ECLI:NL:GHAMS:2015:4413

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
200.138.673/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van meerdere besloten vennootschappen na het treffen van een minnelijke regeling

In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 26 oktober 2015 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot beëindiging van een eerder bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van drie besloten vennootschappen. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. P. Haas, had verzocht om het beëindigen van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen, nadat partijen een minnelijke regeling hadden getroffen. De Ondernemingskamer had eerder, op 31 maart 2014, een onderzoek bevolen naar de gang van zaken binnen de betrokken vennootschappen, waarbij ook onmiddellijke voorzieningen waren getroffen. De verzoekster en de belanghebbenden gaven aan geen bezwaar te hebben tegen de beëindiging van het onderzoek. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er geen bezwaren zijn ontvangen tegen de beëindiging en dat er geen belangen zijn die zich daartegen verzetten. Daarom heeft de Ondernemingskamer besloten het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen met ingang van de beschikking te beëindigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is gegeven door een collegiaal bestuur van rechters, waaronder de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.138.673/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 26 oktober 2015
inzake
[verzoekster],
wonende te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. P. Haas,kantoorhoudende te Rotterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster 1] ,
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster 2] ,
gevestigd te [....] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster 3] ,
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTERS,
advocaat: voorheen
mr. J.G. Molenaar, kantoorhoudende te Amsterdam, thans geen,
e n t e g e n

1. [belanghebbende 1] ,

wonende te [....] ,
2.
[belanghebbende 2] ,
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: voorheen
mr. J.G. Molenaar, kantoorhoudende te Amsterdam, thans geen.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen en andere betrokkenen worden hierna als volgt aangeduid:
verzoekster als [verzoekster] ;
verweerster sub 1 als [verweerster 1] ;
verweerster sub 2 als [verweerster 2] ;
verweerster sub 3 als [verweerster 3] ;
[verweerster 1] , [verweerster 2] en [verweerster 3] tezamen als [verweerster 1] c.s.;
belanghebbende sub 1 als [belanghebbende 1] ;
belanghebbende sub 2 als [belanghebbende 2] ;
[belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] tezamen als [belanghebbende 1] c.s.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 31 maart 2014 en 8 april 2014 in deze zaak.
1.3
Bij deze beschikkingen heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van [verweerster 1] c.s. over de periode vanaf 28 juni 2012, mr. J.H. van Woudenberg benoemd tot onderzoeker alsmede - bij wijze van onmiddellijke voorzieningen en vooralsnog voor de duur van het geding - [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] - voor zover nodig - geschorst als bestuurders van [verweerster 1] , W.R. Küh (verder Küh) benoemd tot bestuurder van [verweerster 1] en bepaald dat de aandelen in [verweerster 1] gehouden door [verzoekster] en [belanghebbende 1] ten titel van beheer zijn overgedragen aan mr. W. Bekkers (verder Bekkers).
1.4
Bij brief van 13 oktober 2015 heeft mr. B. Verkerk, kantoorgenoot van mr. Haas voormeld, aan de Ondernemingskamer bericht dat partijen een minnelijke regeling hebben getroffen en namens [verzoekster] verzocht om het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen in deze zaak te beëindigen.
1.5
Bij op 15 oktober 2015 bij de Ondernemingskamer ingekomen e-mailbericht, met kopie aan Bekkers, heeft Küh medegedeeld dat Bekkers en hij akkoord zijn met beëindiging van het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen.
1.5
Bij e-mailbericht van 20 oktober 2015 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] in de gelegenheid gesteld zich over het verzoek van mr. Verkerk uit te laten.
1.6
Op 23 oktober 2015 heeft [belanghebbende 1] telefonisch aan de secretaris van de Ondernemingskamer medegedeeld geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van mr. Verkerk bedoeld in 1.4. Verder heeft [belanghebbende 2] bij e-mailbericht van 23 oktober 2015 aan de Ondernemingskamer laten weten dat hij geen bezwaar heeft tegen beëindiging van het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorziening.

2.De gronden van de beslissing

Nu partijen een minnelijke regeling hebben getroffen, er geen bezwaren zijn ontvangen tegen beëindiging van het onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen en de Ondernemingskamer ook voorts niet is gebleken van enig belang dat zich daartegen verzet, zal de Ondernemingskamer het bij beschikking van 31 maart 2014 bevolen onderzoek en de bij die beschikking getroffen onmiddellijke voorzieningen met ingang van heden beëindigen.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beëindigt met ingang van heden het bij haar beschikking van 31 maart 2014 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [verweerster 1] , [verweerster 2] , en [verweerster 3] ;
beëindigt met ingang van heden de bij haar beschikking van 31 maart 2014 getroffen onmiddellijke voorzieningen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.C. Faber en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en H. de Munnik en drs. P.G. Boumeester, raden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Sterk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 26 oktober 2015.