3.7.Hieruit volgt dat de uren die eiser in dienstbetrekking voor [F] heeft gewerkt niet toegerekend kunnen worden aan het drijven van zijn onderneming. Het betreft hier in totaal 1140 uren. Immers, naast de 730 uren die eiser in het urenoverzicht heeft toegerekend aan [F], dienen ook de 410 uren die eiser aan de theatervoorstelling “[E]” heeft gewerkt onder de dienstbetrekking met [F] te vallen. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de door eiser voor [A]gewerkte uren van in totaal 109 uur in dienstbetrekking zijn verricht, stelt de rechtbank vast dat van eisers urenopgave van in totaal 1679 uren er 1259 uren (1140 + 109) niet kunnen worden toegerekend aan het drijven van zijn onderneming. Eiser voldoet daarmee niet aan het grotendeels-criterium. In hoeverre de overige door eiser opgevoerde uren aan de onderneming kunnen worden toegerekend en hetgeen overigens door eiser is aangevoerd, hoeft dan voor het jaar 2009 geen verdere beoordeling.”
4.2.1.In verband met het gerezen geschil maakt belanghebbende een onderscheid tussen twee soorten werkzaamheden : op grond van de nulurenovereenkomst verricht hij kantoor- en acquisitiewerkzaamheden, in het bijzonder gericht op de verkoop van optredens; op grond van de artiestenovereenkomsten verricht hij werkzaamheden als acteur.
4.2.2.Belanghebbende heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat van een gezagsverhouding tussen hem en Vereniging [F] geen sprake is en dat op die grond geen sprake is van een dienstbetrekking tussen hem en die rechtspersoon. In dat verband heeft belanghebbende aangevoerd dat hij zowel in het kader van de artiestenovereenkomsten als in het kader van het nulurencontract een grote mate van vrijheid en zelfstandigheid geniet, zowel bij de totstandkoming van de artiestenovereenkomsten als bij de uitvoering daarvan. Belanghebbende heeft voorts gesteld dat hij zich zonder tussenkomst van het bestuur van Vereniging [F] kan laten vervangen door collega-acteurs en dat hij risico loopt indien een optreden niet doorgaat, en/of daarvoor later wordt betaald.
4.2.3.Voorts heeft belanghebbende gesteld dat indien sprake is van inkomsten uit hoofde van een dienstbetrekking, deze kwalificatie niet eraan in de weg staat dat tevens sprake is van winst uit onderneming, onder meer omdat dan sprake is van een samenhangend geheel van (dienst)betrekkingen die, met inachtneming van de rangorde van artikel 2.14 van de Wet, tezamen een onderneming vormen. Ook op deze grond wordt volgens belanghebbende aan de urennorm voldaan.
4.3.1.De inspecteur heeft op zichzelf erkend dat belanghebbende voor zijn (in de visie van de inspecteur) beperkte in zelfstandigheid uitgeoefende werkzaamheden als ondernemer kan worden aangemerkt, maar dat de kwalificatie van de werkzaamheden van belanghebbende voor dan wel via de Vereniging [F] wordt beheerst door een tussen hem en die vereniging bestaande (privaatrechtelijke) dienstbetrekking.
De motivering van dit standpunt sluit aan op r.o. 3.6 van de uitspraak van de rechtbank.
Wat betreft de optredens als artiest is volgens de inspecteur sprake van het per opdracht inhuren van belanghebbende door Vereniging [F] en niet (per opdracht) door de opdrachtgever/wederpartij van Vereniging [F]. De inspecteur wijst erop dat in de artiestenovereenkomsten is vastgelegd dat bij annulering van het optreden door de opdrachtgever 70% van de “uitkoopsom” aan de artiest wordt betaald. De inspecteur weerspreekt op deze grond dat het risico voor het niet doorgaan van een optreden bij belanghebbende ligt. Voorts wijst de inspecteur erop dat een artiest op grond van de artiestenovereenkomst uiterlijk één uur voor aanvang van het optreden op locatie aanwezig dient te zijn om met opdrachtgever in contact te treden en zich voor te bereiden op het optreden. Deze bepaling wijst volgens de inspecteur (eveneens) op een gezagsverhouding tussen de artiest en Vereniging [F]. Volgens de inspecteur is er ook geen reden om voor wat betreft de aanwezigheid van een gezagsrelatie een onderscheid te maken tussen de werkzaamheden uit hoofde van het nulurencontract en die uit hoofde van de artiestenovereenkomsten.
4.3.2.Het aantal uren – exclusief die welke betrekking hebben op de voorstelling [E] – dat belanghebbende als werknemer van Vereniging [F] heeft gewerkt bedraagt 730 en is zodanig van omvang dat ook niet kan worden gezegd dat hier sprake is van een dienstbetrekking die opgaat in de – zoals de inspecteur heeft erkend – overigens bestaande onderneming van belanghebbende. Aldus nog steeds de inspecteur.
4.4.1. Op grond van hetgeen onder 2 is vermeld en hetgeen belanghebbende ter zitting van het Hof heeft verklaard, gaat het Hof ervan uit dat de Vereniging [F] (hierna ook: de vereniging) een onderneming drijft die ten behoeve van bijzondere gelegenheden (zoals feesten en partijen) verrassingsoptredens aanbiedt en doet uitvoeren. Het gaat daarbij meestal om optredens van één of meer acteurs in de rol van [P], maar een ‘Burgemeesteract’ is ook mogelijk. De vereniging maakt daartoe gebruik van kantoorruimte, telefoon en een website, en beschikt voorts over kostuums en visitekaartjes met haar naam en telefoonnummer. Tevens beschikt de Vereniging [F] over een bestand (een ‘pool’) acteurs die voor door de vereniging aangeboden optredens kunnen worden ingehuurd. Om tot dit bestand te gaan behoren moet auditie worden gedaan ten overstaan van enkele medewerkers van de vereniging.
In dit verband gaat het Hof, gelet ook op hetgeen belanghebbende hierover ter zitting van het Hof heeft verklaard, ervan uit dat het niet de bedoeling is dat acteurs die door de Vereniging [F] worden ingehuurd buiten de vereniging om dezelfde of soortgelijke werkzaamheden verrichten. Indien iemand het concept van de optredens van de vereniging tracht te kopiëren, dan probeert de vereniging dat te laten stoppen.
Uit de uitspraak van de rechtbank en de onder 2.6 aangehaalde brief blijkt voorts dat de Vereniging [F] een bestuur heeft en dat belanghebbende daarvan geen deel uitmaakt.
4.4.2.De omzet van Vereniging [F] bestaat uit de vergoedingen voor door haar georganiseerde optredens. Daarop komen (onder meer) de aan de uitvoerende artiesten toegekende gages in mindering.
4.4.3.Vaststaat dat belanghebbende op basis van het in de uitspraak van de rechtbank aangehaalde nulurencontract voor de vereniging tegen een vast bedrag per uur kantoor- en acquisitiewerkzaamheden verricht, zoals het deelnemen aan telefoondienst. Daarbij neemt het Hof aan dat belanghebbende deze werkzaamheden, zoals ook door het bestuur van de Vereniging [F] is aangegeven, overigens in grote mate van zelfstandigheid verricht.
In 2009 heeft belanghebbende 450 kantooruren gewerkt.
4.4.4.Indien er een door de Vereniging [F] aangeboden optreden wordt afgenomen, dan wordt dat in een artiestenovereenkomst vastgelegd. De contracterende partijen zijn daarbij telkens de Vereniging [F], één acteur en de afnemer van het optreden/opdrachtgever.
In 2009 heeft belanghebbende op basis van diverse artiestenovereenkomsten in totaal 280 uren als acteur gewerkt.
4.5.1.Met betrekking tot de vraag of belanghebbende zijn hiervoor onder 4.4.2 en 4.4.3 verrichte werkzaamheden in dienstbetrekking heeft verricht sluit het Hof zich aan bij hetgeen de rechtbank onder 3.6 van haar uitspraak heeft overwogen en voegt het daaraan nog het volgende toe.
Het gaat hierbij om werkzaamheden die, gelet op hetgeen onder 4.4.1 is overwogen, deel uitmaken van de ondernemingsactiviteiten van de Vereniging [F]. Ter zake van die activiteiten is aannemelijk te achten dat het bestuur van de Vereniging [F] verantwoordelijk is voor de werkzaamheden die belanghebbende in het kader van de door de vereniging gedreven onderneming verricht en dat het bestuur (uit dien hoofde) bevoegd is aan belanghebbende aanwijzingen te geven.
4.5.2.Tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur heeft belanghebbende, gelet ook op hetgeen hiervoor is overwogen, niet aannemelijk gemaakt dat hij zijn werkzaamheden voor de Vereniging [F] geheel zelf en zelfstandig uitoefent. Belanghebbende kan ook niet met de Vereniging [F] (als het ware) worden vereenzelvigd, onder meer omdat hij niet tot het meerkoppige bestuur van die vereniging behoort en omdat hij overigens ook niet de enige medewerker van de vereniging is. Overigens is ter zitting in hoger beroep gebleken dat belanghebbende in beperkte mate op de hoogte is met de financiële gang van zaken van de vereniging, hetgeen te minder aannemelijk maakt dat belanghebbende zo’n allesbepalende rol binnen de vereniging heeft als in de onder 2.6 aangehaalde brief van de vereniging is voorgesteld.
4.5.3.Wat geldt voor de kantoorwerkzaamheden geldt ook voor de werkzaamheden van belanghebbende als artiest. Ook hier is sprake van een gezagsverhouding in de relatie van belanghebbende tot de Vereniging [F]. Het is immers de vereniging die deze overeenkomsten tot stand brengt en die per opdracht één of meerdere acteurs inhuurt die (doorgaans) voorkomen in het door haar onderhouden acteursbestand. Daarbij gaat het om optredens naar een vast ‘format’, in zoverre het meestal gaat om specifiek de rol van [P] en die rol – mogelijke variaties op die rol daargelaten – dient aan te sluiten bij de wensen van de opdrachtgever. Zo mag althans worden aangenomen. Van belang daarbij is voorts dat, zoals uit de artiestenovereenkomst blijkt, de uitvoerende artiest verplicht is uiterlijk een uur voor aanvang van een optreden aanwezig te zijn, teneinde met de opdrachtgever in contact te treden en zich voor te bereiden op dat optreden. Dat belanghebbende in zijn werk als acteur een zekere artistieke autonomie heeft, doet aan het hiervoor overwogene niet af.
Bovendien is van belang dat belanghebbende, zoals ter zitting van het Hof door hem is verklaard, geen optredens als [P] (dan wel een andere rol) aanneemt buiten de Vereniging [F] om en dat hij, indien iemand na een voorstelling om een visitekaartje vraagt, een visitekaartje van de Vereniging [F] verstrekt.
De activiteiten die belanghebbende naast de vereniging ontplooit zijn, naar zijn zeggen, dan ook fundamenteel anders dan de werkzaamheden voor de vereniging. Voorts is het financiële risico van belanghebbende bij zijn optreden als acteur beperkt, in zoverre bij annulering van een optreden 70% van de alsdan verschuldigde uitkoopsom aan de artiest zou moeten worden uitbetaald.
Ook al deze feiten en omstandigheden duiden naar het oordeel van het Hof op de aanwezig-heid van een gezagsverhouding van belanghebbende in relatie tot de Vereniging [F].
4.5.4.Het hiervoor overwogene brengt het Hof tot de conclusie dat belanghebbende zowel voor de werkzaamheden die hij op basis van het nulurencontract als die welke hij op basis van de artiestenovereenkomsten verricht in een gezagsverhouding staat tot de Vereniging [F]. Dat geldt ook voor de werkzaamheden die hij uit hoofde van de artiestenovereenkomst inzake de voorstelling [E] heeft verricht. Al deze werkzaamheden worden verricht in dienst van de Vereniging [F] ten behoeve van een door die vereniging gedreven onderneming.
4.5.5.Voor zover het standpunt van belanghebbende impliceert dat de opbrengsten van zijn werkzaamheden (tevens) kunnen worden toegerekend aan een door hem gedreven onderneming of eenmanszaak, gaat dit standpunt eraan voorbij dat de opbrengsten uit hoofde van de door de Vereniging [F] gedreven onderneming uitsluitend rechtstreeks door deze vereniging worden genoten. In een dergelijke situatie doet zich niet een samenloop voor tussen winst uit onderneming en loon uit dienstbetrekking, zodanig dat het loon uit dienstbetrekking op grond van artikel 2.14 van de Wet als winst uit onderneming zou moeten worden gekwalificeerd. Voorts doet zich, reeds gelet op het grote aantal uren dat belanghebbende in dienstbetrekking heeft gewerkt, evenmin een situatie voor waarin het loon uit dienstbetrekking kan worden geabsorbeerd door de overigens aanwezige (geringe) ondernemingsactiviteiten van belanghebbende.
4.5.6.Nu belanghebbende ter zake van de werkzaamheden die hij voor de Vereniging [F] heeft verricht niet als ondernemer wordt aangemerkt, kunnen de aan deze werkzaamheden bestede uren niet meetellen voor de toepassing van het urencriterium van artikel 3.6, eerste lid, van de Wet. Dit heeft tot gevolg dat belanghebbende in 2009 niet aan dat criterium voldoet en dat hij derhalve geen recht heeft op zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling.