Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
€ 35.562,-- te vermeerderen met rente, en tot – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van een bedrag van € 36.180,68 bruto, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties met nakosten.
2.Feiten
3.Beoordeling
€ 105.392,-- bruto als schadevergoeding. Hij specificeert dit bedrag als volgt:
(1 oktober 2010 – 30 augustus 2011),
€ 35.562,-- (salaris over de resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst). De kantonrechter heeft daarbij overwogen dat er aan het [geïntimeerde] gegeven ontslag geen valse of voorgewende reden ten grondslag lag omdat er, anders dan [geïntimeerde] had aangevoerd, geen alternatieve HoM-functies beschikbaar waren, dat [geïntimeerde] de gevolgen van het ontslag in overwegende mate aan zich zelf te wijten had maar dat het feit dat [geïntimeerde] noch een WW-uitkering noch enige buitenlandse werkloosheidsuitkering zal ontvangen de gevolgen van het ontslag voor [geïntimeerde] zo ernstig maken dat dit toch als kennelijk onredelijk moet worden gekwalificeerd. Tegen deze oordelen richten zich de grieven van partijen in principaal en in incidenteel appel.