In deze zaak heeft de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij N.V. (SLM) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de vorderingen van 15 passagiers wegens een langdurig vertraagde vlucht werden behandeld. De passagiers vorderden elk een hoofdsom van €600, wat in totaal €9.000,- bedraagt. Het hof heeft vastgesteld dat de passagiers in deze procedure gezamenlijk als eisers optreden, maar dat hun individuele vorderingen niet bij elkaar mogen worden opgeteld voor de beoordeling van de appellabiliteit, zoals bepaald in artikel 332 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof concludeert dat de vorderingen van de passagiers onder de appelgrens blijven, waardoor SLM niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep. Het hof heeft SLM ook veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op €311,- aan verschotten en €316,- aan salaris advocaat. Deze uitspraak is gedaan op 13 oktober 2015 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.