In deze zaak, die voorlag bij het Gerechtshof Amsterdam, ging het om een hoger beroep betreffende huurpenningen en een borgtocht. De appellant, wonende te [woonplaats], was in het principaal appel en de maatschap [X], gevestigd te [vestigingsplaats], was de geïntimeerde in het incidenteel appel. De zaak werd behandeld door de meervoudige burgerlijke kamer van het hof op 20 oktober 2015, met zaaknummer 200.148.808/01. De appellant had een huurachterstand van € 10.975,88 en de maatschap [X] had een huurgarantie afgegeven aan H2O Dutch B.V. De appellant betwistte de vordering van [X] en voerde aan dat de maatschap niet ontvankelijk was in het incidenteel appel. Het hof oordeelde dat de maatschap [X] ontvankelijk was in het incidenteel appel en dat de huurgarantie als borgtocht kon worden aangemerkt. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter van 23 augustus 2012 voor wat betreft de proceskostenveroordeling en veroordeelde de appellant tot betaling van de helft van de proceskosten in eerste aanleg. Tevens werd de appellant veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 1 november 2008. Het arrest werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.