ECLI:NL:GHAMS:2015:4215

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
13/00609
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van mediaspelers voor douanerechten en de toepassing van de Information Technology Agreement

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de indeling van mediaspelers voor douanerechten. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane had een uitnodiging tot betaling (UTB) uitgereikt voor een bedrag van € 90.229,75 aan douanerechten, gebaseerd op invoeraangiften van mediaspelers die door belanghebbende waren gedaan. De rechtbank had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het hoger beroep bij het Hof werd ingediend.

Het Hof oordeelde dat de mediaspelers zonder videotuner onder de GN-onderverdeling 8528 71 90 moesten worden ingedeeld, in plaats van de door belanghebbende voorgestelde onderverdeling 8528 71 13. Het beroep van belanghebbende op de Information Technology Agreement (ITA) werd verworpen, omdat deze niet leidde tot een andere indeling dan die welke ten tijde van de aangiften van kracht was. Het Hof concludeerde dat de inspecteur terecht de UTB had opgelegd, aangezien belanghebbende niet aan alle voorschriften van de douaneaangifte had voldaan en de vergissing van de douane redelijkerwijs door belanghebbende had kunnen worden ontdekt.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en stelde dat de douanerechten correct waren vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de indeling van de mediaspelers in overeenstemming was met de geldende wet- en regelgeving, en dat de inspecteur op goede gronden de UTB had gehandhaafd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige douanekamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 13/00609
25 augustus 2015
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/1461 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 13 juni 2012 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) uitgereikt voor een bedrag van € 90.229,75 aan douanerechten. De UTB ziet op door belanghebbende, in eigen naam en op eigen rekening, ten behoeve van haar opdrachtgever [A] (hierna: [A] ) gedane invoeraangiften in de periode van 14 juni tot en met 30 december 2009.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 30 januari 2013, het bezwaar afgewezen en de UTB gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. Bij uitspraak van 29 augustus 2013 heeft de rechtbank het ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 oktober 2013
.De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het Hof heeft op 19 juni 2015 nadere stukken van belanghebbende ontvangen.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende wordt aangeduid als “eiseres” en de inspecteur als “verweerder”:
“2.1. Eiseres heeft op 14 juni en in de periode van 6 november tot en met 30 december 2009 op eigen naam en voor eigen rekening ten behoeve van haar opdrachtgever [A] (hierna: [A] ) zestien aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van zogenaamde mediaspelers. De mediaspelers zijn aangegeven onder GN-code 8471 50 00 en in de aangiften omschreven als “andere digitale verwerkingseenheden”.
2.2.1.
Bij de aangiften voor het brengen in het vrije verkeer heeft eiseres facturen overgelegd van [B] gevestigd te [S] , China en van [C] gevestigd te [V] , Zwitserland. In de facturen van [B] staan de mediaspelers omschreven als “ [Model 1] ” en “ [Model 2] ”. In de facturen van [C] staan de producten omschreven als “ [Multimedia Player] , including HDMI Cable and Carry Bag” met productcode “ [Model 3] ”.
2.2.2.
Uit de mededeling beëindiging verificatie van de aangiften brengen in het vrije verkeer eindigend op de nummers 09 [xxxx404] , 09 [xxxx620] , 09 [xxxx405] , 09 [xxxx008] , 09 [xxxx520] en 09 [xxxx361] blijkt dat de aangiften zijn gecontroleerd aan de hand van bescheiden en dat daarbij onder meer de vakken 31 en 33 van het Enig Document voorwerp van de controle zijn geweest. De aangifte eindigend op het nummer 09 [xxxx528] is eveneens aan de hand van bescheiden gecontroleerd. Hierbij is onder meer het vak 31 van het Enig Document gecontroleerd. De aangifte eindigend op het nummer 09 [xxxx495] is eveneens aan de hand van bescheiden gecontroleerd. Hierbij zijn de vakken 22 en 42 van het Enig Document gecontroleerd. De aangifte eindigend op het nummer 09 [xxxx191] is globaal gecontroleerd.
2.2.3.
Op basis van de door eiseres overgelegde bescheiden, zie hiervoor, heeft verweerder de verificatie van de desbetreffende aangiften beëindigd en zijn destijds geen (aanvullende) douanerechten geheven.
2.3.
Verweerder heeft bij [A] , destijds exploitant van [A] , een controle na de invoer ingesteld als bedoeld in artikel 78 van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW). Naar aanleiding hiervan heeft verweerder geconcludeerd dat de mediaspelers moeten worden ingedeeld onder GN-code 8521 90 00. Op grond hiervan heeft verweerder het onder 1.1 genoemde bedrag achteraf geboekt en de utb uitgereikt.
2.4.
Ten aanzien van de volgende producten (hierna gezamenlijk aangeduid als: de producten) heeft verweerder eerdergenoemde utb opgelegd:
- [Model 1] , Network Media Player (het basismodel);
- [Model 2] (het topmodel);
- [Model 3] , High Definition Multimedia Player (het tussenmodel).
Uit de productomschrijving van de verschillende producten blijkt dat ieder model een groot aantal video-, audio-, foto- en andere formaten ondersteunt en over diverse aansluitingen (USB, HDMI, Component Video, Composite Video, S-Video en S/PDIF Optical) beschikt. Ook beschikken de producten over een [Q] Chipset. De producten bevatten bij invoer geen ingebouwde tv-tuner, geen harde schijf en geen modem. De producten beschikken wel over een ethernetkaart. Voor het maken van verbinding met internet is een router nodig.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In geschil is uiteindelijk of het onderhavige product dient te worden ingedeeld onder GN-code 8528 71 90 (14%), zoals de inspecteur voorstaat, dan wel onder GN-code 8528 71 13 (vrij), zoals belanghebbende bepleit.
3.2.
Zo het gelijk ten aanzien van voormeld geschilpunt aan de inspecteur is, is tussen partijen in geschil of de navordering inzake de onderhavige mediaspelers achterwege dient te blijven op grond van artikel 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het CDW, zoals belanghebbende stelt doch de inspecteur bestrijdt.
3.3.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

4.Relevante wet- en regelgeving

4.1.
De relevante posten (tekst 2009) luiden als volgt:
Post 8521
8521 Video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner:
8521 10 − werkend met magneetbanden:
(..)
8521 90 00 − andere
Post 8528
8528 Monitors en projectietoestellen, niet uitgerust met ontvangtoestel voor televisie;
ontvangtoestellen voor televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel voor
radio-omroep of toestel voor het opnemen of weergeven van geluid of van beelden:
(…) − ontvangtoestellen voor televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel voor radio-omroep of toestel voor het opnemen of weergeven van geluid of van beelden:
8528 71 − − niet ontworpen om een beeldscherm of een videoscherm te bevatten:
− − − videotuners:
8528 71 11 − − − − elektronische assemblages voor inbouw in een automatische gegevensverwerkende machine
8528 71 13 − − − − toestellen gestuurd door een microprocessor, uitgerust met een ingebouwde modem voor toegang tot het internet, een functie voor interactieve informatie-uitwisseling en de mogelijkheid tot ontvangst van televisiesignalen („settopboxen met communicatiefunctie”)
8528 71 19 − − − − andere
8528 71 90 − − − andere
4.2.
De GN-toelichting (2009) luidt voor zover hier van belang:
8528 71 11 t/m 8528 71 19 -
videotuners
Deze onderverdelingen omvatten toestellen waarin een videotuner is ingebouwd die hoogfrequente televisiesignalen omzet in signalen die kunnen worden gebruikt door video-opname en videoweergavetoestellen of door monitors.
Deze toestellen bevatten selectiekringen waarmee op een bepaald kanaal of een bepaalde draaggolffrequentie kan worden afgestemd en demodulatieschakelingen. Ze zijn in het algemeen ontworpen om te werken met een antenne of een gemeenschappelijke antenne (distributie met HF-kabel). Het aan de uitgang verkregen signaal kan worden gebruikt als ingangssignaal voor monitors of voor een video-opname- en videoweergaveapparaat. Het gaat in feite om het originele camerasignaal, vóór de modulatie van de zender.
Soms zijn deze toestellen tevens uitgerust met decodeerinrichtingen (kleur) en/of afscheidingsschakelingen voor de synchronisatie
4.3.
De GN-toelichting in de versie gepubliceerd op 6 mei 2011 (Pb. C 137/1) luidt, voor zover hier van belang:
8528 71 11 t/m 8528 71 19 -
videotuners
Deze onderverdelingen omvatten apparaten waarin een videotuner is ingebouwd die hoogfrequente televisiesignalen omzet in signalen die kunnen worden gebruikt door video-opname- of videoweergaveapparaten of door monitors.
Deze apparaten bevatten selectiekringen waarmee op een bepaald kanaal of een bepaalde draaggolffrequentie kan worden afgestemd, en demodulatieschakelingen.
De apparaten zijn soms ook uitgerust met een decodeerapparaat (kleur) of afscheidingsschakelingen voor de synchronisatie. Ze zijn in het algemeen ontworpen om te werken met een antenne of een gemeenschappelijke antenne (distributie met HF-kabel).
Het uitgangssignaal kan worden gebruikt als ingangssignaal voor monitors of voor opname- of weergaveapparaten. Het gaat in feite om het originele camerasignaal (d.w.z. niet gemoduleerd voor transmissiedoeleinden).
Analoge videotuners in de zin van deze onderverdelingen kunnen modules zijn met, ten minste, de radiofrequentieschakelingen (RF-blok), de middenfrequentieschakelingen (IF-blok) en de demodulatieschakelingen (DEM-blok), waarbij de uitgang bestaat uit een apart audio- en samengesteld videobasisbandsignaal (CVBS — Composite Video Base-band Signal).
Digitale videotuners in de zin van deze onderverdelingen kunnen modules zijn met, ten minste, het RF- blok, het IF-blok, het DEM-blok en een MPEG-decoder voor digitale tv, waarbij de uitgang bestaat uit een apart audio- en digitaal videosignaal.
Modules met zowel een analoge als een digitale videotunercomponent vallen onder deze onderverdelingen wanneer een van de componenten moet worden ingedeeld als een complete of afgewerkte videotuner, met toepassing van algemene regel 2, onder a), voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur. Modules die niet aan de hierboven beschreven voorwaarden voldoen, moeten als een deel worden ingedeeld onder post 8529.
8528 71 13 -
toestellen gestuurd door een microprocessor, uitgerust met een ingebouwde modem voor toegang tot het internet, een functie voor interactieve informatie-uitwisseling en de mogelijkheid tot ontvangst van televisiesignalen („settopboxen met communicatiefunctie”)
Deze onderverdeling omvat toestellen zonder scherm, zogenoemde settopboxen met communicatiefunctie, bestaande uit de volgende hoofdcomponenten:
- een microprocessor;
- een videotuner.
(…)
8528 71 90 -
andere
Deze onderverdeling omvat toestellen zonder beeldscherm die ontvangtoestellen voor televisie zijn waarin echter geen videotuner is ingebouwd (bijvoorbeeld zogenoemde IP-streaming boxes). (…)
4.4.
In de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 620/2011 van de Commissie van 24 juni 2011 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 166/11) is het volgende opgenomen:
“Bijlage I, tweede deel, afdeling XVI, van Verordening (EEG) nr. 2658/87 wordt als volgt gewijzigd:
(..)
2) Hoofdstuk 85 wordt als volgt gewijzigd:
a) de rij van GN-code 8528 71 13 wordt geschrapt;
b) de volgende rij met GN-code 8528 71 15 wordt ingevoegd:
[inhoud]
c) de rij van GN-code 8528 71 90 wordt geschrapt;
d) de volgende rijen worden na GN-code 8528 71 19 ingevoegd:
[inhoud]
4.5.
De preambule van de onder 4.4. aangehaalde Uitvoeringsverordening (EU) nr. 620/2011 luidt, voor zover hier van belang:
(1) Naar aanleiding van een klacht die door sommige landen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) naar voren is gebracht, is in een verslag van het WTO-panel dat op 21 september 2010 door het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO is goedgekeurd, geconcludeerd dat de Europese Unie inconsequent had gehandeld, onder meer ten aanzien van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel van 1994 (GATT 1994), door voor bepaalde informatietechnologieproducten een ongunstiger tariefbehandeling toe te kennen dan die welke was overeengekomen in de door de Europese Unie volgens de informatietechnologieovereenkomst vastgestelde geconsolideerde tarieven. Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet worden gewijzigd om deze in overeenstemming te brengen met de verplichtingen die de Europese Unie op grond van de GATT 1994 heeft. De vereiste wijzigingen zijn in overeenstemming met Besluit 97/359/EG van de Raad van 24 maart 1997 betreffende afschaffing van de rechten op informatietechnologieproducten, waarbij de informatietechnologieovereenkomst is goedgekeurd.
(…)
(5) Aangezien de aanbevelingen in verslagen die door het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO zijn goedgekeurd, slechts voor de toekomst gelden, mag deze verordening geen terugwerkende kracht hebben en evenmin met terugwerkende kracht als richtsnoer voor de interpretatie worden gebruikt. Omdat deze verordening niet als richtsnoer voor de interpretatie kan dienen voor de indeling van goederen die vóór 1 juli 2011 in het vrije verkeer zijn gebracht, mag op grond hiervan geen terugbetaling plaatsvinden van eventuele vóór die datum betaalde rechten.
4.6.
In de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1216/2014 van de Commissie van 11 november 2014 (PB L 329/14) is het volgende opgenomen:
[Inhoud]

5.Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft omtrent het geschil, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“5.1. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (GS) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.
5.2.
De rechtbank zal hierna beoordelen of indeling onder post 8517 (eiseres) dan wel post 8521 (verweerder) juist is.
5.3.1.
Uit de beschrijving volgt dat de producten gelet op hun kenmerken en eigenschappen geschikt zijn om videobeelden weer te geven. Uit de hoeveelheid aansluitingen die speciaal zijn aangebracht voor de weergave van video en het aantal videoformaten dat de producten ondersteunen, blijkt dat weergave van bewegende of stilstaande videobeelden de hoofdfunctie van de producten is. Dat de producten ook geschikt zijn om bij een geluidsinstallatie te plaatsen, om foto’s te bekijken, om radio te beluisteren via internet, om te fungeren als NAS na de inbouw van een harde schijf of om op internet te surfen, maakt dit niet anders. Voor het fungeren als NAS of om op internet te surfen dienen de producten te worden aangesloten op internet en dat is zonder een router niet mogelijk. Het is niet aannemelijk dat een gebruiker die over een router beschikt, de producten voornamelijk gebruikt om bestanden op te slaan of om op internet te surfen. Voor de [Model 1] en de [Model 3] geldt bovendien dat deze modellen niet over een bedieningsscherm beschikken, wat ze voor deze functies nog minder geschikt maakt. Gelet op de objectieve eigenschappen en kenmerken van de producten zijn de overige door eiseres genoemde functies ondergeschikt aan de hoofdfunctie die de producten hebben, namelijk videoweergave.
5.3.2.
Eiseres staat subsidiair indeling onder post 8543 voor, omdat zij van mening is dat het streamen c.q. het verbinden van apparaten een eigen functie is als bedoeld onder post 8543. Met toepassing van aantekening 3 op afdeling XVI moet de eigen functie als hoofdfunctie worden aangemerkt. Deze opvatting kan niet worden gevolgd. Blijkens de GS-toelichting op post 8543 kan indeling onder deze post alleen plaatsvinden indien het product niet is genoemd en niet is begrepen onder één der andere posten van dit hoofdstuk. Nu de producten, zoals hierboven vastgesteld, genoemd zijn onder post 8521, is indeling onder post 8543 niet aan de orde.
5.4.
De producten dienen te worden ingedeeld onder post 8521. Wat betreft de indeling is het gelijk aan verweerder.
5.5.
Tussen partijen is tevens in geschil of verweerder de douanerechten in strijd met artikel 220, tweede lid, aanhef en sub b, van het CDW heeft geboekt. Eiseres heeft gesteld dat de douaneautoriteiten met de globale controle en de verificatie aan de hand van bescheiden en het goedkeuren van de aangegeven goederencode als vermeld in de aangiften een actieve gedraging als bedoeld in artikel 220, tweede lid, aanhef, sub b, van het CDW hebben verricht. De douaneautoriteiten hebben zich vergist door de aangiften, zonder het opvragen van aanvullende informatie, zonder correcties te laten passeren. Eiseres kon deze vergissing redelijkerwijs niet ontdekken, omdat hoewel de indeling van de onderhavige producten complex is, zij door de bevindingen van de douane steeds werd bevestigd in haar mening dat de aangegeven GN-code juist was. Door zo te handelen heeft verweerder bij eiseres het vertrouwen gewekt dat de aangiften juist waren. Verweerder stelt zich op het standpunt dat van een vergissing geen sprake is, omdat de aangiften aan de hand van bescheiden zijn gecontroleerd en de door aangever verstrekte informatie onvoldoende was om tot een juiste indeling te komen.
5.6.
Uit artikel 220, tweede lid, aanhef en sub b, van het CDW volgt dat boeking achteraf van rechten bij invoer achterwege moet blijven indien het wettelijk verschuldigde bedrag aan rechten aanvankelijk niet is geboekt ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf die de belastingschuldige redelijkerwijze niet kon ontdekken en waarbij deze laatste zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld en aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan.
5.7.
Of sprake is van een vergissing van de douaneautoriteiten kan in het midden blijven. Voor een geslaagd beroep op artikel 220, tweede lid, aanhef en sub b, van het CDW is immers vereist dat aan alle aldaar gestelde voorwaarden wordt voldaan. De rechtbank is van oordeel dat eiseres de vergissing, zo hier al sprake van is, redelijkerwijze had kunnen ontdekken en motiveert dit als volgt. Eiseres heeft de mediaspelers aangegeven onder GN-code 8471 50 00. Mediaspelers worden reeds langere tijd ingevoerd en bij de douane aangegeven, hetgeen reeds voor 2009 herhaaldelijk heeft geleid tot het vaststellen van indelingsverordeningen voor dergelijke producten door de Commissie van de Europese Unie. Afhankelijk van de objectieve eigenschappen en kenmerken zijn de mediaspelers onder verschillende GN-posten ingedeeld, echter nimmer onder post 8471. Eiseres stelt dat de indeling van onderhavige materie complex is. Gelet op vorenstaande had zij echter betrekkelijk eenvoudig kunnen vaststellen dat de door haar gehanteerde indeling in elk geval onjuist is. Eiseres heeft de mediaspelers kennelijk onder deze onderverdeling ingedeeld zonder te controleren of deze onderverdeling juist is. Eiseres heeft aangevoerd dat haar opdrachtgever een marktdeelnemer is, die zich specialiseert in de bedrijfssector van mediaspelers en beschikt over specifieke technische kennis met betrekking tot de onderhavige goederen en dat de indeling tot stand is gekomen in nauwe samenwerking en in overleg met die opdrachtgever. Gelet op de beroepservaring van haar opdrachtgever en de veronderstelde deskundigheid bij de toepassing van de douanebepalingen bij eiseres, had zij bij een grotere mate van zorgvuldigheid bij de indeling van de mediaspelers op eenvoudige wijze kunnen constateren dat de mediaspelers niet onder de aangegeven GN-code konden worden ingedeeld. Het feit dat de onjuistheid van de aangegeven GN-code niet meer in geschil is, bevestigt bovendien dat eiseres destijds kennelijk onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht en een onjuist en onverdedigbaar standpunt had ingenomen. Dat sprake zou zijn van voortschrijdend inzicht en men de kennis van nu destijds ontbeerde, zoals eiseres heeft betoogd, maakt dit niet anders. Het feit dat de douane de aangiften na controle conform heeft bevonden, kan haar evenmin baten, omdat de gebezigde omschrijving in de aangiften en de overgelegde facturen niet dusdanig was dat de douane dit zonder een daadwerkelijke opneming van de goederen, eenvoudig had kunnen onderkennen.
5.8.
Indien eiseres haar aangiften met de van haar te verlangen zorgvuldigheid had nagekeken, had haar moeten opvallen dat deze onjuist waren dan wel naderhand redelijkerwijze kunnen ontdekken dat de douane, door deze te accepteren, een vergissing zou kunnen begaan.
5.9.
Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of aan de overige voorwaarden van artikel 220, tweede lid, aanhef en sub b, van het CDW is voldaan. Verweerder heeft terecht niet van de boeking achteraf afgezien en vervolgens op goede gronden de utb aan eiseres uitgereikt. Het gelijk is ook op dit punt aan verweerder.”

6.Beoordeling van het geschil

Indeling
6.1.
Partijen hebben zich ter zitting eenparig op het standpunt gesteld dat, voor wat de eerste zes cijfers betreft, de goederen dienen te worden ingedeeld onder postonderverdeling 8528 71 van de GN, onder verwijzing naar Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1216/2014 van de Commissie van 11 november 2014, en daarbij opgemerkt dat de in die Verordening aangewezen GN-onderverdeling 8528 71 91 ten tijde van de aangifte van de onderhavige goederen nog niet bestond. Het Hof zal het uitgangspunt van partijen volgen, nu van de juridische onjuistheid daarvan niet is gebleken.
6.2.
Belanghebbende bepleit indeling onder onderverdeling 8528 71 13, onder verwijzing naar een door haar overgelegde uitspraak van het Britse First-Tier Tribunal (de rechtbank rechtsprekend in eerste aanleg in het Verenigd Koninkrijk) van 22 januari 2015, nr. TC04248. Het Hof verwerpt dit standpunt. Wat er zij van het oordeel van deze rechter en afgezien van een mogelijk daartegen ingesteld hoger beroep, een apparaat dat, naar tussen partijen vaststaat, geen videotuner bevat, en naar zijn aard ook geen videotuner is, kan niet onder onderverdeling 8528 71 13 van de GN worden ingedeeld. Het Hof volgt niet de stelling van belanghebbende dat een apparaat als het onderhavige, gezien de ontwikkelingen in de informatietechnologie, niettemin als “videotuner” zou moeten worden aangemerkt. Apparaten als de onderwerpelijke, welke – naar niet tussen partijen in geschil is – thans onder GN-onderverdeling 8528 71 91 dienen te worden ingedeeld, behoorden tot de inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 620/2011 van de Commissie van 24 juni 2011 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 166/11, zie 4.4 en 4.5), te worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 8528 71 90. Zulks volgt uit de bewoordingen van de desbetreffende onderverdelingen en uit de onder 4.2 en 4.3 aangehaalde GN-toelichtingen.
6.3.
Voorzover belanghebbende een beroep doet op de Information Technology Agreement (ITA), heeft het volgende te gelden. De WTO-overeenkomsten behoren, gelet op de aard en de opzet ervan, in beginsel niet tot de normen waaraan het Hof van Justitie van de Europese Unie de wettigheid van de handelingen van de gemeenschapsinstellingen toetst. Slechts ingeval de Gemeenschap uitvoering heeft willen geven aan een in het kader van de WTO aangegane bijzondere verplichting of indien de gemeenschapshandeling uitdrukkelijk naar specifieke handelingen verwijst, staat het aan het Hof van Justitie de wettigheid van de betrokken gemeenschapshandeling aan de WTO-regels te toetsen (vgl. HvJ 1 maart 2005, C-377/02, Leon van Parys, punt 39 en 40, en de daar genoemde arresten). Geen van beide gevallen doet zich naar het oordeel van het Hof in casu voor. De omstandigheid dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 620/2011 van de Commissie van 24 juni 2011 het gemeenschappelijk douanetarief is gewijzigd om dit in overeenstemming te brengen met de verplichtingen die de Europese Unie op grond van de GATT 1994 heeft, doet aan dit oordeel niet af (vgl. r.o. 41 van vorengenoemd arrest Van Parys). Wel gebiedt de voorrang van door de Unie gesloten internationale overeenkomsten op teksten van afgeleid recht deze laatste voor zover mogelijk overeenkomstig deze overeenkomsten uit te leggen (vgl. HvJ 14 april 2011, British Sky Broadcasting en Pace, gevoegde zaken C-288/09 en C-289/09, ECLI:EU:C:2011:248, punt 38, en 22 november 2012, Digitalnet OOD e.a., gevoegde zaken C-320/11, C-330/11, C-382/11 en C-383/11, ECLI:EU:C:2012:745, punt 39). Een uitleg overeenkomstig de ITA kan evenwel niet zover gaan dat aan de bewoordingen van de GN-onderverdelingen voorbij wordt gegaan. Een en ander leidt tot het oordeel dat een beroep op de ITA er niet toe kan leiden dat het onderwerpelijke goed onder een andere onderverdeling van de GN wordt ingedeeld dan die welke ten tijde van de aangifte van kracht is, en evenmin tot gevolg kan hebben dat het ingevolge die onderverdeling geldende douanerecht niet of tot een lager bedrag wordt geheven.
6.4.
Alsdan komt - anders dan de rechtbank heeft geoordeeld - in het onderhavige geval nog slechts voor indeling in aanmerking de door de inspecteur uiteindelijk verdedigde GN-onderverdeling 8528 71 90.
Art. 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b CDW
6.5.
Het Hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat belanghebbende de vergissing van de douaneautoriteiten – aangenomen dat daarvan sprake is – in de gegeven omstandigheden had kunnen ontdekken, alsmede de gronden waarop deze beslissing rust. Hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, werpt geen ander licht op de zaak. Reeds daarom faalt het beroep op artikel 220, tweede lid, aanhef en onderdeel b CDW, nog daargelaten dat belanghebbende, door als omschrijving van de goederen in de aangiften slechts de bewoordingen van GN-onderverdeling 8471 50 00 “andere digitale verwerkingseenheden” te vermelden, niet aan alle voorschriften van de geldende bepalingen inzake de douaneaangifte heeft voldaan.
Slotsom
6.6.
Nu het douanerecht van GN-onderverdeling 8528 71 90 hoger is dan het bij de litigieuze uitnodiging geheven recht, is het bedrag van die uitnodiging in elk geval niet te hoog vastgesteld. De slotsom is dan ook dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

7.Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. A. Bijlsma, voorzitter van de douanekamer, B.A. van Brummelen en E. Polak, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. N.A.J. den Ouden als griffier. De beslissing is op 25 augustus 2015 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.