ECLI:NL:GHAMS:2015:4299

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
23-001759-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van (verlengde) invoer van cocaïne door gebrek aan bewijs van activiteiten vóór inbeslagname

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van (verlengde) invoer van cocaïne, maar het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen. De verdachte had op 17 december 2012 op de luchthaven Schiphol een ticket naar Londen gekocht en was in contact gekomen met een vrouw die cocaïne had gesmokkeld. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de invoer van de cocaïne, maar het hof oordeelde dat er geen activiteiten van de verdachte konden worden vastgesteld die vóór de inbeslagname van de cocaïne plaatsvonden. Het hof hechtte geen geloof aan de wisselende verklaringen van de verdachte en concludeerde dat zijn handelingen niet konden worden gezien als medeplegen van de invoer van cocaïne. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde werd wel bewezen verklaard. Het hof legde een gevangenisstraf van negen maanden op, met aftrek van voorarrest. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in gevallen van drugshandel.

Uitspraak

parketnummer: 23-001759-13
datum uitspraak: 9 oktober 2015
tegenspraak
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 maart 2013 in de strafzaak onder parketnummer
15-801583-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 17 december 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
hij op of omstreeks 17 december 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 1.441,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
  • zich (daartoe) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en/of
  • (daartoe) voorwerpen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers, heeft/is hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- een ticket naar London gekocht (zodat hij rechtmatig op airside van de luchthaven Schiphol kon verblijven) en/of
- ( meermalen) met elkaar en/of (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) (telefonisch) contacht heeft gehad en/of gelegd en/of onderhouden (telkens) (onder meer) om informatie door te geven en/of te ontvangen en/of instructies en/of aanwijzingen te ontvangen en/of
- de koerier ontmoet op airside en/of - een laptoptas aangenomen van de koerier waarin volgens haar de verdovende middelen inzaten en/of - zich naar het toilet begeven en andere kleding aangetrokken en een bril opgezet (teneinde niet herkend te worden) en/of
- ( twee keer) een treinkaartje gekocht om de luchthaven Schiphol te verlaten;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De advocaat-generaal is van oordeel dat het primair ten laste gelegde medeplegen aan opzettelijke (verlengde) invoer van cocaïne in Nederland kan worden bewezenverklaard. Hij heeft daartoe gesteld – kort gezegd – dat de verdachte meermalen heeft verklaard dat hij op 17 december 2012 op Schiphol, toen hij zijn ticket naar Engeland kocht, is benaderd door iemand die hem vroeg een vrouw te ontmoeten en dat hij die vrouw ook heeft ontmoet. De enige denkbare reden dat de verdachte zou zijn benaderd deze vrouw te ontmoeten, is om bij die gelegenheid de door haar gesmokkelde cocaïne op airside van haar over te kunnen nemen. Het is immers niet goed denkbaar dat een willekeurig en onwetend persoon daarvoor zou worden benaderd. Aldus is de verdachte nauw en bewust betrokken geweest bij de invoer van de verdovende middelen en kan hij als medepleger van die opzettelijke invoer worden aangemerkt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Van medeplegen van (verlengde) invoer van cocaïne kan alleen sprake zijn indien en voor zover de binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne nog niet strafvorderlijk inbeslaggenomen is. Handelingen die worden verricht nadat de cocaïne in beslag genomen is, kunnen per definitie niet meer strekken tot het verdere vervoer en de overdacht van die binnen het grondgebied van Nederland gebrachte stof.
Het hof is van oordeel dat op grond van het dossier geen door de verdachte ondernomen activiteiten kunnen worden vastgesteld die in tijd te plaatsen zijn vóór het tijdstip van inbeslagname van de gehele partij cocaïne. Uit het dossier blijkt slechts van gedragingen van de verdachte, die plaatsvinden op het moment dat de cocaïne reeds onder de koerier strafvorderlijk in beslag was genomen.
In aanmerking genomen dat uit de inhoud van het dossier blijkt dat op 17 december 2012 omstreeks 12.05 uur op de luchthaven Schiphol een vrouw genaamde [medeverdachte] is aangehouden met op haar lichaam bijna 1,5 kg cocaïne verwerkt in een korset, die door verbalisant [verbalisant 1] om 12.10 uur in beslag is genomen, alsmede dat de verdachte blijkens de camerabeelden op Schiphol om 12.36 uur de vertrekhal op de luchthaven Schiphol komt binnenlopen en een ticket bij de KLM ticketoffice op Schiphol heeft gekocht om 13.22 uur, zijnde tevens het moment waarop hij door de onbekende persoon zou zijn benaderd met het verzoek om een vrouw op Schiphol te ontmoeten, konden zijn handelingen op dat moment derhalve niet meer strekken tot het (verdere) vervoer van die binnen het grondgebied van Nederland gebrachte cocaïne.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 december 2012 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 1.441,6 gram cocaïne, te bevorderen,
- zich daartoe gelegenheid en/of middelen tot het plegen van dat feit heeft verschaft
immers, heeft hij, verdachte,
  • een ticket naar London gekocht zodat hij rechtmatig op airside van de luchthaven Schiphol kon verblijven en
  • de koerier ontmoet op airside en een laptoptas aangenomen van de koerier waarin volgens haar de verdovende middelen zaten en
  • zich naar het toilet begeven en andere kleding aangetrokken en een bril opgezet en
  • een treinkaartje gekocht om de luchthaven Schiphol te verlaten.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
1. De verklaring van de
verdachteafgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2015, voor zover inhoudende:
Op 17 december 2012 ben ik naar Schiphol gegaan. Ik heb daar een ticket gekocht om naar Londen te gaan. Ik ben daarna naar airside gegaan. Ik heb daar in de buurt van de Macdonalds, een mij onbekende vrouw ontmoet. Zij kwam uit Brazilië. Zij heeft haar laptop tas op mijn bagagekar neergelegd. Ik ben daarna weggegaan. Ik heb mij vervolgens in de toiletten omgekleed en ben met de laptop tas van deze vrouw en mijn eigen bagage via de douane terug naar landside gelopen. Nadat ik een treinkaartje had gekocht naar Amsterdam Muiderpoort, ben ik door de politie aangehouden.
2. Een proces-verbaal van 19 december 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. (pol. dossier pagina 4.1).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
verbalisanten voornoemdof van één hunner
:
Op 17 december 2012 bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], ons omstreeks 11.45 uur op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Aldaar zou een vlucht [vluchtnummer] vanuit Sao Paulo arriveren.
Door medewerkers van de uniformdienst van de douane werd een zogenaamde gatecontrole gehouden waarbij alle reisbescheiden werden bekeken, teneinde [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) te onderkennen. Nadat zij was onderkend kreeg ik uit handen van de douane uniformdienst een nationaal Braziliaans paspoort. De medewerker wees mij, verbalisant [verbalisant 2], op een voor mij onbekende vrouw.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], heb [medeverdachte] uitgelegd dat ik een kleding visitatie bij haar wilde uitvoeren. Ik legde mijn linkerhand op haar rug en voelde een ongewoon dikke verdikking ter hoogte van haar middel welke mij uit kennis en ervaring deed denken een aan bodypacker van verdovende middelen. Nadat [medeverdachte] haar bovenkleding had uitgedaan zag ik dat om haar lichaam ter hoogte van haar middel een korset zat met daarin verwerkt een groot aantal vakjes. Ik zag dat de vakjes waren gevuld met een onbekende stof.
Op maandag 17 december 12.04 uur heb ik verbalisant [verbalisant 1], een gaatje geprikt in een vakje van het korset. Bij het terugtrekken kleefde er wit poeder aan de fretboor. Ik heb de stof getest en het bleek dat de witte substantie vermoedelijk cocaïne bevatte.
Ik heb daarop de verdachte [medeverdachte] aangehouden.
Op maandag 17 december 12.10 uur heb ik verbalisant [verbalisant 1], het bij [medeverdachte] aangetroffen korset met vermoedelijk verdovende middelen in beslag genomen.
Aan [medeverdachte] is gevraagd of zij wilde meewerken aan een observatie teneinde de afhaler(s) van de cocaïne te onderkennen. Ik hoorde dat zij daaraan wilde meewerken.
3. Een proces-verbaal van 23 december 2012, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van
verbalisanten voornoemdof van één hunner:
Op 17 december 2012 werd tijdens een douanecontrole een korset aangetroffen inhoudende een hoeveelheid vermoedelijk cocaïne. Bij een nader onderzoek van de aangetroffen verdovende middelen zagen wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] het volgende.
Wij, verbalisanten, zagen een douanewaardezak voorzien van nummer 3025118.
Wij hebben de waardezak geopend en zagen een korset, voorzien van meerdere verdikkingen. Wij hebben daarin verschillende zilverkleurige pakketten aangetroffen. Wij zagen acht pakketten die wij hebben aangeduid als pakket A tot en met H. Wij hebben de aangetroffen stof uit pakket A tot en met H gewogen. Het netto gewicht van de aangetroffen stof bedroeg in totaal 1441,6 gram.
4. Een geschrift, zijnde een deskundigenverslag van 4 januari 2013, met kenmerk PL27RR/12-091497, opgemaakt door drs. [deskundige], op de door deze als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte. Dit verslag houdt in voor zover van belang en zakelijk weergeven:
Op 28 december 2012 ontving ik van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol in de zaak tegen de verdachte [medeverdachte] één plastic zak met daarin acht monsters met wit, korrelig materiaal. Verzocht werd een onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van middelen welke vallen onder de bepalingen van de Opiumwet.
Conclusie
Het materiaal bevat cocaïne.
5. Een proces-verbaal van 18 december 2012, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (dossier paragraaf 2.3).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang, als verklaring van
[medeverdachte]:
Afgelopen zondag (hof begrijpt: 16 december 2012) is iemand naar mijn huis (hof begrijpt: in Brazilië) gekomen met een ticket. Hij heet [naam]. Hij vertelde mij dat ik die dag op reis moest gaan (het hof begrijpt: naar Schiphol). Hij heeft mij ter plekke een korset met drugs gegeven. Die heb ik gelijk aangetrokken en toen zijn we naar het vliegveld gegaan. Ik had onder andere een laptop tas bij mij. [naam] heeft mij een handgeschreven briefje meegegeven met de tekst: Mac Donalds, Mercure hotel en een telefoonnummer. Ik moest naar dit nummer bellen als ik aan zou komen. Ik moest wachten tot ik gebeld zou worden. Ik moest een sms sturen als ik geland was naar [naam]. Dit nummer staat onder onbekend en is het enige nummer waarnaar ik een sms heb gestuurd.
Ik zou naar de Mac Donalds gaan of het Mercure hotel en daar zou een persoon wachten die het korset van mij zou overnemen. Ik moest het korset op het toilet uittrekken en deze in een kleine zwarte tas doen die in mijn rolkoffer zat. Deze zou ik uiteindelijk moeten overgeven op het vliegveld bij Mac Donalds of Mercure hotel.
Nadat ik was aangehouden door de politie op Schiphol heb ik besloten mee te werken om te kijken wie de ontvanger zou zijn. Ik heb mijn gordel met drugs afgedaan. De politie vertelde dat zij het korset zouden houden en dat ik moest doen alsof ik de goederen nog bij me had. Ìk ben gaan lopen naar de Mac Donalds. Ik ben gebeld. Een mannenstem vertelde dat hij over dertig minuten zou komen. Ik ben daarna naar het hotel (hof begrijpt: Mercure) toegegaan en ben daar gaan staan. Daarna heb ik dertig minuten gewacht, waarna een man naar mij toe kwam. Hij zei dat hij de goederen wilde hebben. Ik pakte mijn laptop tas. Hierop pakte hij de laptop tas aan en liep weg.
6. Een proces-verbaal van 31 januari 2013, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en S. [verbalisant 1] (dossier pagina 63.)
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang, als verklaring van
[medeverdachte]:
Wat kunt u vertellen over het telefoonnummer [telefoon nummer 1].
Dat is het nummer van [naam]. Hij was mijn contact in Brazilië die mij aanstuurde terwijl ik in Nederland op de luchthaven was.
7. Een proces-verbaal van 19 december 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. (pol. dossier pagina 4.1)
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
verbalisanten voornoemdof van één hunner
:
Op maandag 17 december 2012 omstreeks 12.13 uur zijn wij, verbalisanten, met de observatie begonnen om de afhalers te onderkennen. Omstreeks 12.14 uur is [medeverdachte] naar Macdonalds gaan lopen. Vervolgens zag ik dat [medeverdachte] contact had gemaakt met een man die later bleek te zijn genaamd [verdachte] (hof begrijpt: de verdachte [verdachte]).
Hierop namen zij plaats bij Macdonalds. Ik zag dat [verdachte] opstond en de lift naar beneden nam. Wij zagen dat [verdachte] gekleed in een zwarte jas en spijkerbroek het toiletblok inliep en er omgekleed in een blauw pak uitkwam. Wij zagen dat hij een bril had opgezet. Ik, verbalisant, zag dat [verdachte] aankomsthal 1 inliep en via de daar aanwezige eindbalie van de douane via de automatische klapdeuren het beveiligde gebied van luchthaven Schiphol verliet. Wij hoorden [medeverdachte] zeggen dat zij een laptoptas aan [verdachte] had gegeven en dat [verdachte] deze tas van haar had overgenomen.
8. Een proces-verbaal van 17 december 2012 opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4], [verbalisant 9] en [verbalisant 8]. (pol. dossier pagina 5.1).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
verbalisanten voornoemdof van één hunner
:
Door rechercheurs van het Schipholteam was even daarvoor gezien dat [verdachte] de zwarte laptop tas met zich meevoerde die eerder was aangetroffen bij [medeverdachte]. Bij het passeren van de douanebalie in aankomsthal 1 is door ons, verbalisanten, gezien dat [verdachte] nog steeds in het bezit was van een zwarte laptop tas. Daarna heeft voornoemde [verdachte] een treinkaartje gekocht met bestemming Amsterdam Muiderpoort. Hierop hebben wij [verdachte] aangehouden. Onder de verdachte werd inbeslaggenomen de zwarte laptop tas van [medeverdachte].
9. Een geschrift, zijnde een niet op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van 29 december 2012 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 10] en [verbalisant 11]. (pol. dossier pagina 31).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
verbalisanten voornoemdof van één hunner
:
Wij hebben enkele sms berichten die in de telefoon van de verdachte [medeverdachte] laten vertalen door middel van een tolk Portugees.
Bericht ontvangen op 17 december 2012 te 9.28 uur van telefoonnummer: [telefoon nummer 2].
Alles goed met u
10. Bericht ontvangen op 17 december 2012 te 9.53 uur van telefoonnummer: [telefoon nummer 2].
Als hij dicht bij het hotel is, haal je alles eruit en doe je het in de tas in zijn bijzijn. Hij gaat mij bellen voordat jij het aan hem geeft.
10. Een in de wettige vorm opgemaakt proces-verbaal van 11 februari 2013 door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2]. (pol. dossier pagina 47). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
verbalisant voornoemd:
Uit onderzoek is gebleken dat op de dag van aanhouding met de mobiele telefoons die bij de verdachte [verdachte] en [medeverdachte] zijn aangetroffen – naar het hof begrijpt: op verschillende dagen - is gebeld naar het zelfde telefoonnummer [telefoon nummer 2] in Brazilië.

Nadere bewijsoverweging

De inhoud van de onder 4 en 9 genoemde geschriften wordt slechts tot het bewijs gebezigd in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld is het onder 4 gebezigde deskundigen rapport, inhoudende dat het inbeslaggenomen materiaal cocaïne bevat, wel ondertekend en afgelegd op de als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte. Daarmee is het een wettig bewijsmiddel dat tot het bewijs gebezigd mag worden. De enkele omstandigheid dat het rapport niet ‘fotokopie conform origineel’ is gestempeld doet aan de bewijskracht van dit geschrift niet af.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorts aangevoerd dat uit de gebezigde bewijsmiddelen het opzet van de verdachte op het vervoer en/of bevorderen van de invoer van cocaïne niet kan worden afgeleid. Zij heeft daartoe gesteld hetgeen in de door haar overgelegde pleitnotities dienaangaande is gesteld. De raadsvrouw heeft gesteld – kort gezegd - dat de verdachte die dag op airside was omdat hij met het vliegtuig naar Londen zou gaan om daar een cursus te volgen. Vervolgens is hij op de luchthaven aangesproken door een vrouw met wie hij een afspraakje heeft gemaakt en voor wie hij, omdat zijn cursus onverwacht niet doorging, een laptop tas heeft meegenomen door de douane. Omdat hij een scheur in zijn broek had ter hoogte van zijn kruis heeft hij zich eerst omgekleed alvorens het beveiligd gebied van de luchthaven te verlaten, waarna hij een treinkaartje heeft gekocht om naar huis te gaan. Al deze handelingen zijn zeer wel mogelijk verricht door de verdachte, zonder dat hij wist dat in de laptop tas cocaïne zou hebben moeten zitten en zijn onverenigbaar met een bewezenverklaring nu – in haar visie – de verdachte niet het hem verweten opzet bezat. De verklaring van [medeverdachte] kan niet voor het bewijs worden gebruikt nu haar verklaring onbetrouwbaar is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof verwerpt dit verweer aangezien het de door de raadsvrouw geschetste gang van zaken uitgesloten acht. Het hof baseert dit oordeel op de voormelde inhoud van de verklaringen van de koerierster/getuige [medeverdachte], die het hof overtuigend en betrouwbaar acht, alsmede op de verdere voormelde inhoud van de bewijsmiddelen.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 17 december 2012 op Schiphol is aangekomen, enige tijd nadat de koerier [medeverdachte] met de verdovende middelen op Schiphol was geland. Hij heeft een ticket gekocht naar Londen, is naar het beveiligde gebied gegaan en heeft daar bij de Macdonalds contact gehad met de koerierster die op haar afhaler stond te wachten. Hij heeft van deze voor hem onbekende vrouw, een laptop tas aangenomen, waarna hij is vertrokken en heeft zich in de toiletruimte op de D-pier omgekleed in een net pak. Hij is vervolgens niet op de vlucht naar Engeland gestapt, maar in plaats daarvan, met de laptoptas door de douane teruggelopen naar landside om met de trein terug naar Amsterdam te reizen.
Het hof is van oordeel dat de hiervoor beschreven gang van zaken naar hun uiterlijke verschijningsvorm duiden op een opzettelijk handelen door de verdachte welk handelen niet anders kan worden begrepen dan erop te zijn gericht dat de verdachte moet hebben geweten dat hij de cocaïne van de koerier op die dag, op die plek en op deze wijze zou overnemen en aldus de opzettelijke invoer van cocaïne zou bevorderden.
Daarbij komt dat het hof geen geloof hecht aan de verklaring van de verdachte inhoudende dat hij op Schiphol was om een vlucht naar Londen te nemen ten behoeve van een cursus die op het allerlaatste moment telefonisch werd geannuleerd en dat hij min of meer bij toeval door de vrouwelijke koerier is benaderd om haar eigen contact buiten beeld te houden en vervolgens ertoe zou zijn “verleid” om een tas voor haar mee te nemen door de douane. Het hof neemt daarbij in overweging dat de verdachte wisselend heeft verklaard over de reden waarom hij contact heeft gehad met de vrouwelijke koerier. Nadat hij eerst bij de rechter-commissaris op 20 december 2012 en daarna ter zitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij op Schiphol was benaderd door iemand om een vrouw te ontmoeten, die hij vervolgens ook heeft ontmoet en die hij nog nooit eerder had gezien, wil hij daarover bij de politie op 8 februari 2013 niets zeggen, en wijzigt hij zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep, zonder ook nu volledige openheid van zaken te willen geven, en verklaart hij dat hij zich niet kan herinneren dat hij dit (meermalen) heeft verklaard en dat hij helemaal niet is benaderd op Schiphol met het verzoek om een vrouw te ontmoeten. Bovendien verklaart de koerier hier anders over. koerier hier art Het hof stelt daarom de verklaring van de verdachte terzijde.
Het hof is dan ook van oordeel dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, bevorderen, door zich gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden met aftrek.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken en daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte, die zelf geen gebruiker van cocaïne is, heeft uit puur winstbejag meegewerkt aan de bevordering van de invoer van cocaïne naar Nederland vanuit Brazilië. Dit transport is “onderschept”. Bij dit transport ging het om bijna 1,5 kilogram cocaïne, een voor de gebruikers daarvan schadelijk stof. Verdachte heeft een substantiële bijdrage geleverd hebben aan de instandhouding van het criminele drugscircuit en aldus aan de daarmee gepaard gaande vermogens- en andere criminaliteit. Hoewel de rol van de verdachte bij dit transport een ondergeschikte was, was deze niettemin noodzakelijk in het geheel. Dit is een ernstig strafbaar feit waarvoor in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende sanctie is.
Uit het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 september 2015 blijkt dat de verdachte voor het plegen van het onderhavige strafbare feit al eerder strafrechtelijk was veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk misdrijf in Engeland, zij het dat die veroordeling reeds geruime tijd geleden is geweest. Daar staat tegenover dat na het plegen van het onderhavige feit, – en dat is inmiddels drie jaar geleden – de verdachte niet meer met politie of justitie in aanraking is gekomen, hetgeen door het hof in positieve zin zal worden meegewogen bij de oplegging van de straf.
Het hof zal daarom, alles afwegende, de gevangenisstraf enigszins matigen, en acht na te noemen straf passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 10a van de Opiumwet.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. M.W. Groenendijk en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. F. Hardonk-Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2015.
De oudste- en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
====================================================================
[....]