als mensensmokkel zoals bedoeld in artikel 197a Wetboek van Strafrecht. Die strafbaarstelling zou er immers enkel toe strekken bescherming te bieden tegen handel in personen of tegen het georganiseerd vervoeren van personen zonder legaal verblijf. Het hof verstaat dit verweer als een bewijsverweer dat ziet op het tenlastegelegde behulpzaam zijn. Niet elk behulpzaam zijn zou dan het tenlastegelegde “behulpzaam zijn” opleveren.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt. De strafbaarstelling van mensensmokkel zoals bedoeld in artikel 197a Wetboek van Strafrecht strekt ertoe te voorkomen dat personen toegang krijgen tot of verblijven in de daarin genoemde lidstaten terwijl zij daartoe niet gerechtigd zijn. Het behulpzaam zijn bij het inreizen in Nederland van iemand die daartoe niet is gerechtigd, valt dus binnen de delictsomschrijving van artikel 197a, eerste lid, Wetboek van Strafrecht. Dat geen sprake is van winstbejag, uitbuiting of een georganiseerde verband doet aan de strafbaarheid van het handelen niet af.
De hulp die verdachte heeft geboden aan zijn broer is voorts niet van zodanig ondergeschikte aard dat zij om die reden niet onder de strafbaarstelling en de onderhavige tenlastelegging zou kunnen vallen. Hij heeft met zijn handelen immers bevorderd dat zijn broer zich illegaal toegang kon verschaffen tot Nederland, omdat hij hem de gelegenheid heeft gegeven daartoe zaken te regelen die hij anders mogelijk niet had kunnen regelen (het boeken en ontvangen van een vliegticket) en voorts de kosten van zijn ticket heeft betaald, zodat hij zijn broer behulpzaam is geweest in de zin van meergenoemd artikel.
Het hof wijst er voorts op dat de verdachte heeft erkend dat zijn broer niet rechtmatig in Engeland verbleef, dat hij wist dat zijn broer een vals paspoort gebruikte en dat hij zelf door zijn handelen een risico heeft genomen (proces-verbaal van verhoor van 11 maart 2014, op ambtsbelofte opgemaakt door wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee [verbalisant 1] en wachtmeester der Koninklijke Marechaussee [verbalisant 2], p. 68-70).

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkel.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel ten aanzien van zijn broer, die daarbij een vals paspoort gebruikte. Hij heeft zijn bankrekening, e-mailadres en gelden ter beschikking gesteld om zijn broer in de gelegenheid te stellen een vliegticket naar Nederland te verkrijgen. Mensensmokkel is een grensoverschrijdend misdrijf tegen het openbaar gezag, waardoor het overheidsbeleid bij bestrijding van illegaal verblijf wordt ondermijnd. Dat de verdachte zijn eigen broer behulpzaam is geweest, doet aan de ernst van het feit niet af.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 februari 2015 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn voordeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Die straf houdt meer dan de eis van de advocaat-generaal rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aan wie geen (onvoorwaardelijke) werkstraf kan worden opgelegd aangezien hij in het buitenland woonachtig en werkzaam is, en voor wie het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te zwaar acht. Daarbij is tot slot rekening gehouden met de omstandigheid dat niet aannemelijk is dat de verdachte gericht was op enig geldelijk gewin.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. C.N. Dalebout en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 maart 2015.
=========================================================================
[....]