Het hof overweegt als volgt. Uit de bestreden beschikking volgt dat JBRA zich, als informant ter zitting in eerste aanleg, op het standpunt heeft gesteld dat met de ouders geen veiligheidsafspraken zijn gemaakt over de invulling van de omgang. Uit de overwegingen van de rechtbank blijkt evenwel niet expliciet dat dit standpunt mede bepalend is geweest voor de gegeven beslissing. Voor zover de man bedoelt te betogen dat in de beoordeling van zijn verzoek moet worden betrokken dat er met hem wel veiligheidsafspraken (hadden) kunnen worden gemaakt, overweegt het hof als volgt.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. Vast staat dat [de minderjarige] als elf maanden oude baby [in] 2012 slachtoffer is geweest van lichamelijk geweld. Uit de aan de vrouw gerichte brief van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (hierna: AMK) van 18 december 2012 blijkt dat [de minderjarige] letsel aan haar oor had, zowel in de schelp als aan de buitenkant. Dit letsel is door een forensisch arts onderzocht en niet passend bij het verhaal over het letsel, aldus het AMK. Verder had [de minderjarige] blauwe plekken in haar gezicht en een bijtwond op haar hand. De man is als verdachte aangemerkt en is in voorlopige hechtenis genomen. De preventieve hechtenis is op 14 januari 2013 geschorst. Bij beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 27 mei 2013 zijn de daarbij gestelde voorwaarden gewijzigd, in die zin dat aan de man een contactverbod is opgelegd ten aanzien van de vrouw. Zonder uitdrukkelijke toestemming van JBRA mocht de man geen contact opnemen met [de minderjarige] . In deze strafzaak heeft de officier van justitie de man bij brief van 5 maart 2015 medegedeeld dat is besloten hem niet (verder) te vervolgen, vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
Hoewel niet in rechte is komen vast te staan wie het letsel bij [de minderjarige] heeft toegebracht, staat wel vast dat [de minderjarige] is mishandeld in de toenmalige gezinssituatie van partijen. Er kan dan ook niet worden uitgesloten dat [de minderjarige] door toedoen van de man gewond is geraakt. Ook is [de minderjarige] in die periode meerdere malen getuige geweest van huiselijk geweld tussen partijen en heeft het AMK hierover zijn zorgen geuit. Tevens heeft de vrouw tijdens het huwelijk aangifte van mishandeling van haarzelf door de man gedaan en is zij inmiddels – naar haar zeggen: naar het buitenland – gevlucht uit angst voor de man, en verblijft zij thans met [de minderjarige] op een plek die zij niet aan de man wil prijsgeven. [de minderjarige] is thans nog geen vier jaar oud en heeft al bijna drie jaar geen contact meer gehad met de man.
Onder deze omstandigheden acht het hof het onverantwoord om omgang tussen de man en [de minderjarige] plaats te laten vinden, zoals door de man is verzocht, zonder dat de veiligheid van [de minderjarige] voldoende wordt gewaarborgd, bijvoorbeeld door onderliggende veiligheidsafspraken zoals deze destijds al door JBRA noodzakelijk werden geacht. Gebleken is dat veiligheidsafspraken niet tot stand zijn gekomen. De man is door JBRA in 2014 naar De Waag verwezen, onder meer om te werken aan de voorwaarden voor een veilig contact met [de minderjarige] . De man heeft daar weliswaar meerdere gesprekken gevoerd, maar niet is gebleken dat de man bij De Waag heeft gewerkt aan het creëren van voorwaarden voor een veilig contact met [de minderjarige] , dan wel dat de man zich op andere wijze heeft ingezet om omgang te kunnen laten plaatsvinden op een voor [de minderjarige] veilige wijze. Evenmin heeft de man duidelijk gemaakt welke therapie of behandeling hij heeft gevolgd, of bij De Waag gewerkt is aan zijn agressieregulatie en meer in het algemeen wat het doel van de behandeling was. Gelet op deze omstandigheid en nu tevens niet is gebleken dat er veiligheidsafspraken ten behoeve van de omgang met de man zijn gemaakt of dat dergelijke afspraken alsnog kunnen of zullen worden gemaakt, is het hof van oordeel dat vaststelling van een (onbegeleide) omgangsregeling zoals door de man is verzocht, in strijd is met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige] , aangezien de zorgen die destijds bestonden over haar veiligheid daarmee niet zijn opgeheven.
De tweede grief van de man faalt.