ECLI:NL:GHAMS:2015:4556
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Overmachtsituatie en strafbaarheid van de verdachte in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in voormalig Joegoslavië, was ten laste gelegd dat hij op 19 juni 2013 te Zaandam als vreemdeling verbleef, terwijl hij wist dat hij op grond van de Vreemdelingenwet tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 mei 2009 tot ongewenst vreemdeling was verklaard en dat deze verklaring op 5 februari 2014 was opgeheven, maar niet met terugwerkende kracht. Het hof oordeelde dat de ongewenstverklaring ten tijde van het tenlastegelegde nog van kracht was.
De raadsman voerde aan dat er op 19 juni 2013 geen ongewenstverklaring meer bestond, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Echter, het hof overwoog dat de verdachte al jaren met ernstige medische klachten kampte, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van een overmachtsituatie die aan de strafbaarheid van de verdachte in de weg stond. Het hof besloot de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging en vernietigde het vonnis waarvan beroep.
De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak om de medische situatie van de verdachte in overweging te nemen bij de beoordeling van de strafbaarheid in vreemdelingenzaken. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten en verklaarde het bewezenverklaarde strafbaar, maar niet strafbaar in het licht van de overmachtsituatie.